FRANK VANDENBROUCKE: ‘We moeten de macht van de politiek in ere herstellen’

FRANK VANDENBROUCKE: 'Publipart? SP.A-voorzitter John Crombez trekt de enige juiste conclusie: strenge regels en volstrekte transparantie.' © FRANKY VERDICT

Wordt de populistische storm in het Westen aangeblazen door de globalisering? Frank Vandenbroucke gelooft van niet. Hij meent dat we de macht en de kracht van de politiek onderschatten. En dat de socialisten weer wat meer zichzelf zouden moeten zijn.

Goed vijf jaar geleden ruilde Frank Vandenbroucke zijn politieke carrière in voor een academische loopbaan. Het is een overstap die hij, anders dan nogal wat van zijn rode en minder rode vrienden, niet bijzonder lijkt te betreuren. Waarom zou hij ook. Vrijwel meteen na zijn adieu kon Vandenbroucke aan de slag als onderzoeker en hoogleraar aan de KU Leuven. Al snel volgde een leerstoel aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck in Antwerpen, en sinds 2015 is hij ook hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer dan als politicus lijkt Vandenbroucke zich in zijn sas te voelen als onderzoeker. Toch zul je hem nauwelijks een kwaad woord horen zeggen over zijn vorige habitat. In tegenstelling tot veel collega-academici gelooft Frank Vandenbroucke nog altijd heilig in de kracht en de macht van politiek. Al moet hij ook zelf toegeven: voor deze gelovigen zijn het harde tijden.

‘Het lijdt geen twijfel dat dit slecht is voor de politiek, en in dit geval in het bijzonder voor de SP.A in Gent’, zegt Vandenbroucke over het Gentse Publipart-dossier. ‘Maar de snelle reactie van Tom Balthazar getuigt wel van een grote zin voor politieke verantwoordelijkheid, en ik denk dat John Crombez vervolgens de enige juiste algemene conclusie trekt: strenge algemene regels voor iedereen en volstrekte transparantie.’

Voor wie eraan mocht twijfelen: de academicus Frank Vandenbroucke volgt de politieke actualiteit nog altijd op de voet. Maar ook het omgekeerde – de politieke actualiteit volgt zijn academisch onderzoek – is helemaal waar. Recent publiceerde Vandenbroucke samen met onder meer Bea Cantillon (Universiteit Antwerpen) een boek over veertig jaar leefloon. De inkt was nauwelijks droog of de bevindingen uit het boek werden nog eens onderstreept door nieuwe cijfers.

Het aantal leefloners is ook vorig jaar weer fors gestegen. Hoe zorgwekkend is die evolutie?

FRANK VANDENBROUCKE: Die cijfers zijn als de kanaries in de koolmijnen. Ze vertellen ons iets over de problemen die in de gangen van ons socialezekerheidssysteem ontstaan. De forse stijging is zeker zorgwekkend, niet het minst omdat het bestaansminimum destijds is bedacht als een laatste vangnet voor mensen die we niet kunnen helpen met de bestaande systemen. Dat vangnet is bewust georganiseerd op lokaal niveau, via de OCMW’s, met de bedoeling individueel maakwerk te leveren. Maar dat maakwerk kun je natuurlijk niet leveren als het, zoals vandaag, om meer dan 120.000 mensen gaat. Men zou kunnen beslissen om de begeleiding te versterken, maar ik zie dat punt niet op de politieke agenda staan.

Minister van Maatschappelijke Integratie Willy Borsus (MR) zei vorige week dat de stijging een gevolg is van de migratiecrisis.

VANDENBROUCKE: Migratie is niet de belangrijkste oorzaak. Het speelt een rol, maar minstens even belangrijk zijn fenomenen als de individualisering – jongeren én ouderen komen er vaker alleen voor te staan – en de verharding in de samenleving. Daar komt ook nog bij dat de overheid onder meer de voorwaarden voor de werkloosheidsvergoeding heeft verstrengd.

