“Ik denk dat het het best zou zijn om heel Kosovo zo snel mogelijk over te dragen aan de lokale bevolking.” En: “Milosevic blijkt altijd sterker en slimmer dan zijn tegenstander en de oppositie is weer lekker verdeeld.” Volkskrant-reporter Michel Maas over de oorlog in Kosovo en de huidige situatie aldaar.

Toen Michel Maas in april 1998 in Kosovo arriveerde, had hij geen idee wat hem te wachten stond. Zeker ging het er toen al hard toe, maar dat het zou uitlopen op een echte oorlog in het hart van de Balkan, had ook hij niet verwacht. In maart 1999, na de mislukking van de Albanees-Servische onderhandelingen in Rambouillet, barstte de hel los. In de nacht van 23 op 24 maart vielen de eerste NAVO-bommen op Servische stellingen.

Maas heeft het allemaal meegemaakt op het terrein. Wekenlang trok hij te voet door de Servische provincie waarvan de bodem in bloed werd gedrenkt. Zijn ervaringen als oorlogscorrespondent bundelde Maas in het zopas verschenen boek Kosovo, verslag van een oorlog. Met Michel Maas spreken we ook over een actueel probleem. Op 19 september moet het UCK volgens de internationale afspraken ophouden te bestaan. Volgens Maas is die afspraak door de feiten achterhaald.

Toen u in april 1998 in Kosovo aankwam, hadden Servische politiemannen de dorpen Prekaz en Lausa al aangevallen, zogezegd omdat het bolwerken waren van de Kosovaarse bevrijdingsorganisatie UCK. Onder de 53 slachtoffers bevonden zich twaalf kinderen en veertien vrouwen. Het geweld was al op gang gekomen?

Michel Maas: Prekaz was een vreselijke slachtpartij, een enorme tactische blunder van de Serviërs. Tot die tijd was het UCK – als de mensen al wisten dat het bestond – niets meer dan een rebellengroepje, zeg maar een illegale bende. Maar doordat de Serviërs zo genadeloos de hele familie Jashari hadden afgeslacht, inclusief vrouwen en kinderen, zijn meteen alle herinneringen aan Bosnië weer opgelaaid. Op slag waren het UCK en de Albanezen in Kosovo de slachtoffers en de Serviërs waren meteen alweer de smeerlappen. Die moordpartij was niet alleen heel slecht, maar ook heel stom. Als de Serviërs dat UCK met normale middelen hadden bestreden, zoals de Engelsen dat met de IRA deden, als de Serviërs een beetje een fatsoenlijker oorlog hadden gevoerd, dan had alles anders kunnen lopen. Dan was het lang niet zeker geweest dat de Albanezen en het UCK de sympathie van de hele wereld hadden gekregen.

In Amerika en ook bij ons wordt wel eens beweerd dat dit de eerste oorlog is in de geschiedenis die om puur humanitaire redenen werd gevoerd?

Maas: Er was een humanitaire aanleiding. Die aanleiding hadden de Amerikanen nodig om in actie te komen. Voor die tijd golden er heel andere principes. Tot dan was het Westen bang van een algehele Balkan-oorlog waarin alle omringende landen betrokken zouden geraken. Er waren geopolitieke angsten. De Russische president Jeltsin deed uitspraken die deden vrezen voor de uitbarsting van een Derde Wereldoorlog. Ik denk ook dat de internationale gemeenschap een NAVO-probleem had. Het Westen trad al jaren te weinig doortastend op, had niet het lef om iets te doen. Ze konden zich niet veroorloven dat verder te laten aanslepen zoals in Bosnië, want dat zou het einde van de NAVO betekend hebben.

In elk geval zou niemand de NAVO nog serieus hebben genomen als ze na al haar dreigementen deze keer weer van ingrijpen zou hebben afgezien. Het humanitaire aspect had de NAVO nodig om de publieke opinie in Amerika mee te krijgen. De Amerikaanse politici moesten het thuis kunnen verkopen. De massale exodus van de Albanezen heeft daarbij geholpen. Zonder de steun van de Amerikaanse publieke opinie was er geen sprake van geweest dat er ook maar een soldaat naar Kosovo had kunnen worden gezonden. Daarom waren de Amerikaanse leiders ook zo huiverig voor slachtoffers. Toen die Apaches begonnen neer te storten in Albanië, besloot de NAVO zeer snel die tuigen niet in te zetten. Ze waren bang dat de Apaches neergeschoten zouden worden door de Serviërs. Dan zouden de Amerikanen zich hebben afgevraagd: “Wat doen die jongens daar, is het wel de moeite waard?”

