Anna Luyten Freelance journaliste

0-0 schrijven de soldaten op de huizen in New Orleans waar ze doden noch levenden gevonden hebben. Intussen heeft zich in Amerika een ware diaspora ingezet van mensen die de stad ontvlucht zijn. Bericht uit Louisiana, 11 september, vier jaar later.

Aan de vooravond van 11 september 2005 kijkt Josh Swanger gespannen naar de televisie. Hij ziet tijgers tegen zonneduivels vechten. Hij ziet hoe de ene de andere probeert af te slachten. Hij ziet een verzwakte verdediging. Hij ziet hulpeloosheid en vechtlust. Hij ziet een harde strijd. ‘Timing is alles’, zegt Josh Swanger. ‘Kracht en doorzettingsvermogen’. Maar hij raadt het een ander aan. Josh Swanger ligt onderuitgezakt op de sofa in de lobby van een klein motel in de buitenwijken van Hammond. Het motel heet Live Inn. Enkele kilometers verder ligt New Orleans, de verwoeste stad, waaruit hij tien dagen geleden is gevlucht en waaruit nu alle leven is weggestroomd. Josh Swanger, 24 en werkloos en zwart en single, is een van de naar schatting 400.000 tot 1 miljoen heemlozen uit New Orleans die op de dool zijn geraakt. Het woord ’thuis’ staat voor hem gelijk met ‘een tijdelijk onderkomen’. Het motel is zoals alle motels en hotels en campings in de verre omgeving volgeboekt. ‘No Occupancy’ hangt er op de deur.

Josh is moe, zegt hij. Te moe om voor het scherm de tijgers aan te moedigen. Josh heeft een lange bedevaart achter de rug langs tientallen deuren waar hij bij iedere smeekbede om een bed dezelfde afwijzing te horen kreeg: ‘volgeboekt’. Hij heeft een week in een vluchtelingenkamp in Hammond geleefd, tot hij het daar niet meer uithield. Hij liep te voet weg. Toen hij met kapotte schoenen voor de deur van de Live Inn stond, ontmoette hij Harry, een oudere neef. Harry zei: ‘Slaap maar bij mij.’ Maar vanavond kan Josh niet slapen. Net zomin als hij dat de vorige avonden kon. Hij weet niet waar zijn zus is. Hij weet niet waar zijn broer is. Hij weet niet waar zijn moeder is. Hij weet nu zeker dat hij niets meer bezit. Hij wil nu ook graag weten of hij nog iemand heeft. Hij maakt zich zorgen over de toekomst en daarom concentreert hij zich op het nu: de footballmatch tussen de Tijgers en de Zonneduivels, tussen de Lousiana-ploeg en de Arizona-ploeg. De Tijgers zouden hem zijn trots moeten teruggeven. Ze slagen er niet in.

Aan de vooravond van 11 september 2005 zit Sheila Laporte met een tatoeage van een tijger in haar nek voor een groezelige kamer in het Alamo Plaza motel. Haar verblijf hier wordt betaald door het Rode Kruis. Maar niets, zelfs de nacht niet, wil haar rust brengen. Het is vochtig en heet buiten. Uit de radio’s klinkt luid muziek. Tientallen jongens drinken zich zat. Tot drie uur ’s nachts spelen kinderen op het pleintje. Er wordt ruzie gemaakt. Er wordt geslagen. Haar dochters huilen op bed. Ze heeft het harde leven altijd gekend, zegt ze. Maar nooit zo goed als nu, op deze bijna elfde september. In de chaos die uitbrak na de orkaan, zat ze vier dagen op het dak van een huis. Ze heeft geroepen en gewuifd naar helikopters die overvlogen en niets deden. Voor haar ogen werd haar dochter van twaalf verkracht. Ze heeft geen toekomst meer, zegt ze. Zij werd geëvacueerd naar Baton Rouge. Haar zus werd enkele dagen later uit nog hachelijker omstandigheden gered en met een vliegtuig naar New Mexico gevlogen. Sheila weet niet meer waar ze thuishoort. Trots gebroken, huis verloren, leven verwoest. Ze wil het liefst een nieuw leven beginnen, maar ze weet niet waar. Terwijl in New Orleans ingenieurs en constructiewerkers de infrastructuur van de stad weer opbouwen en de elektriciteitslijnen en telefoonverbindingen proberen te herstellen, zegt Sheila: ‘Een stad kan men weer opbouwen. Een hart valt niet te restaureren.’