Heeft het zin om die voorwaarden te verstrengen als dat leidt tot een forse stijging van het aantal leefloners?

VANDENBROUCKE: Activering heeft zin. Als bevoegd minister was ik voor een kordaat beleid op het vlak van werkloosheid, en dat ben ik nog steeds. Als samenleving mag je duidelijke voorwaarden stellen aan iemand die een uitkering geniet, en mag je een sanctie opleggen als die voorwaarden aan de laars worden gelapt. Ongetwijfeld leidt zo’n beleid ertoe dat meer mensen bij het OCMW moeten aankloppen. Maar het zet mensen ook aan het werk.

Werk is vandaag niet langer een garantie tegen armoede.

VANDENBROUCKE: Het klopt dat, ondanks de gunstige werkloosheidscijfers in Vlaanderen, de koopkracht aan de onderkant van de samenleving achteruit is gegaan. Ik hoef niet te benadrukken dat ook dat een zorgwekkende evolutie is.

Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA) denkt daar ietwat anders over. Zijn devies: ‘Liever working poor dan non-working poor‘.

VANDENBROUCKE: Hij vergist zich. Natuurlijk is arm en werkloos zijn twee keer erg. Maar dat geldt evengoed voor iemand die arm is en werkt. Wie geen fair loon krijgt voor zijn werk zal zijn plezier in en motivering voor dat werk heel snel verliezen. Ik vind die uitspraak van Bracke dus nogal, hoe zal ik het zeggen, wereldvreemd. (grijnst)

Volgens professor internationale betrekkingen Jonathan Holslag (VUB) is het probleem breder. Hij beweert dat door de globalisering de hele westerse middenklasse vandaag in een hoog tempo verdwijnt.

VANDENBROUCKE: Ik vind dat een veel te dramatische en fatalistische visie. Het klopt dat de koopkracht van het doorsneegezin in bijvoorbeeld Nederland en Groot-Brittannië belangrijke klappen heeft gekregen. Maar dat is niet overal in Europa het geval. Om dicht bij huis te blijven: in België houdt de koopkracht van het gemiddelde gezin al bij al goed stand.

Fenomenen zoals de brexit, Donald Trump of Geert Wilders worden vandaag geduid als een reactie op de globalisering. Die zou de westerse middenklasse decimeren en de ongelijkheid snel doen toenemen.

VANDENBROUCKE: Die verklaring is te simplistisch. In veel gevallen is ze zelfs onjuist. De grote ongelijkheid die ontstaan is in bijvoorbeeld de Verenigde Staten heeft niets te maken met globalisering en alles met beleid. Waarom hebben de topinkomens in de VS tijdens de jaren tachtig zo’n hoge vlucht genomen? Economen die dat fenomeen hebben onderzocht, zien maar één goede verklaring: de drastische verlaging van de marginale belastingtarieven onder president Ronald Reagan. Een beleidsmaatregel dus. Hetzelfde gaat op voor de armoede en de ongelijkheid in Groot-Brittannië. De armoede en de ongelijkheid zijn er tussen het begin van de jaren tachtig en het midden van de jaren negentig spectaculair toegenomen. De belangrijkste invloed was hier een politieke: het thatcherisme. Iets dergelijks zien we nu in Nederland. De middenklasse krijgt daar, ondanks de lage werkloosheid, inderdaad stevige klappen. Maar minder dan met de globalisering heeft dat te maken met een bijzonder zwaar saneringsbeleid. Met andere woorden: de politiek is nog altijd bijzonder machtig. Ik vind dat we die macht wat vaker onder ogen moeten zien, en in ere herstellen.

Wat u zegt, spoort niet met de bevindingen van de vooraanstaande Amerikaans-Servische econoom Branko Milanovic. Zijn befaamde ‘olifantencurve’ laat zien dat in het Westen de lagere middenklasse de prijs betaalt voor de globalisering. Hun lonen dalen, terwijl die van de elite vrolijk blijven stijgen.

