Verlaten door zijn vrienden en belaagd door zijn vijanden rest de Liberiaanse president Charles Taylor niets anders dan de ballingschap.

‘Jezus Christus is destijds ook beschuldigd van moord.’ Wanneer een radio-reporter van de BBC in een intussen legendarisch interview suggereert dat niet iedereen de president een warm hart toedraagt, en dat sommigen niet meer dan een moordenaar in hem zien, antwoordt Charles Taylor zoals alleen Charles Taylor dat kan. Verontwaardigd, maar verheven. Want hij is een misbegrepen leider, zo luidt het.

De flamboyante ijdeltuit heeft het ook vandaag vooral moeilijk met het gebrek aan steun van de internationale gemeenschap. Iedereen is intussen tégen hem: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, en de leiders van zowat elke buurstaat van Liberia. Zo is er Sierra Leo-ne in het westen, waar hij de grootste rebellenbeweging bewapent in ruil voor bloeddiamanten. En zo is er ook Guinee in het noorden, dat de rebellen tegen Taylor steunt omdat die het land in 2000 via rebellen uit Sierra Leone aanviel. En ten slotte heeft hij het evenzeer verkorven bij de machthebbers van Ivoorkust in het oosten, die een kleinere anti-Taylor-militie van wapens voorzien als antwoord op de deelname van Liberiaanse huurlingen aan de Ivoriaanse burgeroorlog, die nu officieel ten einde is.

En eigenlijk is het allemaal nog ingewikkelder. Maar zelfs bevoorrechte waarnemers zeggen dat de conflicten in West-Afrika ook voor hen niet goed meer te volgen zijn. Wie vecht tegen wie? Wie financiert wie? De enige zekerheid voor de West-Afrikanen is het systematische brutale geweld dat door alle partijen wordt gebruikt, en Taylor die altijd wel ergens mee in de slag zit.

Een Afrikaans spreekwoord zegt dat als twee olifanten vechten, vooral het gras daaronder te lijden heeft. Het is perfect van toepassing in Liberia en zijn buurlanden, al zijn er duidelijk meer dan twee olifanten in het spel. Economisch is de regio nu helemaal een rampgebied, en de wreedheden van de talrijke milities hebben grote delen van de bevolking getraumatiseerd. Afgehakte babyhandjes en kannibalisme zijn de meest gruwelijke misdaden die de buitenwereld ter ore komen, en ze worden toegeschreven aan de door Taylor gesteunde RUF-rebellen in Sierra Leone. De enige activiteit die nog veel geld in het laatje brengt, is de diamantsmokkel. De strijd voor de dure steentjes heeft totnogtoe al duizenden mensen het leven gekost, de minder ongelukkigen zijn honderden kilometers van hun thuis weggevlucht.

AFGESNEDEN OREN

Het is niet dat Charles Taylor een ongecultiveerde bruut is. Hij is alleszins niet helemaal ongecultiveerd. De man die in 1948 werd geboren als lid van een hooggeplaatste familie, heeft een opleiding genoten aan een befaamd college in de Verenigde Staten. Zijn vader behoorde tot de elite die sinds de onafhankelijkheid van het land in 1847 het land bestuurde. De oudste republiek op het Afrikaanse continent werd opgebouwd door de afstammelingen van de bevrijde slaven uit de VS. De hoofdstad Mon- rovia is vernoemd naar de vijfde Amerikaanse president, James Monroe (1817-1825) en ook de grondwet werd gebaseerd op het voorbeeld van de grote broer aan de overkant van de Atlantische Oceaan.

Liberia is nooit een kolonie geweest zoals andere Afrikaanse landen. Het werd niet bestuurd vanuit een of andere westerse hoofdstad, maar door een eigen ‘Americo-Liberiaanse’ toplaag. Al buitte die elite evengoed de inheemse volkeren uit: het land van de vrije slaven discrimineerde tot laat in de 20e eeuw een groot deel van zijn inheemse bevolking. Ook in Liberia moest rubber worden getapt voor de westerse industriële ontwikkeling.

Toch kende de kleine kuststaat tot 1980 een relatieve politieke rust. Aan de stabiliteit komt pas een einde wanneer de zittende president William Tolbert jr. op gewelddadige wijze van het toneel verdwijnt. De man wordt vermoord in zijn eigen paleis tijdens een militaire coup. Samuel Doe, een jonge sergeant uit de Krahn-stam, neemt de scepter in handen. Doe schort onmiddellijk de grondwet op en trekt alle macht naar zich toe. De jonge Charles Taylor, die in het verre Amerika al deelnam aan protesten tegen Tolbert, keert enthousiast terug naar zijn geboorteland en neemt een overheidsfunctie in het repressieve en corrupte regime van de nieuwe sterke man.

