“Pocahontas”, Disney’s opmars naar de wereldheerschappij van het vermaak.
“IK MAAK NIET in de eerste plaats films voor kinderen, ” zou Walt Disney ooit beweerd hebben. Nooit tevoren hebben zijn erfgenamen dit zo ter harte genomen als met de drieëndertigste lange tekenfilm die de studio uitrolt. Na het zware drama van “The Lion King” wil “Pocahontas” (vanaf volgende week in onze bioskopen) niets minder zijn dan een Amerikaanse Romeo en Julia.
In menig opzicht wijkt de nieuwste hit van de studio in Burbank (nu al goed voor tweehonderd miljoen dollar recette weet “Variety”, en de Europese release moet nog beginnen) behoorlijk af van de traditie. Dit verhaal over de liefde tussen een Indianenprinses en een Engelse kolonist is de eerste tekenfilm uit de sprookjesfabriek die gebaseerd is op echte feiten, waar dan wel een folkloristisch verhaal rond gewikkeld wordt. Het is de geschiedenis van een verboden liefde uit Amerika’s pioniersverleden, wanneer Britse avonturiers in de jaren 1600 per boot de oceaan oversteken, aan de kust van Virginia landen, er de Jamestown-nederzetting oprichten en voor ’t eerst op de oorspronkelijke bevolking stuiten.
Dit keer dus geen moralizerende fabel, maar een nogal melancholisch getinte bespiegeling over liefde, plicht en zelfopoffering met veel romantische scènes waarin de twee tortelduifjes dartel in het woud lopen terwijl ze elkaars handje vasthouden. De achtergrond van de frontier en de blanke verovering van het land van de Native Americans zorgen ervoor dat de prent ook serieuze tema’s aansnijdt : de botsing tussen kulturen, racisme, feminisme, ekologie en kolonialisme.
Natuurlijk wordt er met de historische waarheid een aardig loopje genomen : we zitten tenslotte nog altijd in een bonte cartoonwereld en niet in een geschiedkundig traktaat. Anders dan in de film reageerde de Powhantas Indianenstam met geweld op de veroveraars. Om er een love story te kunnen van maken werd de heldin, die oorspronkelijk twaalf was, enkele jaartjes ouder gemaakt. Haar minnaar in Disney’s eerste interraciale romance, de Engelse kapitein John Smith, kreeg de allure van een blonde adonis van Venice Beach California, zonder baard natuurlijk (zoals het een employé van Disneyland betaamt) en met de vastberaden stem van Mel Gibson.
KUIS.
Anders dan in de meeste cartoons zien we personages die evolueren en echte verzuchtingen, verlangens en frustraties kennen. Zo is Smith in het begin de geijkte anti-Indiaanse avonturier, een typisch produkt van zijn koloniale tijd. Maar hij verandert stilaan in een man die ijvert voor vrede, verdraagzaamheid en begrip. Om in bioskooptermen te blijven : hij verandert van een Errol Flynn-achtige, lichtzinnige avonturier in een spitsbroeder van Daniel-Day Lewis uit “The Last of the Mohicans”.
Nieuw is ook dat er een heuse seksuele energie ontbrandt tussen de twee geliefden, ook al is die kuis en omfloerst uitgewerkt. Ook is er geen echte “ze leefden nog lang en gelukkig” finale. In het tamelijk frustrerend einde nemen ze afscheid van elkaar. Vooral hier blijkt het koncept “volwassen Disney” een mes dat aan twee kanten snijdt. Het is allemaal zeer ambitieus en lovenswaardig, maar uiteindelijk worden de door het waarmerk “Disney-animatie” geschapen verwachtingen niet ingelost.
De aandacht voor serieuze tema’s gaat ten koste van de humoristische kanten van de film. De dieren praten en zingen niet, want dat zou vloeken met de realistische teneur. Al zijn er natuurlijk wel de olijke beestjes die voor komisch soelaas zorgen.
