De Britse premier John Major nam ontslag als voorzitter van de konservatieve partij. Zo kan hij straks misschien zichzelf opvolgen.

HET NIEUWS kwam toch nog onverwacht. De Britse premier John Major kondigde op een korte perskonferentie aan dat hij ontslag nam als voorzitter van de konservatieve partij. Het tijdstip leek slecht gekozen : vlak na een beslissende cricketmatch. Vergelijk het met een regeringsmededeling gedurende een voetbalmatch België-Holland. Maar de boodschap was dan ook niet bedoeld voor het grote publiek, wél voor de eigen partij. Dat de pers (na enkele vertrouwelingen) de primeur kreeg, verzekerde Major gedurende enkele dagen van gejubel in de kranten. Hij was ineens een “integer” man, hoewel zelfs de meest lovende kommentaren begonnen te struikelen bij de opsomming wat de man dan allemaal wel verwezenlijkt had. Eén verkiezing gewonnen, het vredesproces in Noord-Ierland op gang gebracht, de ekonomie weer aan de praat gekregen, de werkloosheid verminderd. Verre van slecht, op papier. Maar het helpt Major aan geen spatje populariteit hij is de minst populaire premier sinds de Tweede Wereldoorlog en ook niet aan stemmen. Zijn partij verloor alle tussentijdse verkiezingen.

Het zag er dus naar uit dat Major op het volgende partijkongres in november zwaar onder vuur zou geraken. En dat daar dan hoe dan ook een nieuwe partijleider zou verkozen worden. Door zelf ontslag te nemen, bespaarde Major zichzelf en zijn partij vier maanden van interne ruzie. Bovendien kon hij meteen werk maken van het ronselen van steun bij de (327) konservatieve parlementsleden, de enigen die stemmen.

De regels van de verkiezingen zijn eenvoudig : donderdag 29 juni moeten de kandidaten zich bekend maken. Ze hebben twee parlementsleden nodig die zich achter hun kandidatuur zetten. Dinsdag 4 juli volgt de eerste stemronde. Wie dan de meerderheid haalt plus 15 procent meer stemmen dan de tweede, wordt voorzitter. Slaagt niemand daarin, dan volgt een tweede stemronde met nieuwe kandidaten. Dan pas begint de thriller.

EUROPA.

Want in die eerste stemronde worden de zogenaamde stalking horses vooruitgeschoven, kandidaten die louter dienen om te zien hoe de kaarten liggen. Dat is nu meer dan nodig. Want de hele herrie binnen de konservatieve partij draait om Europa en het Britse lidmaatschap daarvan. De strekking-Major stelt dat Groot-Brittannië wel degelijk een rol heeft te vertolken binnen de Europese Unie, al was het maar om Groot-Brittannië te verzekeren van een stem in de beslissingen en van invloed in de groeiende markten van Centraal- en Oost-Europa. Buitenland-minister Douglas Hurd was daarvan een goed voorbeeld. Zijn ontslag geeft Major de kans om een totaal andere regering te vormen en daarbij critici om te kopen met een belangrijke post.

De Eurosceptics schuiven minister van Tewerkstelling Michael Portillo als boegbeeld naar voren. Voor hen kreeg Europa té veel politieke macht zodat Londen de greep op zijn eigen zaken voelde verslappen. Er kan met die EU wel handel gevoerd worden, maar niets meer.

Achter die ruzie gaan twee grote illuzies schuil. Eén : dat de Britse kiezer écht wakker ligt van het probleem Europa en alles wat dat vertegenwoordigt éénheidsmunt, één politiemacht, één kontrolerend gerechtshof. Europa namelijk is géén tema. De Labour-partij van Tony Blair ligt ver vooruit in de opiniepeilingen omdat ze haar campagne precies laat wortelen in populaire tema’s als de strijd tegen de misdaad, betere huizen en scholen, betaalbare gezondheidszorgen, lagere hypoteken voor huiseigenaren. Daar ligt de Britse kiezer wakker van, niet van het gesteggel over een Europese eenheidsmunt in 1999.

De tweede illuzie is op termijn veel gevaarlijker omdat de geruststellende toon ervan op valse bodems ligt. Europa de schuld geven van alles wat misgaat, is hetzelfde als beweren dat Groot-Brittannië zonder Europa eindelijk een eiland van rust wordt, waar lage inflatie, lage belastingen, kleine regeringen en moderne bedrijven het leven tot een lust verheffen. Deze illusie is al oud. Ze berust op de waan dat het eigen land het centrum van de wereld én van een al lang niet meer bestaand imperium is.

Jammer genoeg kreeg de Britse pond een zwaardere klap van het feit dat de Bondsrepubliek geen renteverlaging aankondigde dan van het ontslag van Major. En besliste oliereus Shell toch maar tot ontmanteling aan land van het omstreden olieplatform Brent Spar, één uur nadat de Britse regering haar volle steun aan de dumping had toegezegd. Het geeft aan hoe geïsoleerd de regering optreedt en tegelijk hoe weinig beslissingskracht ze heeft.

Binnen de zichzelf verscheurende konservatieven tellen die overwegingen voorlopig niet. Daar luidt het dat Europa en alleen Europa de partij zo diep verdeelde. Maar als puntje bij paaltje komt, wordt er niet gestemd voor of tegen Europa, maar vòòr de kandidaat die de parlementsleden het meeste kans biedt om hun zetel te houden. Dit nu speelt vreemd genoeg in het voordeel van Major. Hij liet namelijk verstaan dat hij verkiezingen uitroept als hij de steun van zijn partij verliest. Dat is zijn goed recht : een premier die door zijn partij naar huis wordt gestuurd, kan eisen dat hij mag ophouden met regeren. Ook Margaret Thatcher trad af als premier, nadat ze niet langer het vertrouwen had van haar partij. Ze werd zonder algemene verkiezingen opgevolgd door Major die ze naderhand zwaar bekritizeerde.

Maar spoedige algemene verkiezingen zitten voor de konservatieve partij niet in geschenkpapier gewikkeld. Ze betekenen integendeel naar alle waarschijnlijkheid de zwaarste nederlaag uit de partiijgeschiedenis. De 200 (van de 327) parlementsleden die dan hun zetel dreigen te verliezen, zullen zich wel twee keer bedenken voor ze de premier wegstemmen. Of die vorm van eigenbelang de eenheid binnen de konservatieve partij versterkt, is een heel ander probleem.

M.V.

John Major : “Genoeg is genoeg. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content