Taal, kunst en muziek adverteren de biologische kwaliteiten van een mens. Cultuur is ontstaan als middel om partners te vinden voor de voortplanting. Een gesprek over seksuele selectie.

Als vrouwen poneren dat ze in een man eerder humor waarderen dan een gespierde torso is dat geen verhulling van fysieke verlangens waarvoor ze niet uit durven te komen. Humor zou veel meer zeggen over de kwaliteiten van een man als potentiële vader dan een forse borstkas. Dat veel meer rockmuzikanten dan topvoetballers met supermodellen aan de haal gaan, heeft zijn redenen. Cultuur zou een sterker signaal van kwaliteit sturen dan fysieke hoogstandjes. Meer zelfs: kunst zou weinig te maken hebben met de nood tot het bevredigen van mentale behoeften, maar veel met haar waarde als middel om vrouwen te veroveren.

Dat is ruw samengevat de stelling die de Amerikaanse psycholoog Geoffrey Miller verdedigt in zijn boek De Parende Geest (Uitgeverij Contact, 448 pagina’s). Miller buigt zich over de seksuele selectie die al door de grondlegger van de evolutieleer, Charles Darwin, was beschreven. De meeste mensen kennen Darwins natuurlijke selectie, vertaald in de survival of the fittest, door velen eng geïnterpreteerd als steunend op tanden en klauwen, terwijl het eigenlijk over het overleven van de best aangepasten gaat, en dat zijn niet noodzakelijk de sterksten. Natuurlijke selectie bepaalt welke individuen (lichamen) het best geschikt zijn om te overleven.

Maar een geschikt lichaam is niet altijd aantrekkelijk voor het andere geslacht. Overleving vertaalt zich niet per definitie in voortplanting. En daar is het hem in de biologie uiteindelijk om te doen: de genen moeten naar de volgende generatie. Omdat in geslachtelijk voortplantende soorten – zoals de mens – de helft van de genen in de nakomelingen van iemand anders afkomstig zijn, is een verstandige partnerkeuze cruciaal. Vergissingen moeten worden vermeden door informatie te vergaren. Seksuele selectie behelst de ontwikkeling van kenmerken die een individu aantrekkelijk maken voor potentiële partners.

Die kenmerken zijn niet noodzakelijk geschikt voor overleving. De kleurige en symmetrische pauwenstaart is het klassieke voorbeeld van een kenmerk dat uitsluitend dient om te pronken, om status en gezondheid te adverteren en vrouwtjes aan te trekken. De staart vergroot wel de kansen dat zijn drager door een tijger wordt gevangen omdat hij minder gemakkelijk uit de voeten kan. Een pauw die ondanks een zware staart in leven blijft, etaleert ook kwaliteiten als overlever. En verkoopt zichzelf dus als geschikte partner.

De evolutiepsychologie gebruikt vergelijkbare argumenten uit de biologie om niet alleen het gedrag maar ook het denken van de mens te verklaren. Ons doen en laten wordt gestuurd door onze biologische prehistorie. Een visie die niet overal even vlotjes wordt aanvaard. In zijn boek drijft Miller de evolutiepsychologische benadering verder dan ooit tevoren is gebeurd: de meeste uitingen van cultuur ontstonden en werden uitgebouwd omdat ze nuttig bleken bij de evaluatie van potentiële partners. Hoe kom je erbij?

Geoffrey Miller: Evolutiepsychologie gaat over het begrijpen van de menselijke natuur en van de uitdagingen waarmee onze voorouders in de prehistorie geconfronteerd werden. Seksuele selectie is een belangrijke component daarvan. We gaan allemaal in competitie om rivalen voor te zijn en seksuele partners te vinden. Maar de evolutiepsychologie maakte de fout te veel te focussen op vrouwelijke schoonheid en mannelijke status. De klassieke visie was dat mannen vooral fysieke kenmerken beoordelen en vrouwen veeleer status. Maar als je gedetailleerd onderzoekt wat mannen en vrouwen eigenlijk willen, zie je veel overeenkomsten. Gewenste kenmerken zijn eigenschappen als moraliteit, begrip, vriendelijkheid, humor, intelligentie. Dan rijst de vraag waarom die kenmerken zo hoog worden ingeschat. Mijn antwoord is: omdat ze heel nuttig zijn bij seksuele selectie.