VANDENBROUCKE: Laat me eerst iets algemeens zeggen. Economen zoals Branko Milanovic en zeker ook Thomas Piketty hebben prachtig werk geleverd. Maar wij mogen dat werk niet te sterk vereenvoudigen. Het werk van Piketty wordt vandaag vaak gereduceerd tot een ijzeren wet: ongelijkheid ontstaat omdat het rendement op kapitaal groter is dan wat de groei van de economie oplevert. Nu heeft Piketty zelf heel expliciet gezegd dat dit verhaal niet de belangrijkste oorzaak is van inkomensongelijkheid. Technologische evoluties en belastingpolitiek zijn volgens hem minstens zo belangrijk. In zijn boek maakt hij vooral duidelijk dat de economische geschiedenis een geschiedenis is van chaos en dat je, om de economie te doorgronden, de chaos moet begrijpen. Mensen hebben de neiging om theorieën te vereenvoudigen en houvast te zoeken in een simpele verklaring. Ik verzet me daartegen. De wereld zit niet zo simpel in elkaar, eenvoudige verklaringen kunnen dus ook geen houvast bieden. Houvast moet je zoeken in principes. In een moreel kompas.

Om terug te keren naar Milanovic: u gelooft niet in zijn verklaring dat populisme het protest is van de verliezers van de globalisering?

VANDENBROUCKE: Globalisering kan, via een aantal ingewikkelde mechanismes, een invloed hebben op inkomensverdeling. Maar er zijn meer doorslaggevende factoren. Kijk naar wat er de afgelopen jaren in de Europese Unie is gebeurd. We hebben heel grote schokken gezien in het inkomen van Spanjaarden, Grieken en Italianen. Maar die grote schokken hadden niets te maken met de globalisering, en alles met het slecht functioneren van de euro. Wij zijn met de muntunie een huis beginnen te bouwen, maar hebben verzuimd om er een dak op te zetten. Er zijn geen stabilisatiemechanismes.

Nog één keer Milanovic. In Humo maakte hij een pertinente analyse. Door het verdwijnen van de grote fabrieken wordt werk meer en meer geïndividualiseerd. Er ontstaat een nieuwe, jonge klasse van zelfstandigen, freelancers of werknemers in kleine gespecialiseerde bedrijven die één op één onderhandelen met werkgevers. Voor die jongeren zijn vakbonden de verdedigers van belangen van oudere werknemers ‘die een statuut hebben waar zij alleen van kunnen dromen’.

VANDENBROUCKE: Die evolutie verdient inderdaad alle aandacht. In de grote fabrieken had je onder werknemers een relatief gelijke loonverdeling, bewaakt door sociaal overleg. Dat weefsel brokkelt sterk af. De vraag is dan hoe je in zo’n samenleving nog een sociaal overleg kunt organiseren. Ik vind dat een zeer belangrijke vraag. In Nederland heb je nu een massieve toename van de zogenaamde ZZP’ers, de zelfstandigen zonder personeel. Binnen die groep vind je zeker jonge, ondernemende avonturiers met mooie succesverhalen. Maar er zijn er ongetwijfeld ook veel die voor dat statuut kiezen bij gebrek aan een echt arbeidscontract. Dat gaat dan over mensen die geen behoorlijke ziekteverzekering of pensioensverzekering hebben. Ik denk dat men in Nederland paal en perk zou moeten stellen aan dat fenomeen, en dat kan ook. Want het is niet de Europese Commissie of de globalisering die dat fenomeen veroorzaakt. Het wordt georganiseerd door Den Haag, dat beslist om daar belastingvoordelen aan te koppelen.

Trouwens, je moet zulke evoluties niet alleen vrezen in Nederland. De helft van de Italiaanse werknemers heeft geen toegang tot de werkloosheidsuitkeringen als ze zonder werk komen te zitten, wat meteen ook verklaart waarom de schokdempers bij een economische crisis in Italië niet werken. Het brengt me bij de kern van wat ik wil vertellen. Wij moeten het sociaal-politieke overleg herwaarderen. Dat is geen swingende boodschap, maar ze is wel belangrijk. Als we dat niet doen, zal het gevoel dat men er alleen voor staat en niet beschermd wordt alleen nog maar groter worden.

