DOOR FRANS VERLEYEN

EEN VAN DE MEEST GEBRUIKTE WOORDEN in de beschrijving van de hedendaagse mens en zijn wereld is : crisis. De voorbije halve eeuw bracht het naoorlogse West-Europa tot de hoogste economische en sociale bloei uit zijn geschiedenis. Toch kan men de jaren waarin niet van crisis werd gesproken op de vingers van één hand tellen. En ook vandaag, zo leren ons de opiniepeilers, vinden de meeste Vlamingen dat hun samenleving diep in de puree zit.

Vreemd genoeg is bijna iedereen daarvan overtuigd, behalve voor zichzelf. Het eigen materiële levenspeil wordt aangevoeld als heel behoorlijk, maar het collectieve beeld is somber. Allemaal met zichzelf tevreden mensen vinden dat ze samen bang en ongelukkig zijn. Die psychologische tegenstrijdigheid tussen ik en wij moet een oorzaak hebben.

De meest gehoorde verklaring is die van de over-informatie. Mensen van nu worden onophoudelijk bestookt met boodschappen, berichten en gegevens. Tussen het ochtendnieuws en de avondlijke televisie ligt een dag vol krantenkoppen, reclameborden, verkeersmeldingen, computerpapier, gesprekken en vergadernota’s. Vrijwel elke man of vrouw is permanent op de hoogte van de stand der dingen. De maatschappij verneemt alles wat goed of fout loopt snel en massaal. Verstand en gevoel zijn voortdurend in beweging. Op die manier raakt het geheugen echter overladen en moet ballast worden afgeworpen. Alleen het meest schrille nieuws blijft wat langer hangen. Dat veroorzaakt eenzijdige gevoelens van malaise, gevaar en onzekerheid.

Een bekend gezegde luidt dat gelukkige volkeren geen geschiedenis hebben. Daarmee wordt bedoeld dat ze niet opgenomen staan in het grootboek van de talloze oorlogen, natuurrampen, hongerplagen en andere vormen van onheil. Ze hebben stil geleefd, onopgemerkt door de kroniekschrijvers. Een bekende variant hierop ligt in het zinnetje : geen nieuws is goed nieuws. Daarom krijgen de media geregeld het verwijt te horen dat ze bij voorkeur kwalijke feiten en toestanden melden. Een verslag over tien procent werklozen kan inderdaad worden omgekeerd tot een zonnig verhaal over negentig procent van de bevolking die wèl werk heeft. Dat noemt men dan ?positieve berichtgeving? en die ontbreekt veel te vaak, zogenaamd.

Vorige week had een Nederlands politicus het op de radio nog maar eens over de gekke-koeienziekte. Daarbij deed hij een opvallende uitspraak : ?Het moet nu maar eens gedaan zijn met het rondslepen van afgejakkerde dieren over heel Europa. Als alle landen rustig thuis hun vee fokken en consumeren, is het probleem van de baan.? De overdonderende eenvoud en juistheid van die opmerking, bevat de kiem van een tweede en zeer bruikbare theorie over het maatschappelijke crisisgevoel. Die kan worden samengevat tot : ook gelukkige individuen hebben geen geschiedenis. Hun bestaan verloopt bedaard, enigszins anoniem en natuurlijk.

Er heerst, zowel in de literatuur als in gewone kroeggesprekken, een wijd verspreid heimwee naar simpele manieren van leven, vaste waarden, betrouwbare cyclussen, innerlijke vrijheid, eerlijke landschappen en wat we over het algemeen authenticiteit noemen. Naar die teloor gegane dimensies gaan we niet zelden vruchteloos op zoek tijdens vakanties en toeristische reizen. We leven blijkbaar met een onderhuids gemis, een onuitgesproken verlies. We hebben onszelf in een toestand van geestelijke crisis gebracht en dat valt aan alles te merken : in de versplinterde postmoderne kunst, mega-architectuur, ruimtelijke wanorde, verkeersellende, gewantrouwd voedsel, filosofische verwarring en ook het gewone denken van alledag.

Wie eens een inventaris maakt van de thema’s die de dagelijkse lectuur van zijn krant domineren, zal tot de slotsom komen dat hij voortdurend en vaak nogal heftig in beslag wordt genomen door een bestaansbeleving, en de beschrijving ervan, met een laag gehalte aan gewoonheid, aan normaliteit. Het mediaklimaat doet vergeten dat de doorsnee-mens, jong of oud, die onze beschaving haar gezicht geeft, weinig of niets te maken heeft met de blikvangers en chronische ?hoofdpunten? in het nieuws dat hem omspoelt.

Drugs, euthanasie, asielzoekers, misbruiken in abortusklinieken, het bruto binnenlands product, de rock-scène, wapenwedloop, bende van Nijvel, dakloosheid, aids, misbruik van kinderen, lady Di : het aantal mensen dat met die feiten en toestanden persoonlijk in aanraking komt of er een belang aan ontleent, is statistisch gering. En toch wordt in het collectieve bewustzijn de indruk gewekt dat het leven en de werkelijkheid bijna uitsluitend uit die elementen zijn opgebouwd. Omdat dat niet zo is maar alleen zo lijkt, is de maatschappelijke omgeving waarin iedereen ronddoolt eigenlijk een fictie. De ongewoonheid wordt de maat der dingen.

Op een rare manier geldt dat ook voor de politieke wereld. Normaal zou die eenvoudige publieke goederen moeten voortbrengen : algemeen onderwijs, volksgezondheid, milieuzorg, binnenlandse veiligheid, objectieve rechtspraak, infrastructuur. Daar zijn, gezien de nationale rijkdom, in beginsel genoeg mensen en geld voor beschikbaar. Niettemin is het bestel op al die domeinen vastgelopen in bijna onwezenlijke problemen zoals de staatsschuld, de files en de verstoorde arbeidsmarkt.

ER WERDEN GEEN OPLOSSINGEN GEVONDEN terwijl het politieke bedrijf nochtans nooit zo duur en druk deed als nu. Het wemelt er van verkozenen, kabinetsleden, partijbeambten, regeerders en snelle wagens. Het houdt zich bezig met onoverzichtelijk veel onderwerpen. Maar dat zijn dus zie boven de oneigenlijke, fictieve ingrediënten van de politiek. Ze gaan gepaard met allerlei tactische modellen voor het bereiken van meer macht, kiezers, werkmiddelen en liefst ook een hoog inkomen voor de mandatarissen. Ze bevatten veel intrige, rivaliteit en weinig kameraadschap of intellectuele rust. Ze behoren tot dezelfde virtuele realiteit als de samenleving die hen opjaagt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content