Taylor moet al snel weer de grote plas over, om te vluchten dit keer. Doe beschuldigt hem van zakkenvullerij bij het toekennen van overheidscontracten. Eens in de VS belandt Taylor voor die feiten alsnog in de gevangenis. Maar terwijl vanuit Liberia om zijn uitlevering wordt gevraagd, slaagt hij er samen met enkele anderen in te ontsnappen. Hoe hij dat flikte, is nog altijd niet duidelijk. Daarover bevraagd, antwoordt Taylor later dat ‘Onze Lieve Heer mij toen misschien gewoon wilde zegenen’. Nog later geeft hij toe dat hij gewoon de bewakers had omgekocht.

Het is dan 1985, een jaar waarin Doe ook voor het eerst vrije presidentsverkiezingen organiseert, na druk van de VS en andere donorlanden. Doe wint de stembusslag, maar dat levert de bevolking weinig op. Wanneer Taylor in 1989 vanuit Ivoorkust Liberia binnentrekt met slechts honderd manschappen, is het dan ook vooral door de steun van de bevolking en de onhandigheid van de regeringstroepen dat de machtsovername uiteindelijk slaagt. Net als zijn voorganger komt ook Samuel Doe onzacht aan zijn einde. Hij wordt geëxecuteerd door een splintergroep van de rebellen, maar niet voordat de dronken soldaten zijn oren hadden afgesneden.

LEKENPRIESTER

Gedurende de volgende jaren blijft de chaos compleet. Tijdelijke bestanden worden afgewisseld met bloedige burgerstrijd. Als er in 1997 onder internationale druk alweer verkiezingen plaatsvinden, wint Taylor die vooral met een belofte van vrede en veiligheid.

Voor zijn eigen veiligheid rekent de nieuwbakken president op een klein leger van lijfwachten. Die niet alleen de president moeten bewaken, maar ook elkaar in de gaten moeten houden. In de ogen van Taylor is niemand te vertrouwen. De bodyguards beschermen hem echter niet tegen de toenemende druk om een stap opzij te zetten.

Anno 2003 staan de rebellen van het LURD (Liberian United for Reconciliation and Democracy) die in 1999 Liberia zijn binnengetrokken, aan de poorten van Monrovia. De rest van het land is al in hun handen. En nu een VN-tribunaal hem onlangs heeft aangeklaagd voor oorlogsmisdaden, wegens zijn onrechtstreekse betrokkenheid bij de gruwelijkheden in Sierra Leone, is Taylor helemaal tot een internationale paria gedegradeerd. Zelfs moederland Amerika moet niet meer van hem weten, en weigert (voorlopig) troepen te sturen om de orde te herstellen. De Amerikanen hebben de handen vol in Irak, en zijn natuurlijk ook niet vergeten dat hun vorige interventie in Afrika, tien jaar geleden in het even chaotische Somalië, op een debacle is uitgelopen. De lynchpartijen waarvan Amerikaanse soldaten toen het slachtoffer werden, zitten nog vers in het geheugen.

Opgesloten in zijn paleis wacht de grote leider van weleer op hulp van buitenaf die nooit zal komen. Terugtreden lijkt onvermijdelijk, en dan is een vooraf geregelde ballingschap de enige uitweg om het lot van zijn twee voorgangers te ontlopen. De vraag is of het VN-tribunaal met die oplossing vrede wil nemen.

Als doopsgezinde lekenpriester kan hij alleen nog bidden dat God hem ook deze keer te hulp schiet. En hij kan misschien ook nog eens mijmeren over glorieuzer tijden. Over hoe hij begin jaren negentig, in volle burgeroorlog, op een West-Afrikaanse top in Burkina Faso verscheen in volledige gevechtskledij. En hoe hij daar van de luchthaven naar de topbijeenkomst reed, begeleid door rijen bodyguards, die hun kracht en loya-liteit bewezen door helemaal tot in de stad naast zijn voertuig te lopen.

Dat waren de momenten waarop Charles Taylor was wie hij wilde zijn. Of tenminste wie hij voor de buitenwereld wilde zijn: een krachtdadig en indrukwekkend leider, geliefd door zijn volk en gerespecteerd door zijn collega’s. Dat hij uiteindelijk herinnerd zal worden als een eeuwige onruststoker, een schijnheilige provocateur, een brutale krijgsheer en een principeloze plunderaar van zijn eigen land, heeft hij vooral aan zichzelf te wijten.

Gerry Meeuwssen

‘Onze Lieve Heer wilde mij toen misschien gewoon zegenen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content