Fata morgana

© NASREEN MOHAMEDI, UNTITLED, PEN, PENCIL AND INK ON PAPER.
Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Nasreen Mohamedi (1937-1990), mystiek modernisme in Wiels.

In haar Spartaans ingerichte woning in Mumbai had ze alles graag laag en dicht bij de grond. Aan een architectuurtafel tekende ze figuren die met een constructieve vorm begiftigd waren, ofschoon ze niet konden bestaan in de werkelijkheid. Ze waren er wel van afgeleid, of waren op weg het te worden. Hemeltjelief, de afstand lijkt perfect overbrugbaar: bijna-objecten of lichte tuigen, virtuele constructies, in een toestand van zweven.

Zo veel zwaarte als de farao’s in het oude Egypte verplaatst moesten krijgen om piramides te bouwen, zo veel vernuft ontwerpers investeerden om de Stealth bommenwerper ongemerkt door het luchtruim te loodsen, zo licht leek het Nasreen Mohemedi in de jaren 1970 te vergaan wanneer ze haar schijngestalten van woestijnen, zonneblinden, piramides, mechanische vlinders of vliegtuigvleugels bedacht.

De gestalten, opgetrokken uit parallelle en kruisende projectielijnen, zijn met Oost-Indische inkt aan het papier toevertrouwd. Geen gesloten volumes, bijna ook geen figuren, indien de driehoek (potentieel piramide) en later de cirkel (ellips) zich niet zo hardnekkig aan haar hadden opgedrongen. Alles open, transparant en licht. Maar hoe bedriegt de schijn. ‘Ik voel waanzin in me’, schreef ze in haar dagboek. ‘Te weten dat er geen hulp van buiten komt – geen, hoe dan ook – betekent vertwijfeling.’ Maar ook, te weten dat bergen frustraties en vertwijfeling haar juist tot iets heel eenvoudigs hadden gebracht.

Ook haar weg naar een doorgedreven abstractie, omstreeks de jaren 1980, steunde op schaduwen van de werkelijkheid, vastgelegd op foto of fotogram: regelmatig golvende strepen in het zand of het water, verweerde muren, een (water-?) toren, dikke steenschilfers. Toen ze in 1990 overleed aan de ziekte van Parkinson, werd alles netjes bij haar thuis in de lade aangetroffen: de tekeningen, de foto’s, de dagboeken. Nasreen Mohamedi kon de geschiedenis ingaan als een der zeldzame vogels op het Indiase subcontinent die zich vroeg met het modernisme had in-gelaten.

De geest van het modernisme waaide uiteraard waar hij wilde. Wanneer hij tegen de jaren zeventig muteerde in de minimal art van Carl Andre, Donald Judd of Agnes Martin, had hij eigenlijk al een dosis zen opgedaan. Een oosters ingrediënt alleszins, die Mohamedi evengoed via de mystieke soefitraditie al had verworven. Maar in haar geval was ook een prille bron van modernisme van belang: het suprematisme van Kasimir Malevitsj (1878-1935), en de wiskundige die er de grondslag voor legde, Nikolaj Lobatsjevski. In diens omschrijving van ‘een bevroren beeld van een eeuwige beweging door een ideaalruimte van n dimensies – geen omhoog, geen omlaag, geen rechts en geen links’, ging Nasreen Mohamedi moeiteloos mee.

TOT 14 AUGUSTUS IN WIELS, VAN VOLXEMLAAN 354, 1190 BRUSSEL.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content