In economisch barre tijden zijn jongeren het eerste slachtoffer. Volgens de laatste cijfers is goed twintig procent van de jongeren in Europa werkloos. Ook België deelt in de klappen: zo is in Brussel een op de drie jongeren werkloos. Toch is jeugdwerkloosheid niet noodzakelijk de voorbode van een verloren generatie. ‘Zolang het niet te lang duurt, hoeft jeugdwerkloosheid geen onoverkomelijk probleem te zijn.’

Op het oude continent heeft de jeugd steeds minder omhanden. De economische crisis, die Europa de voorbije jaren teistert, zorgt voor steeds grotere effecten op de arbeidsmarkt. De werkloosheidscijfers gaan drastisch de hoogte in. Vooral jongeren die hun eerste wankele stappen op de arbeidsmarkt zetten, zijn de dupe. Volgens de laatste cijfers, die dateren van december 2011, is meer dan een op de vijf jongeren in de Europese Unie werkloos. België zit in de middenmoot (zie grafiek: Jeugdwerkloosheid in Europa). Veel jongeren studeren verder of hebben vertrekplannen. Vooral in landen die fel door de crisis geteisterd zijn, dreigt een aanzienlijke braindrain.

Het totale jeugdwerkloosheidscijfer voor België blijft redelijk stabiel, maar de verschillen tussen de gewesten zijn aanzienlijk (zie grafiek: Jeugdwerkloosheid in België). Vooral in Vlaanderen nam de jeugdwerkloosheid fors toe. Volgens de laatste cijfers zit ongeveer 14 procent van de Vlaamse jongeren zonder werk. Toch vindt economieprofessor Luc Sels (KU Leuven) de Vlaamse cijfers niet alarmerend. ‘De jeugdwerkloosheid ligt inderdaad hoog, maar in vergelijking met de algemene Europese trend valt het Vlaamse cijfer best nog mee’, zegt Sels. ‘Bovendien blijven die jongeren doorgaans ook niet lang zonder werk. Van de Vlaamse jongeren die één jaar na afstuderen nog werkloos waren, heeft slechts drie à vier procent in dat jaar helemaal niet gewerkt.’

Vlaanderen scoort daarbij opmerkelijk beter dan Brussel en Wallonië. ‘Vlaanderen heeft een minder rigide economie en ar-beidsmarkt’, verklaart Sels. ‘We blijken in Vlaanderen ook gevoeliger te zijn voor de conjunctuur dan in Wallonië. Het is dus redelijk normaal dat we geregeld opstoten van jeugdwerkloosheid kennen, terwijl die in Wallonië minder fluctueert.’

Een van de redenen waarom landen als Duitsland, Oostenrijk en Nederland het jeugdwerkloosheidscijfer zo laag kunnen houden, is de oprukkende vergrijzing. De oudere generatie gaat stilaan met pensioen, en wordt vervangen door een jongere generatie. Ook daarin verschillen de regio’s, aldus Sels. ‘Vlaanderen heeft een redelijk oude beroepsbevolking. Daar zorgt de vergrijzing ervoor dat er voortdurend banen vrijkomen. In Wallonië is de beroepsbevolking jonger, waardoor er minder jobs aan vervanging toe zijn.’

Van de drie gewesten scoort Brussel het slechtst. In sommige Brusselse wijken is zestig procent van de jongeren werkloos. Dat komt vooral door de enorme mismatch tussen arbeidsvraag en arbeidsaanbod. ‘Brussel heeft vooral vacatures voor hoogopgeleiden, terwijl een groot deel van de bevolking juist laag opgeleid is’, zegt Sels, die de evolutie bijzonder verontrustend vindt. ‘Brussel heeft problemen zoals veel andere grootsteden. Door het grote aantal allochtonen heeft de hoofdstad een groter aantal subculturen. In combinatie met een torenhoge werkloosheid is dat een gevaarlijke cocktail.’

Meer ervaring

Dat de jeugdwerkloosheid in economisch barre tijden als vandaag stijgt, is een wetmatigheid. ‘Wanneer het economisch minder gaat, zijn jongeren doorgaans het eerste slachtoffer op de arbeidsmarkt’, zegt Sels. ‘In tijden van crisis krijgen jongeren extra competitie van werknemers uit een oudere generatie, die elders ontslagen zijn. Daar valt voor jongeren moeilijk mee te concurreren, omdat de oudere generatie meer ervaring heeft. Werknemers hebben door het groter aantal kandidaten ook meer keuze, en kiezen in crisistijden sneller voor ervaring.’

Ondanks de stijgende werkloosheid raakt in Vlaanderen nog steeds 2,4 procent van het totaal aantal jobs niet ingevuld. Twintig procent van de vacatures zijn knelpuntvacatures, waarvoor werknemers geen geschikte kandidaten vinden. Vooral ingenieurs en technische beroepen zijn veel gevraagd, maar ook in de zorgsector raken vacatures moeilijk ingevuld. Eerder cultureel gerichte studies als archeologie en culturele antropologie doen het dan weer eerder slecht op de arbeidsmarkt.

Ondanks de invulproblemen blijft het aantal vacatures waarvoor een aantal jaren ervaring vereist wordt aanzienlijk. Dat zorgt voor een vicieuze cirkel: jongeren hebben geen ervaring om aan een job te raken, maar raken niet aan een job om die ervaring op te doen. ‘Dat is bijzonder frustrerend’, vindt Sels. ‘In tijden van crisis zou je verwachten dat het aantal moeilijk invulbare vacatures zou verminderen, maar toch gebeurt dat momenteel niet. We slagen er maar niet in om de vraag en het aanbod van de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen.’