Wat stelt het UCK eigenlijk voor, is het een organisatie die in staat is een politiek programma te formuleren?

Maas: Je hebt verschillende stromingen in dat UCK. Maar welke stroming nu de bovenhand heeft, is niet helemaal duidelijk. Wat ik ervan bespeur, is dat het harde Albanese nationalisme begint te winnen. De Kosovaren beginnen ten overstaan van de internationale gemeenschap het gevoel te ontwikkelen van: “Ze moeten zich niet met onze zaken bemoeien, we zullen alles wel oplossen volgens onze eigen maatstaven en ideeën.” Ik ben benieuwd hoever dit zal gaan. Officieel en in het openbaar is het UCK nog steeds heel democratisch. Het onderhandelt en gedraagt zich volgens alle afspraken, het doet zaken met generaal Mike Jackson en de VN. Maar officieus heeft het UCK Kosovo min of meer overgenomen. Het begint te regisseren wat daar gebeurt. Je ziet dat bijvoorbeeld in Orahovac, waar de Albanese bevolking zich tegen de komst van de Russische troepen verzet.

Daar hebben de Serviërs zich dan ook vreselijk gedragen tijdens de oorlog.

Maas: Dat is zo. De Albanezen zijn gekant tegen de Russen die ze wantrouwen als bondgenoten van de Serviërs. Maar de Albanese protesten in Orahovac en op andere plaatsen maken wel de indruk dat ze georganiseerd zijn. Bijna alle functionarissen – de burgemeesters bijvoorbeeld – die het nu in Kosovo voor het zeggen hebben, komen voort uit het UCK. Ze waren ter plaatse toen de oorlog uitbarstte. Ze organiseerden tijdens de oorlog alles in de dorpen en ze zijn dat blijven doen. Het UCK is natuurlijk niet opgezet als een politieke organisatie.

Ik vind dat het beter zou zijn als het UCK gewoon zou worden wat het is, namelijk een leger of een nationale garde. De UCK’ers zouden daarmee zelf tevreden zijn. Dan hebben ze een positie waarin ze kunnen doen wat ze geleerd hebben, waarvoor ze hun opleiding hebben gekregen. Dat zou ook een positie zijn die de Albanezen in Kosovo zou geruststellen. Hun gevoel van veiligheid zou door het bestaan van dat leger, hoe klein het ook is, toenemen.

Bovendien zou het ook een erkenning zijn van het UCK dat toch veel offers heeft gebracht om die oorlog te doorstaan. Dat is iets waarmee in de internationale politiek te weinig rekening wordt gehouden. Een UCK-leger zou een elegante oplossing zijn, want dan kun je buiten dat UCK om ook politieke partijen gaan vormen, zodat je het UCK tenminste toch losmaakt van de dagelijkse politiek.

De KFOR en de NAVO worden door de Albanezen in Kosovo steeds meer beschouwd als een bezettingsmacht?

Maas: Ja, en zo gedraagt de KFOR zich soms ook. Op dit ogenblik zijn ze alles: politieagent, bezettingsmacht, bevrijders. Dat alles is met elkaar vermengd, zodat een heel ondoorzichtige situatie is ontstaan. Er is geen eigen politie van de Albanezen, ze hebben niets voor zichzelf. De KFOR maakt de dienst uit. Ze zou wat meer haast kunnen maken met de oprichting van een lokale politie. Ze zou wat meer duidelijkheid kunnen verschaffen over de toekomst van het UCK, want formeel geldt nog altijd de afspraak dat het UCK op 19 september ophoudt te bestaan.

Er heerst te veel formalisme in het internationale kamp. Er zijn afspraken gemaakt, en die moeten blijkbaar hoe dan ook worden nageleefd, ook al zijn ze achterhaald. Toen de internationale gemeenschap Kosovo binnentrok, golden de afspraken die in Rambouillet waren gemaakt. Formeel was dit het enige stuk papier waar handtekeningen op stonden. Maar de afspraken van Rambouillet houden geen rekening met wat in de tussenliggende maanden is gebeurd: de etnische zuiveringen, de moordpartijen, de oorlog. Het is een kluwen. Iedereen heeft zijn zeg en ze moeten het allemaal met elkaar eens worden: de VN, de NAVO, de EU, de tientallen NGO’s, de OVSE, de Russen.

