De bronstijd heeft nog altijd zijn geheimen niet prijsgegeven.

De “Ilias” en de “Odyssea” van de “blinde zanger” Homeros gaan over de oudste gebeurtenissen die zich in “Europa” afspeelden. De verhalen werden gebundeld rond 750 vóór Christus, maar handelen over situaties van zo’n 400 jaar eerder. Ook al zijn het geen ooggetuigenverslagen, toch ligt een historische realiteit aan de basis ervan. Dat heeft de archeologie intussen bewezen. Uit de werken van Homeros komt een wereld naar voor van nijdige of genereuze goden, tragische helden en oorlogszuchtige Grieken en Trojanen.

Dit kleurrijke beeld – zoals ook blijkt uit de bloemrijke taal van Homeros – getuigt wel van enige dichterlijke vrijheid, want het wordt genuanceerd door de droge informatie uit dezelfde periode. Die informatie is te vinden op de kleitabletten uit Mycene met het oudste Europese ontcijferde schrift, het lineair B. De tabletten zijn administratieve stukken, met gegevens over de handel en over de rijkdom van de vorst: hoeveel schapen hij bezat bijvoorbeeld en hoeveel herders.

De periode waarover het hier gaat, wordt traditioneel de “bronstijd” genoemd en wordt even traditioneel gesitueerd tussen 2400 en 600 vóór Christus. De benaming is afkomstig van Christian Jürgensen Thomsen (1788-1865), de directeur van de Koninklijke Antiquiteitencollectie in Kopenhagen, de voorloper van het Nationalmuseet. De man kreeg geen zicht op zijn antieke collecties en in 1836 besloot hij die in te delen volgens het materiaal waaruit zij gemaakt waren. Zo ontstond de terminologie: steentijd (neolithicum), bronstijd en ijzertijd. Die perioden zijn niet strak af te bakenen en schommelen ook naar gelang van de plaats waar restanten werden gevonden. Hoe dan ook, de bronstijd dankt zijn naam aan een nieuw materiaal, het brons, een legering van 90 procent koper en 10 procent tin. Voor het eerst konden nu bijvoorbeeld wielen met spaken worden gemaakt, zodat de handel en de oorlogsvoering er helemaal anders gingen uitzien.

Naar voorbeelden in het Midden-Oosten ontstond er omstreeks 2000-1900 op het eiland Kreta een stadscultuur met het paleis van Knossos als centrum. Daar regeerde volgens de legende koning Minos, die zijn naam gaf aan de Minoïsche beschaving. Een vergelijkbare cultuur ontstond omstreeks 1500 op het Griekse vasteland met Mycene als centrum. Volgens Homeros was Agamemnon daar koning. Vast staat dat het lineair A (niet ontcijferd) en het lineair B er ontstonden, en dat laatste was een “Griekse” taal.

DE ZONNEWAGEN VAN TRUNDHOLM

De Myceense beschaving zou gedurende een paar eeuwen het Middellandse-Zeegebied beheersen en zij had ook contacten met volkeren in Centraal- en Noord-Europa. Ook daar werden later veel bronzen voorwerpen gevonden. Voor het eerst in de geschiedenis was er op het Europese continent een gemeenschappelijke cultuur, met brons als bindmiddel. Vandaar ook dat de Raad van Europa graag gangmaker wilde zijn van de tentoonstelling “Goden en helden uit de bronstijd”. Eerst was die te zien in Kopenhagen, nu is ze in Bonn, en daarna gaat ze naar Parijs en Athene. Met 250 stukken uit 23 Europese musea wordt er een wereld opgeroepen waarover niet veel met zekerheid kan worden gezegd. Archeologen en kunsthistorici hebben veelal het gissen naar de betekenis van de voorwerpen. Bovendien werden Knossos, Mycene en Troje welbewust opgegraven, de meeste vondsten in Centraal- en Noord-Europa zijn toevalsvondsten. Dat betekent meteen dat de “context” van deze vondsten veelal verloren is en hun betekenis vaag blijft. Zo was er is 1902 een Deense boer die fragmenten vond van wat de “Zonnewagen van Trundholm” zou worden genoemd. De bronzen wagen met spaken en met een “zonneschijf”, die langs een kant met bladgoud is bedekt, staat prominent vooraan in de expositie, maar de betekenis ervan is duister.

Er is geen enkele tekst die zegt dat het om een “zonneschijf” gaat, maar omdat de zon ook in andere culturen wordt vereerd, wordt dat ook hier verondersteld. Hetzelfde geldt voor de vier puntige, gouden kegels, die gevonden werden in Frankrijk en Duitsland/Zwitserland. Ze passen op het hoofd van een volwassen man en het verband met rituelen en priesters is gauw gelegd. Hoe dan ook, het zijn staaltjes van perfecte goudsmeedkunst, want ze werden uit één blokje goud gehamerd. De grootste is zo’n 60 centimeter hoog, weegt 490 gram en is flinterdun (0,06 millimeter). Vragen blijven er ook bij de betekenis van het depot van bronzen bijlen uit Hongarije, de gouden en bronzen grafgiften van een vrouw in Polen, de stèles met tekeningen in Noord-Italië en Spanje, de sierlijke muziekinstrumenten uit Denemarken, de rotstekeningen in Zweden en de marmeren idolen van de Cycladen. De tentoonstelling blijft altijd intrigeren, zeker omdat de relatie gelegd wordt tussen de culturen van heel “Europa”.

“Götter und Helden der Bronzezeit. Europa im Zeitalter des Odysseus” in de Kunst- und Ausstellungshalle in Bonn. Tot 22/8.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content