En dan zal het populisme nog verder toenemen?

VANDENBROUCKE: Ik lees vandaag net iets te veel mensen die hun oude ideeën recycleren om ze te verkopen als hét wapen tegen het groeiende populisme. (lacht) Die fout wil ik niet maken. Al geloof ik wel dat we, bijvoorbeeld door een breed gedragen akkoord over een nieuw pensioenstelsel, het vertrouwen van de mensen hadden kunnen herstellen. Een goed pensioenstelsel is een stelsel waarin mensen op een bepaalde dag, op basis van hun eigen voorkeuren, een toereikend pensioen kunnen opnemen. Ons pleidooi was: leg een duidelijk maatschappelijk contract vast, en bouw daarrond behoorlijk wat vrijheden. Die boodschap is niet aangekomen. Ik zeg niet dat dit hét recept was tegen populisme, maar zulke akkoorden kunnen mensen wel wapenen tegen de angsten voor globalisering, vergrijzing en vereenzaming.

Het verzet van Waals minister-president Paul Magnette (PS) tegen het handelsakkoord CETA kun je ook in dat kader bekijken. Internationale handelsakkoorden nemen een stuk bescherming en nationale vrijheid weg.

VANDENBROUCKE: Ik had een dubbel gevoel bij dat verzet. In de weken voor het akkoord spitste Magnette de kritiek toe op de arbitrage bij geschillen, die in deze akkoorden door speciale rechtbanken gebeurt (het Investment Court System, nvdr.). Dat is een relevant punt. Ik heb het moeilijker met de kritiek die zegt dat zulke akkoorden tot grotere ongelijkheid en wilde liberalisering zullen leiden. Die kritiek klopt niet, en zeker niet in het geval van CETA, dat door velen als een progressief handelsakkoord wordt omschreven. Ik zou hier ook een pragmatisch argument willen inbrengen. Zeker met de Amerikaanse president Donald Trump aan de horizon lijkt het mij belangrijk dat Europa een trans-Atlantische vrijhandelszone verdedigt. Ik heb het dan niet alleen over economische maar ook over geopolitieke belangen. Je mag het gevaar van Trump hier echt niet onderschatten. Denk aan de Amerikaanse Smoot Hawley-wet uit 1930, die grote importheffingen oplegde. Het gevolg was een wereldwijde golf van protectionisme en dramatisch welvaartsverlies. Dat risico dreigt vandaag opnieuw, en lijkt mij veel zwaarwichtiger dan het risico van eventuele negatieve effecten van een handelsakkoord als CETA.

Met het Centre for European Policy Studies werkte u een voorstel uit dat EU-landen beter moet beschermen tegen grote economische schokken en werkloosheid. U pleit voor een soort verzekeringsfonds, gebaseerd op solidariteit tussen de lidstaten. Mogen we dat, gezien de huidige context, een naïef pleidooi noemen?

VANDENBROUCKE: Dat spreek ik niet tegen. Ik pleit voor meer stabilisatoren in de EU, bijvoorbeeld in de vorm van een verzekeringsfonds dat nationale werkloosheidsstelsels ondersteunt als die het moeilijk krijgen. Ik besef goed dat je zoiets vandaag in Duitsland niet verkocht zult krijgen, en dat het bij de belangrijkste Europese leider, bondskanselier Angela Merkel, vandaag bijzonder moeilijk ligt. Toch heeft het zin. Het Europese huis is nog niet stabiel. Wij moeten blijven nadenken over maatregelen die de architectuur kunnen verbeteren, ook al is daarvoor op dit ogenblik niet zo veel politieke steun.