Die mismatch tussen arbeidsmarkt en voorradige arbeidskrachten heeft meerdere oorzaken. Het grootste probleem is de aanzienlijke hoeveelheid laaggeschoolden, die maar weinig perspectieven hebben op de arbeidsmarkt. Het is een groep die intensieve begeleiding nodig heeft, en maar moeilijk aan de bak komt. ‘We proberen laaggeschoolden zo veel mogelijk werkateliers en stages te laten lopen’, zegt Robert De Clercq, afdelingshoofd Arbeidsbemiddeling bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding). ‘Op die manier kunnen ze ervaring opdoen, om hun kansen te vergroten.’ Jongeren met een diploma hoger onderwijs staan er beter voor, maar hebben het vaak ook niet onder de markt. Zo blijkt uit recente RVA-cijfers dat 13 procent van alle werklozen een diploma hoger onderwijs heeft.

Ondoordachte keuze

Veel jongeren maken een weinig doordachte studiekeuze, meent De Clercq. ‘Er is nu eenmaal weinig vraag naar filosofen of sociologen. Ook academische bachelors doen het doorgaans niet goed op de arbeidsmarkt. Daardoor komen veel hooggeschoolden moeilijk aan de bak in hun branche, al hoeft dat geen onoverkomelijk probleem te zijn. Met een beetje bijscholing vinden ze doorgaans wel werk.’ Toch loopt het met die heroriëntering nog redelijk stroef in ons land, mede door juridische aangelegenheden. Zo is er de zogenaamde passende dienstbetrekking, die bepaalt dat een werkloze gedurende een periode van zes maanden elk jobaanbod dat niet aansluit op zijn vorige werk mag weigeren. ‘Dat kun je gewoonweg niet aanhouden’, zegt Sels. ‘Mensen die in de werkloosheid terechtkomen, moeten zo snel mogelijk in heroriënteringprojecten ondergebracht worden.’

Ook de mentaliteit bij vele jongeren uit de huidige generatie is een probleem, vindt De Clercq. ‘Werk is voor veel jongeren geen topprioriteit meer. Dat botst weleens met werkgevers, voor wie hun werk hun leven is. Jongeren hebben ook vaak onrealistische verwachtingen, en hebben er doorgaans geen idee van welke diploma’s het goed doen op de arbeidsmarkt.’ De studiekeuze moet dus bijgestuurd worden, vindt Sels, al is hij geen voorstander van dwingend optreden. ‘Je kunt iemand die psycholoog wil worden niet dwingen om Burgerlijk Ingenieur te studeren’, vindt Sels. ‘We moeten jongeren zo goed mogelijk informeren over welke diploma’s het goed doen op de arbeidsmarkt.’

Dalende marktwaarde

De maatschappelijke gevolgen van de stijgende jeugdwerkloosheid blijven vooralsnog binnen de perken. ‘Zolang de werkloosheidsperiode niet te lang duurt, zijn er geen onoverkomelijke problemen’, meent Sels. Werkloosheid is voor prille twintigers doorgaans minder problematisch dan voor dertigers. ‘Als twintiger heb je doorgaans een groter sociaal netwerk waarop je kunt terugvallen. Een dertiger verliest naast zijn werk ook zijn beroepsidentiteit, en vaak ook zijn sociaal netwerk. Ook de financiële gevolgen zijn vaak veel groter voor dertigers. Het wordt pas een probleem wanneer jongeren te lang werkloos blijven. Dan dreigt de hele onderwijsinvestering verloren te gaan.’

Dat verlies van competenties begint al redelijk vroeg. ‘Vanaf zes maanden wordt het moeilijk het tij te keren’, vindt ook De Clercq. ‘Dan begint het te knagen. Mensen verliezen hun zelfvertrouwen. Ze hebben ook een stempel, moeten op sollicitatiegesprekken uitleggen waarom ze als zes maanden zonder werk zitten. Hun marktwaarde vervaagt snel, omdat ze de in het onderwijs aangeleerde competenties snel verliezen.’

Ook op maatschappelijk gebied zorgt jeugdwerkloosheid vaak voor een vertragingsgolf, waarbij jongeren langer thuis wonen en pas later kinderen krijgen. De Clercq vreest ook voor de macro-economische gevolgen als bepaalde jobs niet ingevuld raken. ‘Als bedrijven het idee krijgen dat bepaalde jobcategorieën in België niet meer voorhanden zijn, zullen ze ook niet meer geneigd zijn in ons land te investeren. Dat werkt delokalisering in de hand.’

Van het doembeeld van een verloren generatie is volgens Sels evenwel geen sprake. Hij maakt de vergelijking met het begin van de jaren tachtig, toen de werkloosheidscijfers bij jongeren rond de 24 procent lagen. ‘Er heerste toen het idee dat die generatie maar weinig arbeidsperspectieven had’, aldus Sels. ‘Tegenwoordig zijn veel van die verloren zonen managers in grote bedrijven, die elke week Knack of Trends lezen. Met deze generatie komt het ook wel goed.’

DOOR JEROEN ZUALLAERT / FOTO’S JELLE VERMEERSCH

Werkloosheid is voor prille twintigers doorgaans minder problematisch dan voor dertigers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content