FRANS VERLEYEN
HET STAAT BLIJKBAAR IN DE STERREN GESCHREVEN dat alle Belgen ervan dromen voltijds Europeaan te mogen worden. Als het ware met Beethovens ode aan de vreugde op de lippen stevenen zij eendrachtig met Duitsers, Fransen en nog wel tien andere naties op de grote eenmaking af. Binnen een jaar of drie zullen ze zelfs, van Lapland tot Gibraltar en van Bordeaux tot Frankfurt aan de Oder of Thessaloniki, met hetzelfde geld betalen. Gedaan met wisselkantoren aan de grenzen zoals met die grenzen zelf. Weg met het vervelende en verlieslatende omruilen van munten, schommelende koersen, nationale devaluaties en dies meer. Laat de banken maar iets anders verzinnen om stilletjes te zitten verdienen aan onze reizen en internationale betalingen.
Boven dat ekonomisch en menselijk prettige perspektief komen nochtans wolken hangen. Monetaire weerberichten uit vooral Brussel, Rome en Athene maken melding van aldaar door plaatselijke regeringen opgestapelde staatsschulden die het dubbele of meer bedragen van wat toegelaten is om, even goed als de meer spaarzame en produktievere landen, dezelfde euro-bankbiljetten te mogen gebruiken. Hun beleid is niet serieus genoeg om dat stevige geld, bedoeld als een kopie van de Duitse mark, waardig te zijn. In het stilaan welbekende verdrag van Maastricht spraken de landen die aan de Unie willen deelnemen af wat daar ekonomisch en budgettair voor nodig is : beperkte inflatie en rentepeil, langdurig (minstens twee jaar) stabiele wisselkoersen, begrotingstekort van hoogstens 3 en overheidsschuld van maximum 60 BBP-procent. Niet eens de helft van de gegadigde lidstaten zal zich aan die afspraken kunnen houden.
Daarom worden vooral de Duitsers onrustig. Hun minister van Financiën Theo Waigel en Bundesbank-president Hans Tietmeyer herhalen steeds vaker : liever geen of een uitgestelde monetaire unie dan een slechte, met partners die geen gezond aandeel kunnen inbrengen. Die waarschuwing geldt met name ook voor België en onrechtstreeks Frankrijk. Maar premier Dehaene en minister Maystadt (net zoals Alain Juppé trouwens) blijven doen alsof hun neus bloedt. Geen toegangsticket voor de EMU krijgen, lijkt hen zo onvoorstelbaar dat ze die objektieve mogelijkheid geestelijk verdringen. Ze hopen op een gunstmaatregel. En dat is niet de enige eigenaardigheid in hun optreden. De andere is dat de Belgische bevolking, voor zover ze de technische kanten van de EMU begrijpt, nauwelijks wordt geïnformeerd, laat staan geraadpleegd, over een zo vitale kwestie.
Niets is zo politiek, hangt sedert alle tijden zo nauw samen met beschavingen (dus kultuur) en geordende gemeenschappen als de soorten geld die ze gebruiken en erkennen. Met wat goede wil kan men zelfs zeggen dat in het verleden van een grote of kleine “natie” pas sprake kon zijn nadat ze geleerd had haar specifiek eigen daalders, duiten, franken, roebels, peso’s, florijnen of ponden in aarden potten op te bergen. Er bestaan in de geschiedenis van de wereld tienduizenden namen voor betaal-eenheden waarin groepen zich kollektief herkenden doordat ze er een gezamenlijk afgesproken waarde aan toekenden. Daarom laten, net zoals drieduizend jaar geleden, keizers of koningen nog altijd hun portret op geldstukken en bankbriefjes zetten.
Een eigen, lokale munt afschaffen om ze te vervangen door een die “van elders” komt, is een hachelijke operatie. Het woord “munt” zelf heeft al iets mysterieus. Het komt uit het antieke Rome, van de aan Juno Moneta gewijde tempel waar uit ruw metaal goud- en zilverstukken werden geslagen. Juno was de oppergod en zijn bijnaam kwam van het werkwoord “monere”, waarschuwen. Geld had en heeft te maken met onzekerheid, grillig lotgeval en zich daartegen tijdig indekken. De psychologie van het geld (bezit, ruil, ontbreken ervan) is oeroud. Ze zegt iets over de diepere betekenis van het menselijk streven. Daarom spreekt zelfs de bijbel er vaak over. Jezus van Nazareth brengt het verhaal van bij voorbeeld de goed of slecht beheerde talenten, en dat woord is gewoon de naam van een toen in Palestina gangbare munt-eenheid.
Een samenleving die gemeenschappelijk geld gebruikt, kan er geen andere zijn dan een die dezelfde beschaving wil delen : gelijke sociale, kulturele en ekonomische beginselen, dus ook een zelfde politieke ordening. Grieken, Portugezen, Finnen en Belgen zullen even samenhorig moeten denken en voelen over de kollektieve inrichting van het leven als de dollar-Amerikanen dat doen. Dat is geen voor de hand liggende opdracht. Zonder politieke versmelting van de Europese-Unielanden heeft de invoering van een gemeenschappelijke munt weinig zin. Het kan niet dat vijftien en straks nog meer regeringen die het niet volkomen eens zijn over onder andere buitenlandse politiek, militair beleid, kernwapens, milieubescherming, sociale wetgeving en de plaats van migranten kortom over het Europese mensbeeld een zo “intieme” band als monetaire lotsverbinding weten vol te houden.
DAT LAATSTE IS DE KERN VAN DE ZAAK. Het verbaast dat daarover sedert de ondertekening van het Maastrichtse verdrag bijna niet gesproken is, wellicht omdat in verschillende Europese landen het nationalisme weer aan het toenemen is. Ook in Parijs en Berlijn, de eigenlijke hoofdrolspelers in het EU-projekt, zetten regeringen en politieke partijen hun binnenlandse eigenschappen en identiteiten weer graag extra in de verf. Iemand als de gaullistische president Chirac, die de grandeur française aan het heruitvinden is en daarvoor zelfs de Stille Oceaan op stelten zet, past hoegenaamd niet in het brede beeld van een grooteuropese beschaving.
Het is dus geoorloofd te twijfelen aan de haalbaarheid, tijdigheid en goede zin van de EMU, zolang de onderbouw ervan zo broos blijft. Heel wat westerse regeringen voeren momenteel een harde sociale politiek en sparen zich in paniek te pletter om straks te mogen toetreden tot een monetaire klub die er misschien helemaal niet komt. Die toestand zou geen taboe mogen blijven in het parlementaire debat.