Hoewel dit animatietechnisch een knappe film is, schort er duidelijk één en ander aan het ritme van de vertelling : sommige scènes worden bruusk afgebroken, het verhaal snelt met horten en stoten voorbij. Maar wie de scènes apart onder de loep neemt, ontdekt ook nu weer taferelen vol virtuoze tekenkunst en pikturale effekten. Om het idee van de interraciale romance kracht bij te zetten, maken de tekenaars veelvuldig gebruik van konstrasten tussen licht en duisternis, van figuren die in en uit de schaduw treden, een subtiele manier om te suggereren dat het allemaal een kwestie is van lichtinval, niet van huidskleur. Onze eerste glimp van het Nieuwe Kontinent is pure magie : een betoverend woud, geschilderd in een harmonieus akwarelpalet van blauw, paars, turkoos en violet.
Zoals alle grote Disneyhits van de jongste jaren is ook “Pocahontas” een getekende musical, grotendeels gebouwd op de songs van Alan Menken (“The Little Mermaid”, “Beauty and the Beast”, “Aladdin”).
Menken is een kameleon die kennelijk zeer makkelijk in andere werelden kan duiken en gevoel heeft voor goed in het oor liggende, Broadway-achtige songs, die je spontaan begint te neuriën als je uit de bioskoop stapt. Al ligt dit met “Pocahontas” wel anders. Het is maar één van de zeven songs die een beetje blijft hangen, “Colors of the wind”. Een tweede potentiële hitsong, het liefdesduet “If I Never Knew You” werd uit de film geknipt en is alleen te horen tijdens de eindgeneriek.
Ook de hebzuchtige goeverneur van Virginia, John Ratcliffe, die alles voor zichzelf wil, krijgt een groot zangnummer dat “Mine, Mine, Mine ! ” heet. Bij die uitroep zal menig Disney-bediende denken aan de president van het imperium, Michael Eisner, de best betaalde bedrijfsleider in Amerika, dit uitgerekend bij een firma die berucht is om haar krenterigheid. Over het inkomen van Eisner circuleert de volgende grap in de studio : “Wat zal er dit jaar het hoogst zijn, de bonus voor Michael Eisner of de recettes van Pocahontas ? “
TRIOMF.
“Pocahontas” bewijst in ieder geval Disney’s suprematie op het gebied van de avondvullende tekenfilm. Tot nog toe hebben al de stoutmoedigen die zich met de Mickey Mouse-studio wilden meten, schromelijk gefaald. Maar dit zou wel eens kunnen veranderen. Rivalizerende studio’s hebben hun lessen getrokken uit de triomf van “The Lion King” alle merchandising verrekend, is de prent goed voor een omzet van twee miljard dollar. Warner Bros stort zich op de animatie ; Twentieth Century Fox liet in Phoenix een animatiestudio bouwen waar Disney-overloper Don Bluth de leiding heeft ; Turner kocht de Hanna-Barbara-studio (“The Flintstones”) op.
Ook bij Disney zelf is één en ander veranderd. Na een veelbesproken ruzie met Eisner is Jeffrey Katzenberg opgestapt. Hij hield het voor bekeken nadat hij niet werd benoemd tot opvolger van Walt Disney Company president Frank Wells, die bij een helikopterongeval het leven verloor. En Katzenberg was de man die altijd de pluimen opstak van de suksessen van de animatieafdeling sinds Eisner in de jaren tachtig de stervende studio nieuw leven inblies.
Katzenberg, wiens entoesiasme aanstekelijk werkte en wiens perfektionisme legendarisch is, hield zich bezig met alle fazen van het slopend proces van een lange tekenfilm. Terwijl Eisner het meer vanop afstand volgt. Tijdens een gesprek in Disneyland-Parijs omschrijft “Pocahontas”-producer James Pentecost de inbreng van de grote baas als volgt : “Eisner neemt geregeld poolshoogte om te zien waar we staan. Wat belangrijk is want wij werken drie jaar dag na dag aan een tekenfilm, dus heb je iemand nodig die veel objektiever kan oordelen over het resultaat. Michael is een kreatieve executive, hij weet goed samen te werken met de schrijvers en artiesten, zonder zijn mening op te dringen. Hij geeft ons de noodzakelijke feed back. “
“Pocahontas” wordt gemakshalve de eerste Disney-tekenfilm uit het post-Katzenberg tijdperk genoemd, al was de prent bijna voltooid toen Katzenberg de deur achter zich dichtsloeg.