Dus seksuele selectie heeft veel minder te maken met verschillen tussen de seksen dan wij denken?

Miller: Inderdaad. Seksuele selectie werd tot nu toe vooral ingeschakeld om oppervlakkige verschillen te verklaren, zoals het feit dat vrouwen borsten hebben en mannen gespierde voorarmen. Het concept werd echter nooit toegepast op de menselijke geest, die ons toch uniek maakt. Ik vind dat vreemd, want het lijkt me logisch dat de evolutie van bijvoorbeeld taal een krachtig middel bood om de kwaliteiten van partners te evalueren.

Hoe linkt u taal aan biologische kwaliteit?

Miller: Het grote probleem waarmee veel dieren geconfronteerd worden, is dat ze niet weten hoe het gesteld is met de organen van andere individuen. Vooral informatie over het goed functioneren van de belangrijke hersenen kan nuttig zijn. Vogelvrouwtjes luisteren naar het gezang van mannetjes om op zijn minst een luikje van hun hersenen – onbewust – op zijn kwaliteiten te beoordelen. Onze taal werd een instrument om hersenen te evalueren. Ik beweer dat zodra taal, om welke reden dan ook, ontstaan was, onze voorouders er gebruik van maakten om de hersenwerking van potentiële partners in te schatten. Daarin schuilt het belang van het vele gepraat bij de vorming van een koppeltje.

Is zoiets niet gevoelig voor bedrog? Iemand die welbespraakt is, luist een potentiële partner er toch zo in?

Miller: Ik denk dat kwaliteit hier moeilijk te veinzen is. Gewoonlijk duurt het toch minstens vele maanden voor een beginnende relatie in een zwangerschap uitmondt, zodat er tijd genoeg is om te praten en informatie uit te wisselen. Iemand kan misschien uren of zelfs dagen pretenderen dat hij grappig of intelligent is, maar na een tijdje zal hij zichzelf herhalen en vervelend worden. Het is moeilijk om zo’n fraude lange tijd vol te houden.

Dus eigenlijk zijn wij een soort wandelende en babbelende reclame voor onze genen?

Miller: Precies. De verschillen in creativiteit, intelligentie of taalvaardigheid tussen individuen reflecteren zich uiteraard in genetische verschillen. In principe zullen de genen van slimme of taalvaardige mensen meer in baby’s, en dus ook in de volgende generaties, terechtkomen dan deze van minder vaardige mensen, omdat de kenmerken die ze opleveren aantrekkelijker zijn. Daarom is onze soort in de loop der tijden ook intelligenter en interessanter geworden. Het mechanisme daarachter is seksuele selectie.

Freud zat er dus flagrant naast met zijn visie over seksualiteit?

Miller: Ja, hij had Darwin niet goed gelezen. Freud had een karakterafwijking die sterk ontwrichtend werkte voor zijn wetenschappelijk onderzoek: hij vond dat hij per se origineel moest zijn. Hij bekommerde zich niet om de seksuele selectietheorie, maar dokterde iets uit dat niet op echte evolutie gebaseerd was en dat uitmondde in zijn Oedipus- en Electracomplexen.

Maar hij had wel succes bij de vrouwen.

Miller: Hij trouwde en flirtte blijkbaar met zijn patiëntes.

Hoe past u seksuele selectie toe op kunst? Wat is de genetische basis van kunst?

Miller: Een van de dingen die mijn theorie doet, is de mening van gewone mensen over kunst en muziek ernstig nemen. Mensen die niet opgeleid zijn om met kunst om te gaan, stellen schoonheid dikwijls gelijk aan virtuositeit. Ze kijken naar een schilderij en zeggen: dat is prachtig, want zoiets zouden wij niet kunnen maken.

En over moderne kunst zeggen ze: wat is me dat, dat kan ik ook?