Op korte termijn dreigt Kosovo een beetje dezelfde problemen te krijgen als Bosnië. Ik denk dat zelfs generaal Mike Jackson het liefst met het UCK een afspraak zou maken over de oprichting van een UCK-leger, maar hij kan dat niet doen want hij heeft er niets over te vertellen. Al die internationale organisaties verzanden in hun eigen kleine lokale bureaucratieën. Ze zijn bezig met beuzelarijen en verliezen uit het oog waar het allemaal voor dient. Om het samen te vatten: ik denk dat het het beste zou zijn om heel Kosovo zo snel mogelijk over te dragen aan de lokale bevolking.

Wat dat ook moge betekenen voor de Servische minderheid in Kosovo? De Hongaarse schrijver György Konrad werd in het Westen tegengesproken toen hij beweerde dat de KFOR zou dienen om de uittocht van de Serviërs te begeleiden. Nu blijkt dat hij overschot van gelijk had.

Maas: Je moet erkennen dat die Serviërs maar het best kunnen vertrekken. Dat vinden zij trouwens zelf ook. Prettig lijkt me het leven niet voor een Serviër in Kosovo op dit moment. Maar zelfs als ze niet vertrekken, denk ik niet dat de Serviërs allemaal vermoord zullen worden. Dat zou me erg tegenvallen van de Albanezen. Ook als er een paar blijven, zullen we op basis daarvan toch niet kunnen spreken van een multi-etnische samenleving.

Wat je in Kosovo zal overhouden, zijn een paar Servische enclaves, goed afgeschermd van de buitenwereld. Het Albanese Kosovo zal zich van die Servische enclaves niets aantrekken. Ik denk dat het realistisch is om dit feit te accepteren. In elk geval moet in Kosovo gezorgd worden voor een wetgeving die de rechten garandeert van de overblijvende Serviërs. Mochten enkele tienduizenden Serviërs van plan zijn om binnen een paar jaar terug te keren, dan moet juridisch die mogelijkheid bestaan. Een minimum is toch dat de wetgeving deugt, want als de mensen niet deugen, moet je wel daarop terugvallen.

Zit er systeem in de gewelddadige aanpak van de Serviërs in Kosovo?

Maas: In het begin had ik het idee van niet. Ik dacht dat het ging om acties van Albanese heethoofden die buiten de controle van het UCK vielen. Maar de vasthoudendheid waarmee het gebeurt, wijst er inderdaad wel op dat er systeem in zit, dat het UCK zich daar in elk geval niet tegen verzet. Ik sprak onlangs met UCK-commandant Gent Bajraj, een hardliner. Toen ik hem vroeg wat hij van het lot van de Serviërs vond, repliceerde hij kort en afdoend: “De Serviërs bevinden zich nu in een positie die ze zelf hebben veroorzaakt.”

Is dat de algemene stemming onder de Albanezen?

Maas: Ik denk het wel. Ik ken veel jonge, intelligente mensen in Pristina, die net als iedereen in Brussel of Amsterdam op Internet zitten en die heel erg openstaan voor wat er in de hele wereld gebeurt. Dat zijn geen bekrompen geesten. Zelfs die mensen hoor je zeggen dat de Serviërs allemaal maar moeten weggaan. Ze hebben hun recht om in Kosovo te zijn, verspeeld.

Voor je het weet, zit je in Kosovo in een systeem dat inzake radicalisme en etnische zuiveringen het spiegelbeeld is van dat van Belgrado?

Maas: Daar moeten de Albanezen erg voor oppassen. Ze moeten ervoor zorgen dat niet de verkeerde mensen aan de macht komen en dat er geen UCK-monocultuur ontstaat.

Had de Kosovaarse president Rugova geen machtwoord kunnen spreken om de Albanezen in Kosovo in toom te houden?

