Marnix Verplancke

De Welshe Lorna Sage overschouwt haar eenzame jeugdjaren in ‘Kwaad Bloed’.

Lorna Sage, ‘Kwaad Bloed’, Atlas, Amsterdam, 320 blz., euro 19,90 euro.

Misschien niet de origineelste, maar zeker de meest tekenende woorden die Lorna Sage ooit uitsprak, zijn: ‘Ik wil niet schrijven als een academicus, maar wel als de literatoren die ik bestudeer’. Naast haar baan als hoogleraar Engelse literatuur aan de University of East Anglia hield ze er dan ook een bloeiende recenseerpraktijk op na, onder meer voor het dagblad The Observer en het blad New York Review of Books. Hoogtepunt uit haar niet-academische carrière is ongetwijfeld Kwaad Bloed, waarvoor ze in 2001, een week voor haar dood, de Whitbread Biography Award kreeg.

De aanleiding tot het schrijven van dat boek was het overlijden van haar moeder elf jaar eerder, en het feit dat de vrouw wellicht een paar keer te veel had gezegd dat Lorna net haar grootvader was. ‘Ik was als een ganzenkuiken dat achter de eerste de beste moederfiguur aanloopt, die het ziet’, schrijft ze, en ‘hij was mijn zwarte baken’.

Lorna Sage werd in 1943 geboren in het Noord-Welshe plaatsje Hanmer. Haar vader diende in het leger en haar moeder woonde bij haar ouders in: een Anglicaanse priester – vandaar de kleur van dat baken natuurlijk – en zijn onwillige, mannenhatende vrouw Hilda, die hele dagen in bed lag en de News of the World, een Britse tabloid-zondagskrant, van de eerste tot de laatste pagina las.

Kleine Lorna trok elke dag op met haar opa. Ze gingen samen naar de kerk, waar ze op het kerkhof mocht spelen, waarvoor de andere kinderen haar met argusogen bekeken. Hij vertelde haar mooie, fantasierijke verhalen; nam haar mee naar zijn bureau, waar hij zijn preken schreef; en zag er zelfs geen graten in haar te introduceren in de lokale pub, wat hem een paar kwade blikken opleverde en een uitbrander van Hilda. Want opa was niet onbesproken.

Later ontdekte Lorna dat hij een relatie had gehad met een verpleegster en dat hij zich vervolgens door een vriendin van haar eigen moeder liet verleiden. Bovendien dronk de man iets te graag een fles miswijn, waardoor de notabelen van Hanmer hem algauw met de nek aankeken en hij een aanstelling in een grotere parochie mocht vergeten.

Lorna’s jeugdige leven werd getekend door verdriet en eenzaamheid. Op haar negende stierf opa en verhuisde het gezin, inclusief Hilda, naar een nieuwbouw doorzonwoning, die iedere stoffige romantiek ontbeerde en waarvan het meisje dan ook liever wegbleef. Zeker nadat bij haar kleine broertje polio vastgesteld werd en zij daardoor een stuk minder aandacht kreeg. Lorna begon door het land te dwalen, maar besefte al snel dat er iets aan haar leven ontbrak: ‘Je lanterfant veel overtuigender als je het gevoel hebt, al is het nog zo vaag, dat je een plicht verzaakt, en dat miste ik.’ Daarom gooide ze zich op de literatuur en de studie van het Latijn, de taal van de doden, in haar geval die van haar opa. En in iedere saaie verbuiging of vervoeging hoorde ze zijn demonstratief geërgerde stemgeluid en zijn preekstijl.

Met zulk een ingesteldheid was ze natuurlijk gevoelig voor al wat verloren dreigde te gaan, voor een wereld die zijn einde gestaag naderde. Ze las Thomas Hardy en zag in zijn beschrijving van het verdwenen Wessex een parallel met wat er in Hanmer gebeurde. Het was zoals de introductie van myxomatose – zodat de konijnen niet langer een groot deel van de oogst zouden verorberen – een stap naar een efficiëntere landbouw, die zorgde voor een wekenlange stank en wolken vol vliegen. Toen ze zag hoe boer Hunt, een man die vooral met zijn vuisten sprak, zijn zoon de mestvaalt induwde en daarna zijn vrouw bij de haren greep en haar op de keukentafel verkrachtte, vroeg ze zich af of dat wel degelijk inherent deel uitmaakte van het traditionele leven in Hanmer, of het niet eerder een symptoom was van de veranderingen die op til waren, en of Hunts gedrag geen woeste stuiptrekking was van het verleden, een roep van een man in nood.

Vagelijk schokkend

Naast persoonlijke memoires is Kwaad Bloed vooral een beschrijving van hoe de maatschappij op korte tijd immens veel veranderde. Op haar zestiende wordt Lorna zwanger. Het is de tijd van Elvis Presley en Cliff Richard. De jongens laten hun bekken trillen als een riet en de meisjes voelen zich alsof ze constant op een grote Summer Holiday zijn. De opening van het schoolbal door de schooldirectrice gaat niet langer gepaard met een onschuldige speech van de directrice, maar ze gaat – zij het heel omfloerst via de termen vrijheid en verantwoordelijkheid – in op de kern van de zaak.

‘Het was allemaal vagelijk schokkend’, merkt Sage op, ‘alsof je door een politieman werd gekieteld.’ Maar het is geen politieman, maar wel een naar bier stinkende jongeman die haar te grazen neemt en die haar gedurende de volgende maanden ongemerkt zal ontmaagden. Lorna trouwt met de jongen, kan school blijven lopen, doet succesvol examens na de bevalling en is zelfs in staat om naar de universiteit te gaan, wat een paar decennia eerder, toen de kinderen van Hanmer voorbestemd waren om ‘putjesschepper’ te worden, totaal ondenkbaar was. Maar rebels zijn, vergt ook zijn tol: Oxford en Cambridge schreven getrouwde vrouwen slechts in als ze drieëntwintig of ouder waren, en op een reguliere beurs voor een andere universiteit hoeft ze ook al niet te rekenen. Het kwade bloed van haar opa speelde Lorna Sage duidelijk ook parten, alleen leefde zij in een tijd die uiteindelijk wel een ontsnappingsmogelijkheid bood.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content