Miller: Juist. Mensen gaan instinctief door het kunstwerk heen kijken en er een evaluatie van de kunstenaar aan koppelen. Ze vragen zich af wat voor een persoon hij was, hoeveel tijd hij in het kunstwerk stak, hoeveel vaardigheid hij nodig had. Kunst waarin veel geïnvesteerd is, wordt in het algemeen hoger ingeschat dan de rest.

Is virtuositeit niet meer een kwestie van talent en elegantie dan van hard werken?

Miller: Er zijn verschillende esthetische stijlen die verschillende aspecten van talent kunnen adverteren. Een vrouw die als huwelijksgeschenk voor haar man een Perzisch tapijt met ingewikkeld patroon weeft, toont haar bereidheid om in de relatie te investeren en etaleert haar kwaliteiten als handwerkster. Maar Picasso kon in tien minuten tijd met enkele lijnen een portret tekenen. Dat is een ander soort talent, waarvoor wel jaren van oefening nodig zijn om het te ontwikkelen tot een hoog niveau.

Weet u zeker dat de vrouwen niet voor Picasso vielen omdat hij rijk was, eerder dan een begenadigd kunstenaar?

Miller: Oh, maar vrouwen vonden Picasso al heel aantrekkelijk lang voor hij rijk was.

Rond kunstenaars hangt vaak een sfeertje van marginaliteit. Hoe past u dat in het plaatje van succesvolle voortplanters?

Miller: Ik meen dat de invloed van kunst en muziek op onze voorouders onderschat wordt, omdat beide in onze moderne maatschappij inderdaad aan belang verloren hebben. In vele primitieve stammengemeenschappen neemt echter iedereen deel aan dans en muziek. De meeste mensen versieren er zich, met zelfgemaakte juwelen en lichaamsschilderingen. Daar kunnen oordelen aan gekoppeld worden over de kwaliteit van het zicht, van de vingerbewegingen, van het gevoel voor symmetrie van de kunstenaar, allemaal potentieel nuttige informatie. We weten dat er opvallende correlaties bestaan tussen een aantal van deze vaardigheden, hoe marginaal ze ook zouden zijn, en eigenschappen als intelligentie, flexibiliteit en originaliteit die als waardevol worden ervaren in heel wat aspecten van het leven, zowel privé als professioneel. Ik ben er ook van overtuigd dat kunst veel ouder is dan wij aannemen. Europese wetenschappers zijn geneigd de veertigduizend jaar oude rotsschilderingen in Frankrijk en Spanje als het begin van kunst te verkopen, maar ik denk dat de oorsprong ervan minstens honderdduizend jaar geleden in Afrika lag. Het gebruik van rode oker als pigment voor lichaamsschilderingen zou zeker uit die tijd dateren.

De meeste kunstenaars zijn mannen. Is dat een gevolg van het feit dat van vrouwen wordt verwacht dat ze vooral tijd aan de kinderen en niet aan andere activiteiten spenderen?

Miller: Darwinisten en feministen zijn het erover eens dat er een balans moet worden gemaakt tussen inspanningen voor de partner en voor de kinderen. Het is een feit dat de tijd beperkt is, en dat het voor iemand die kinderen moet verzorgen minder evident is om veel in cultuur te investeren. Maar de capaciteiten voor kunst en muziek zijn voor mannen en vrouwen sterk vergelijkbaar. Het zijn alleen de motiverende factoren en de manier waarop geadverteerd wordt die verschillen. Mannen zijn vooral met kunst bezig wanneer ze indruk willen maken op zoveel mogelijk potentiële partners. Ze gaan dus gemakkelijk publiek. Vrouwen zijn geneigd om hun inspanningen te beperken tot de kleine groep mannen waarin ze echt geïnteresseerd zijn. Zo piekt het publiceren van boeken bij mannen rond een leeftijd van dertig jaar, terwijl vrouwen gemiddeld ouder dan vijftig zijn als ze een boek op de markt brengen.

Vertellen rockmuzikanten de waarheid als ze stellen dat ze gitaar leerden spelen om vrouwen te versieren?