Weg bij Disney, liet Katzenberg er geen gras over groeien en hij richtte samen met makkers Steven Spielberg en David Geffen zijn eigen studio op : DreamWorks SKG. Zijn hoogste prioriteit : een nieuwe animatieafdeling uit de grond stampen. Het eerste resultaat mag pas in het najaar van 1998 verwacht worden : “Prince of Egypt”, een muzikale tekenfilmversie van “De Tien Geboden”.
HAAIEN.
Volgens waarnemers heeft Disney de neiging om de konkurrentie te onderschatten, wat met “DreamWorks” wel eens nefaste gevolgen zou kunnen hebben. “Disney gaat er altijd van uit dat de kompetitie uit puppy’s bestaat, in plaats van haaien. Nu gaat er echt bloed vloeien. “
Om het afvloeien van Katzenberg-getrouwen naar DreamWorks te beletten, probeert Disney zoveel mogelijk het huistalent met kontrakten van zeven jaar aan de studio te binden. De vraag is natuurlijk of er voldoende animatietalent is om twee rivalizerende studio’s te voeden. Volgens Eric Goldberg, co-regisseur van “Pocahontas”, wordt er wereldwijd jacht gemaakt op animatoren. “De laatste tien jaar geniet animatie grote populariteit over de hele wereld. De studio’s die talent willen lokken, azen niet alleen op animatoren uit Burbank, maar speuren over de hele wereld naar kandidaten. Disney is voortdurend op de uitkijk, rekruteert uit alle kunstakademies ter wereld. “
Om zijn dominante positie op het terrein te bewaren, waakt Disney er ook over om de boot niet te missen bij de vaart van de nieuwe technologieën. Eén van de sterkste tonelen uit “Pocahontas”, en een typisch voorbeeld van Disney’s antropomorfizering der natuur de pratende wilg , is het resultaat van een naadloze fusie tussen computer en klassieke animatie.
Deze maand gaat in de VS de Disney-produktie “Toy Story” in première, de eerste lange tekenfilm die uitsluitend uit computer gegenereerde beelden bestaat, CGI in het jargon. Na de mislukking van “Tron” (1982) is dit Disney’s tweede poging om een visueel environment te creëren dat volledig op computergrafiek berust, al moeten de warme, vertrouwde stemmen van Tom Hanks en Tim Allen de onpersoonlijke visuele allure van de digitale revolutie ten dele kompenseren. Het is de bedoeling dat de wonderen van de computer ook toegepast worden op één van de segmenten van de nieuwe “Fantasia”. Na het sukses van de bizarre poppenfilm “Nightmare before Christmas” werken Henry Selick en Tim Burton aan een tweede proeve, “James and the Giant Peach, ” in het “stop motion” procédé.
Al deze experimenten betekenen geenszins dat de traditionele animatie op een zijspoor wordt gezet. De eerstvolgende tekenfilm in de “naturalistische” Disney huisstijl is “Hunchback of Notre Dame”, waarvoor Menken een score schreef met een sterk Frans aksent, alsook invloeden van middeleeuwse kerkzangen, “Carmina Burana”, circus en zigeunermuziek. Tom Hulce (“Amadeus”) levert de stem van Quasimodo, Demi Moore van Esmeralda. Wie zou vrezen dat Victor Hugo te zware kost is voor een tekenfilm, hoeft zich geen zorgen te maken. Personages die in de roman sneuvelen, blijven nu in leven. De klassieker van Hugo is dus niet langer een tragedie, maar een Disneyfilm waarin vrolijk gezongen wordt en het goed afloopt.
Patrick Duynslaegher
Pocahontas : de eerste interraciale tekenfilmromance.
Pocahontas : een breuk met de Disneytraditie.