Josh en Sheila zijn maar twee individuen die deel uitmaken van de grote diaspora die de orkaan Katrina met zich heeft gebracht. Nooit zijn zoveel Amerikanen op de vlucht geweest voor een en hetzelfde onheil. Amerikaanse kranten vergelijken het met de grote uittochten tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig of het einde van de Burgeroorlog in 1865. Volgens Rick Perry, de gouverneur van de staat Texas, zijn er in Texas 230.000 vluchtelingen opgenomen. ‘We hebben niet genoeg faciliteiten’, zo riep hij de Amerikaanse regering het voorbije weekeinde op. ‘Zesduizend kinderen zoeken naar een school in Texas. Het is een chaos.’ Op zijn verzoek werden de mensen die nog geëvacueerd moesten worden, overgevlogen naar andere staten. Sommige inwoners van New Orleans die het zich konden permitteren, vertrokken met hun eigen wagen of vliegtuig naar een andere staat. In talkshows op de radio rinkelt de telefoon voortdurend en vragen slachtoffers van de orkaan een lift naar een nieuwe plek voor een nieuw leven. ‘Wie rijdt er vandaag naar Tampa, Florida?’

Volgens de gegevens van het Rode Kruis zitten er nu vluchtelingen in honderden shelters, verspreid over 24 staten van Amerika. Ongeveer 300.000 mensen wacht een toekomst van permanente thuisloosheid. De slachtoffers zitten in garages van particulieren, in scholen, fitnesszalen, sportstadions, congrescentra. Zij die nog een beetje geld hebben, zitten in motels, anderen in hotels. Alabama, Arkansas, Arizona, Colorado, Florida, Mississippi, Oklahoma, Georgia, New Mexico, Utah… overal zitten ze. Tot in Montana. Van de vochtige, broeierige oevers van de Mississippi naar de besneeuwde bergen. Een bestaan kan sneller omslaan dan het weer.

11 september 2005. Niemand had gedacht dat dit in Amerika zou gebeuren. Rond New Orleans rijden legertrucks aan en af. Voorbij verwoeste huizen en auto’s, door een giftige brij van vloedwater en fecaliën en chemische stoffen. ‘Het is al beter dan enkele dagen geleden’, verklaart een soldaat op televisie. ‘Enkele dagen geleden lagen de dode lichamen nog op een rij langs de stoep of dreven ze op het water terwijl er in verschillende buurten geweerschoten en explosies te horen waren. De rust is op een of andere manier teruggekeerd.’

Twee weken nadat de orkaan Katrina voor de ergste nationale natuurramp in de geschiedenis van Amerika heeft gezorgd, hebben duizenden mannen die deel uitmaken van de National Guard de stad bezet. De dierentuin en de grote Wal Mart-parking zijn commandoposten geworden. Het Convention Center, waar de ergste chaos heerste, is nu leeg. Bulldozers ruimen het afval op. Tot vorige week werd nog geprobeerd om alle inwoners uit de stad te krijgen, toch zouden er nog tienduizend aanwezig zijn. De kater na de natuurramp is groot. Nochtans was ze beter te voorspellen dan de terroristische aanslag van vier jaar geleden.