Miller: Absoluut. Ik denk zelfs dat rockmuzikanten beter in het plaatje van seksuele selectie passen dan andere kunstenaars. Het is interessant dat vele tieners plotseling een spontane interesse vertonen om zich met kunst en muziek bezig te houden. Dat gebeurt dikwijls onbewust, de hormonen duiken op en zeggen: je bent nu veertien, het wordt tijd dat je gitaar leert spelen want dat is nuttig voor je seksuele selectie. Het is jammer dat vele ouders zich tegen die cultuuropstoot verzetten met het argument dat het niet praktisch is, dat de kinderen beter iets nuttigers leren. Ik hoop dat mijn boek ouders meer vertrouwen zal geven in hun tieners, zelfs als die aangetrokken worden door ongewassen rockmuzikanten.

Ouders moeten toch ook beïnvloed worden door de concepten van seksuele selectie?

Miller: Ik heb de indruk dat veel ouders ze vergeten zijn tegen de tijd dat hun eigen kinderen beginnen uit te gaan. Ze moeten meer vertrouwen krijgen in de partnerkeuze van de jeugd.

Gaat u akkoord met de visie dat de hersenen evolueerden om een betere overleving te garanderen, en dat kunst en filosofie gewoon neveneffecten van die evolutie waren?

Miller: Nee. Ik hou niet van de stelling dat de menselijke aard grotendeels een neveneffect zou zijn van het feit dat wij grote hersenen hebben en veel kunnen leren. Sommige mensen beschouwen zelfs taal als zo’n zijeffect. Dat kan toch niet. Het is illustratief dat mensen veel gemakkelijker muziek en kunst kunnen leren, en grappig kunnen zijn, dan omgaan met wiskunde of techniek. Omdat die laatste talenten schaars zijn, worden ze door onze op economie ingestelde maatschappij hoog gewaardeerd, maar vanuit Darwinistisch oogpunt zijn de algemenere kwaliteiten, in het bijzonder kunst en humor, waardevoller.

Draaide het in de evolutie niet vooral om kracht, om de strijd voor de overleving?

Miller: Vele mensen hebben de neiging om evolutie als een oorlog te zien. In films wordt de prehistorie dikwijls gedramatiseerd: het moet toch vreselijk geweest zijn, maar geweldig, om met speren een reuzenluiaard te lijf te gaan. Het idee echter dat onze voorouders door dezelfde routine moesten van versieren en verliefd worden en hun hart verliezen en uiteindelijk tot voortplanting komen, lijkt voor vele mensen van nu gewoon te vermoeiend om in overweging te nemen. Het lijkt niet door te dringen dat onze voorouders jaren, zelfs millennia van hofmakerij doormaakten om ons te produceren. Ik ben zelf geneigd evolutie te zien als een lange romantische komedie met enkele elementen van gevaar en drama, waarin vooral seksuele selectie bepaalt welke eigenschappen naar de volgende generatie worden doorgegeven. Spieren en agressiviteit waren dus veel minder belangrijk dan kunst en humor, tenzij in omstandigheden van oorlog met een groot risico dat vrouwen verkracht of ontvoerd werden. Dan konden mensen zich niet de luxe van kunst en muziek veroorloven.

Wat is in godsnaam het succes van humor? Waarom vallen vrouwen op grappige mannen?

Miller: Ik denk dat seksuele selectie zich op humor focuste, omdat het zo’n geschikt middel is om creativiteit te etaleren, de capaciteit om op een speelse manier ideeën te lanceren of te combineren.

Wat adverteert men dan met humor?

Miller: Nogmaals, seksuele selectie kijkt altijd naar de kenmerken achter een eigenschap. Intelligentie, creativiteit, flexibiliteit, die ook met humor te maken hebben, zijn zeer nuttig voor de overleving. Als je ziet dat iemand grappig is en met nieuwe ideeën naar voren komt, zal hij ook snel en efficiënt zijn in het oplossen van sociale of omgevingsproblemen.

Dirk Draulans Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content