Maas: Rugova is nooit de man geweest die duidelijke uitspraken heeft gedaan, die de mensen heeft gezegd wat ze moeten doen en laten. Hij is de leider geweest van het democratische en het publieke geweldloze verzet. Maar nooit was hij een leider die op de barricades sprong, toespraken hield of zijn mensen motiveerde. Toen het UCK optrad, heeft hij over zijn optreden nooit een duidelijk standpunt ingenomen. Het leek wel alsof het allemaal langs hem heen ging. Rugova heeft zichzelf eigenlijk buitenspel geplaatst. Van de mensen in zijn partij, het LDK, ben ik nooit diep onder de indruk geweest. Eigenlijk was het hele LDK niet veel meer dan Rugova zelf. Veel ideeën zaten er ook niet achter, behalve dat Kosovo zelfbestuur moest krijgen en dat de rechten van de Albanezen moesten worden hersteld. Maar daar was iedereen het wel mee eens. Toen het hard tegen hard ging en iedereen er meer en meer van overtuigd raakte dat de enige oplossing een onafhankelijk Kosovo zou worden, heeft Rugova geen stelling meer ingenomen. Toen had hij moeten zeggen: “De tijd van geweldloos verzet is voorbij, we zitten volop in de strijd om Kosovo te bevrijden.” Of hij had moeten zeggen: “Het UCK moet ermee ophouden, we moeten iets anders proberen.” Hij had een keuze moeten maken, en dat heeft hij niet gedaan.

In november zijn er verkiezingen in Servië. Hoe sterk staat president Milosevic ervoor?

Maas: Verkiezingen kan je altijd manipuleren. Zeker als je, zoals Milosevic, het leger en de politie achter je hebt staan. En ook alle apparatsjiks die deze verkiezingen moeten organiseren. In het leger zijn er wel reservisten die hier en daar een kruispunt blokkeren met een tank omdat hun soldij niet betaald is, maar de top van het leger is nog steeds trouw aan Milosevic. Wat er tijdens de verkiezingen gaat gebeuren, is moeilijk te voorspellen, want de meeste protesten zijn niet erg groot en zijn qua omvang zeker niet te vergelijken met de straatprotesten in Belgrado twee jaar geleden. Ook die protesten hebben uiteindelijk weinig opgeleverd. Milosevic blijkt altijd sterker en slimmer dan zijn tegenstander en de oppositie is weer lekker verdeeld. Ik denk dat november voor een omwenteling nog te vroeg is.

Blijft na het verdwijnen van Milosevic alles hetzelfde in Servië?

Maas: Dat geloof ik niet. De volgende Servische leider zal sowieso meer zaken willen doen met het Westen. Daarom alleen al zal hij zich anders opstellen. De Serviërs moeten ergens het geld vandaan halen voor de heropbouw. Milosevic heeft Servië leeggezogen, die optie is dus vervallen. Ik denk niet dat er nog iemand in Servië te vinden is die zo geobsedeerd is door de macht als Milosevic. Afgezien daarvan hebben de Serviërs ook wel het gevoel dat de hele wereld tegen hen is, dat niemand hen begrijpt. Ze voelen zich erg miskend. Ze zijn teleurgesteld dat de wereld de kant van de Albanezen en de moslims heeft gekozen, en niet de kant van het christelijke broedervolk. Dat argument krijg je steeds weer te horen: “De internationale gemeenschap heeft een afkeer van Servië.”

Is dat dan niet zo?

Maas: Nee, dat geloof ik niet, al is het waar dat de wereld niet helemaal begrijpt wat daar gebeurt. Maar of het veel zou uitmaken, als de wereld het nu wel zou begrijpen, dat weet ik niet. Ik geloof niet dat dit echt het probleem is.

Hebben de Serviërs dan geen gelijk als ze zeggen dat een man als de Kroatische president Tudjman even erg is als de Servische president Milosevic?

Maas: Dat zeggen de Serviërs zelf, dat ze altijd voor erger worden gehouden dan de anderen. Tudjman is ook een vreselijke man, en iedereen ziet naarstig uit naar zijn dood. Natuurlijk zou je hem net zo moeten behandelen als Milosevic, alleen heeft hij Kroatië iets meer geopend naar de rest van de wereld. Tudjman heeft internationaal een iets slimmere politiek gevoerd, zijn land minder geïsoleerd en zich na de oorlog ook geen nieuw wapengekletter meer gepermitteerd. Servië echter kan de boodschap heel slecht overbrengen en gedraagt zich ontzettend onhandig.

Kosovo, verslag van een oorlog, Michel Maas, De Bezige Bij, 180 blz., 500 fr.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content