‘… Vandaag een minuut stilte voor de slachtoffers van 11 september’, zegt de omroepster van CNN. Het is zes uur ’s ochtends in het Marriott Hotel in Baton Rouge. Cleve Richmond draait zich om naar het scherm. Op de achterkant van zijn T-shirt staat DISASTER RELIEF TEAM. Een eufemisme voor de job die hij dezer dagen uitoefent: optillen en opbergen van de doden in New Orleans. ‘Ik waad heel traag door het water, dat tot mijn middel komt. Ik doe het met kleine stapjes’, zegt hij. ‘Bang om op iets te stoten.’ Het enige waar hij tot nu toe op gestoten is, is het kadaver van een golden retriever. ‘Ik ruik de dood en het verderf in de hele stad’, zegt hij. ”s Nachts droom ik van doden die mij aankijken.’ Zijn werksituatie is surrealistisch. Vergankelijkheid, lege huizen, kapotte ramen waar hij doorheen moet klimmen om in woonkamers tussen de chaos en de gebroken familieportretten naar Amerikaanse burgers te zoeken. Het leger heeft 25.000 body bags ter beschikking, overgevlogen van een basis waar die normaal alleen naar oorlogsgebieden vertrekken. In de wijk Lower 9th Ward in New Orleans breken reddingsteams huizen open en waden ze van de ene kamer naar de andere op zoek naar doden. ‘Waar we niemand vinden, schrijven we 0-0 op de deuren.’ Aanvankelijk werd gevreesd voor 10.000 doden. Maar tijdens deze eerste dagen van de georganiseerde zoektocht naar lijken is de hoop op een lager dodental groot. Het officiële dodental is tot nu toe volgens het gezondheidsdepartement van de staat Louisiana beperkt tot 154. Hoopvol klonk ook Terry Ebbert, de chef van de afdeling ‘Homeland Security’. ‘Het dodental zal lager zijn dan gedacht.’ Maar veel informatie over de doden van New Orleans wordt voorlopig nog niet vrijgegeven. ‘Eerst moeten de lichamen geïdentificeerd worden en de families verwittigd. Paniek in vluchtelingencentra zou nefast zijn.’

In de stad Baton Rouge kamperen 6000 mensen in het River Side Center, een groot stadion naast de Mississippi. In twee grote zalen staan duizenden veldbedden naast elkaar opgesteld. Sommige vluchtelingen die nog de kans hadden, hebben een tent uit hun verlaten huis meegesleept en genieten van iets meer privacy. Vele publieke figuren komen hen moed inspreken. Op maandag komt Gloria Estefan. Eerder kwam Julia Roberts. Zondag 11 september is het James Caviezel, de acteur die Jezus speelde in de film The Passion of the Christ.

Om zes uur ’s avonds wordt er gegeten. Een lange rij schuift voor de keuken aan die bewaakt wordt door soldaten met een M-16 mitrailleur. In een doggy bag wordt sla, met rosbief en aardappelen geserveerd. Latoya Dennis (20) vlecht het haar van haar zus Kamira. Haar man Calvin Jacob heeft hun drie weken oude dochter Sanai op zijn schouder. ‘Sanai was een week oud toen we het huis moesten ontvluchten. Ik had een wit geschilderd bedje voor haar gekocht, lakentjes geborduurd en een droom van een babykamer voor haar ingericht.’ Na twee weken shelter begint het strakke stramien voor vluchtelingenkampen op haar te wegen. ‘Tien uur licht uit. Douches op gepaste tijden. Voor het eten wachten in een lange rij… Ik voel me een gevangene die niets misdaan heeft.’

Uit de luidsprekers klinkt een bericht. ‘Hello. Hoe gaat het met jullie. Er vertrekt nu een bus richting Houston. Een prachtige stad. Wie Houston eens wil zien, kan zich aanmelden.’

‘Ze proberen ons hier buiten te krijgen’, zegt Sheila. Volgens het Rode Kruis wordt nu gedacht aan het bouwen van grote mobilhomekampen waar de vluchtelingen zeker achttien maanden kunnen blijven.

Rode Kruis-medewerkers zijn blij met de hulp die ze al hebben kunnen bieden. De dag voordien is Joe, een jongen van veertien, uit het kamp vertrokken. Hij was al dobberend op een bootje in de vloedgolf opgepikt door een politieman. Zijn moeder zat nog in haar huis en werd door de federale diensten naar een andere staat overgevlogen. Daar is hij nu naartoe. Voor iedereen gaat het leven nu voort. Noodgedwongen. In de straten van Baton Rouge hangt nog een affiche voor de Tsunami relief. Verzekeringsfirma’s roepen langs de autosnelwegen op tot voorzienigheid.

Diep in de nacht weerklinkt een stem op de radio: ‘Wij hebben prachtige auto’s voor echt geen geld. En als je het slachtoffer bent van de orkaan Katrina, begint de afbetaling pas in januari 2006. Koop de auto die je NU nodig hebt!’

Anna Luyten

‘Een stad kan men weer opbouwen. Een hart valt niet te restaureren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content