Peter Terrin
Peter Terrin Peter Terrin is schrijver.

Iedereen heeft recht op een mening. Die mening is doorgaans weinig origineel, zonder dat de hese verkondiger dit goed beseft. Ook vroeger, lang geleden, toen alles beter was, had iedereen een mening; in het dorpscafé, waar men de stem tijdens het verkondigen grondig kon smeren. Een of twee keer in de week volstond ruimschoots om alle overtollige meningen uit het lichaam te verwijderen. Alleen degenen die het café opzochten, kregen die vele opinies te verduren. De volgende ochtend werd de hele zwik vakkundig met bleekwater de goot in gedweild. Opgeruimd stond netjes. De orde van de dag. Enzoverder.

Thans zijn de middelen democratischer. Hoe democratischer, hoe manifester de meningen, lijkt het. Iedereen waant zich burgemeester van ons wereldwijde dorp, en niet alleen op zaterdag en zondag. Hoe raakt een eenvoudige, weldenkende mens wijs uit die kakofonie van marktkramers die allen beweren verse tomaten te verkopen? Hoe maakt men onderscheid, wanneer alle boodschappen, op het forum dat de massamedia aanreiken, hetzelfde soortelijk gewicht krijgen?

In het voortdurende gedreun hoor je nauwelijks iemand twijfelen. Hooguit is er ergens één beschaafde man, neem een professor kerkelijk recht, die laat op de televisieavond, als ook hijzelf iets stiller wordt, deelnemers aan een praatprogramma aanmaant tot introspectie en luisterbereidheid. Ophouden met zwart-witdenken. Maar niemand luistert; luisteren is helemaal uit. We leven in een spreekcultuur. We zijn mondig, daar is strijd voor geleverd, het is een verworven recht om overal hardop in je zaktelefoon te tateren. Niemand hoeft nog zijn stem te dempen.

Mondig, expressief. Zag je ook in Eurosong. Hoe expressiever en opzichtiger hoe groter de kans op die felbegeerde sms’jes, op de stem van het volk. In vergelijking met sommige kandidaten leek onze inzending – immers niet gespeend van enige kitsch – waarlijk een fijnzinnige performance. De grenzen vervagen. Een nieuw Eurorepubliekje of een verkommerd Oostblokland, ik weet het niet precies, kwam met een lied dat op hooliganleest was geschoeid. Een slogan feitelijk, bepoederd met een handvol muzieknoten: ‘We are the winners.’ Een lange rij mannen, het leken er elf. Voor de gelegenheid opgedirkt in zwarte maatpakken, maar hun koppen deden denken aan een ander uniform; deze mannen waren het schreeuwen gewend. Geen twijfel mogelijk: ‘We are the winners.’ De boodschap in zijn naakte vorm: gebald als een bevel.

In de befaamde reeks Van de schoonheid en de troost ging Wim Kayzer, Nederlands televisiemaker, inmiddels ook schrijver, John Coetzee interviewen in Zuid-Afrika. In een voorafgaande correspondentie had de mediaschuwe Coetzee zich herhaaldelijk verbaasd: wat zou hij, omdat hij romans schrijft, in godsnaam meer over schoonheid of troost kunnen vertellen dan iemand die niet schrijft? Waarom zou een cameraploeg tienduizend kilometers vliegen om uitgerekend zijn mening te horen? En stond dat antwoord dan niet, genuanceerd, in zijn boeken zelf te lezen? Kayzer trok zich weinig van deze bezwaren aan, ging voor eigen glorie. Als een intellectuele piraat wou hij het slagschip J.M. Coetzee enteren. Aldoor peuterde hij naar die zinnetjes, die opmerkingen of anekdoten die pasten in zijn eigen, groots opgezette denkraam. Coetzee zweeg, zuchtte, haperde, zei verschillende keren onmogelijk meteen te kunnen antwoorden, maar bleef sereen en minzaam, zij het niet zonder moeite. De ietwat beschamende televisievertoning bereikte een hoogtepunt, of dieptepunt, het is maar hoe u het bekijkt, toen Kayzer besloot: ‘Geïnterviewd worden is een soort marteling, hè?’ Coetzee gaf grif toe. Op de vraag waarom, staarde hij secondenlang in de camera. ‘Het ontbeert alle reflectie.’

peter terrin is schrijver.

Peter Terrin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content