Die Duitse weigerachtigheid is misschien ook niet zo gek. De Europese geschiedenis heeft geleerd dat landen die zich goed beschermd voelen zich graag bezondigen aan ‘moral hazard‘: roekeloos gedrag.

VANDENBROUCKE: Dat was precies de boodschap die ik onlangs heb gegeven in een speech voor de Portugese en Spaanse regeringsleiders. Wij mogen niet losjes over de terechte zorg heen lopen die met name de Duitsers en Nederlanders hebben. In de goeie jaren van de EU hebben we gezien dat de Spanjaarden en Italianen lonen uitkeerden die veel te hoog lagen in verhouding met de productiviteit. Ik denk dat je daar heel duidelijk in moet zijn. Als Spanje en Portugal meer bescherming willen in de EU moet je ook harde afspraken maken over de eigen verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld op het vlak van activering van werklozen en het loonbeleid. Het is een vorm van wederkerigheid, een logisch principe, maar het ligt vandaag gevoelig.

Zal Duitsland milder worden als voormalig Europees Parlementsvoorzitter Martin Schulz bondskanselier zou worden?

VANDENBROUCKE: Ik denk dat we met Schulz meer openheid kunnen krijgen. Ik heb veel respect voor Merkel, maar meer economische solidariteit tussen de verschillende lidstaten was zéker voor haar partij nog meer een taboe dan solidariteit in de migratiecrisis.

Sinds Schulz zich kandidaat stelde, schiet de socialistische SPD als een raket omhoog in de peilingen. Hebt u daar een verklaring voor?

VANDENBROUCKE: Alle sociaaldemocratische partijen worden vandaag geconfronteerd met hetzelfde probleem. Als ze grote partijen willen blijven, dan moeten ze grote tegenstellingen in de samenleving overbruggen. Denk aan de tegenstelling tussen mensen die bang zijn van migratie en mensen die deze angst niet voelen. Om die spreidstand te maken, heb je leiders nodig die authentiek, robuust en betrouwbaar overkomen. Ik vermoed dat veel Duitsers die eigenlijk sociaaldemocraten zijn dat de afgelopen jaren bij Merkel hebben gevonden. Schulz incarneert die eigenschappen meer dan zijn voorgangers.

Kan uw SP.A iets leren van Schulz?

VANDENBROUCKE: Het is te vroeg om daar iets zinnigs over te zeggen. Het is ook niet mijn ambitie om de schoonmoeder van de socialistische partij in Vlaanderen te spelen.

VANDENBROUCKE: … compleet tegenstrijdig waren aan elkaar. (lacht) Dat zegt natuurlijk alles over mijn vorige punt: socialisten moeten vandaag veel verschillende visies en overtuigingen verbinden. Ik vond het wel boeiende lectuur. Ik heb een gedachte van de filosofe Alicja Gescinska onthouden. Ze raadde linkse politici aan om zich ver te houden van al te utopische idealen. ‘Als politici te hoog zweven, maakt de burger een diepe val.’ Die visie sluit sterk bij mijn overtuiging aan. Je moet het vertrouwen winnen door Kleinarbeit: concrete aanpassingen, aan concreet bestaande systemen.

We moeten weerstaan aan de verleiding om nieuwe, flitsende ideeën in het leven te roepen. Zo geloof ik niet in het basisinkomen. De hoofdopdracht van de sociaaldemocraten vandaag lijkt mij de bestaande instellingen en systemen door de storm te loodsen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over het sociaal overleg, de vakbonden en de werkloosheidsstelsels. Die moeten we beschermen en waar nodig hervormen.

Volgens schrijver David Van Reybrouck is de klassieke democratie ten dode opgeschreven.

VANDENBROUCKE: Hij heeft me absoluut niet overtuigd.

Zijn basisstelling valt moeilijk te weerleggen: de slagkracht van en het vertrouwen in de klassieke democratie zijn in vrije val.

VANDENBROUCKE: De macht van de volksvertegenwoordiging is inderdaad getrivialiseerd, ten voordele van de uitvoerende macht. De reële macht ligt vandaag vooral bij de internationale concerns, de Europese Commissie, het Europese Hof of de Europese Centrale Bank – die zijn inderdaad weinig doorzichtig. Uiteraard is dat geen goeie evolutie, maar ik denk niet dat Van Reybrouck de juiste oplossing aanreikt. Hij stelt voor om de volksvertegenwoordiging te vervangen door een bij loting samengesteld panel. Gesteld dat dit een nuttige maatregel is – wat ik ten zeerste betwijfel – verander je niets aan het echte probleem: de technocratische besluitvorming.

Hoe breng je die macht terug naar het volk?

VANDENBROUCKE: Ik word niet warm van deze discussie. De belangrijkste problemen van vandaag hebben weinig te maken met democratische besluitvorming, en veel meer met gebrek aan consensus. Was de laatste eurocrisis een probleem van gebrek aan democratie? Natuurlijk niet. De kern van het conflict was een verschil in hoe er in verschillende landen over de munteenheid wordt gedacht. Zolang Duitsers in meerderheid denken wat de Duitsers denken, en de Grieken in meerderheid denken wat de Grieken denken, heb je een – in de kern overigens zeer democratisch – conflict. Dat conflict gaat over inhoud. Over de muntunie dus, en over het feit dat wij nog geen duidelijke afspraken of consensus hebben over hoe die moet functioneren. Omdat die politieke consensus er niet is, ligt de verantwoordelijkheid om ons schip overeind te houden vandaag bij de Europese Centrale Bank, een instelling die inderdaad niet democratisch gecontroleerd wordt.

Omdat de democratieën er zelf niet uit raken, delegeren ze de macht naar niet-democratische instellingen.

VANDENBROUCKE: Inderdaad. Omdat de basisconsensus ontbreekt, schuiven we de hete aardappel door naar technocratische instellingen. Dat is kwalijk, maar er is wel een oplossing voor. U wierp me daarnet voor de voeten dat mijn voorstellen die de Europese constructie moeten stabiliseren naïef zijn, en dat is in zekere zin ook waar. Toch is het precies over dit soort beschermingsmechanismes dat het gevecht moet gaan.

Tot slot. U verricht vandaag veel denkwerk. Zou u dat werk niet graag opnieuw in de praktijk brengen en mee aan het roer staan?

VANDENBROUCKE: Er zijn veel roeren, gelukkig maar. (lacht) Economen zoals Piketty of Milanovic doen niet rechtstreeks aan politiek, maar ze leveren wel prachtig werk dat indirect invloed heeft op hoe we onze samenleving proberen te organiseren. Ik probeer nuttig werk te doen, als hoogleraar, maar bijvoorbeeld ook als lid van de Commissie Pensioenhervorming.

Dat uw aanbevelingen voor een belangrijk deel in de wind geslagen werden, frustreert u niet?

VANDENBROUCKE: Ik had het natuurlijk liever anders gezien. Ik denk dat we hier een grote kans hebben gemist op een breed gedragen hervorming. Maar maak u geen zorgen. Ik zal nog vaak op die nagel kloppen. (grijnst)

Recente papers en teksten van Frank Vandenbroucke vindt u op www.frankvandenbroucke.uva.nl

Door SIMON DEMEULEMEESTER en JEROEN DE PRETER, foto’s FRANKY VERDICT

‘Ik lees tegenwoordig net iets te veel mensen die hun oude ideeën recycleren om ze te verkopen als hét wapen tegen het groeiende populisme.’

‘Mensen zoeken houvast in simpele verklaringen, maar de wereld is niet zo simpel. Houvast moet je zoeken in een moreel kompas.’

‘Je kunt het vertrouwen van de mensen terugwinnen met concrete ingrepen. Een goed pensioenstelsel, bijvoorbeeld.’

‘Ik vind de uitspraak van Siegfried Bracke over de working poor nogal wereldvreemd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content