Pensioenfondsen die ethisch beleggen en medische zorgprogramma’s aangepast aan de noden van de patiënt: minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke (SP) is de theorie voorbij. Hij werkt aan concrete trendbreuken en draagt ze uit op Europese en wereldfora.

Minister Vandenbroucke neemt deze week in New York deel aan de 39ste zitting van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties. Er ligt een rapport voor met aanbevelingen over de financiering van de sociale zekerheid, over de noodzaak van goede indicatoren van sociale bescherming enzovoort. Op die manier moet er werk gemaakt worden van de afspraken die in 1995 op de Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling werden gemaakt.

Vandenbrouckes bijdrage aan de debatten in New York is gemarkeerd door het Europese sociaal model en door de ambities van België om in de tweede helft van dit jaar als EU-voorzitter vooruitgang te boeken in de strijd tegen armoede en in het pensioendossier.

‘De geïndustrialiseerde landen moeten er rekening mee houden dat de mensen andere aspiraties hebben dan dertig of vijftig jaar geleden. Ze zijn mondiger en beter geschoold. Ze willen niet meer betutteld worden. Over hun levenscyclus en actieve inbreng moet anders worden gedacht. Tegelijk zijn sommige ongelijkheden zeer hardnekkig. Ze worden zelfs erger. Een welvaartsstaat moet daarom ambitieus en actief zijn. Een hoge werkgelegenheidsgraad bij mannen en vrouwen zorgt voor het draagvlak om een goede gezondheidszorg en oudervoorzieningen te financieren.’ Aldus de grote promotor van de actieve welvaartsstaat.

Komt u niet op een bijzonder slecht moment met dat verhaal? Herstructureringen van bedrijven, ontslagen en afvloeiïngen zijn aan de orde van de dag. En paars-groen krijgt er op een directe manier mee te maken bij Sabena, De Post en Belgacom.

Frank Vandenbroucke: Dat zet mijn boodschap alleen maar meer in de verf. We moeten het over een andere boeg gooien bij die herstructureringen. Zij mogen niet systematisch gebeuren ten koste van oudere werknemers. Dat is een oplossing van het verleden.

Ondertussen grijpt de regering zelf naar die oude remedie met een uitstapregeling voor lagere ambtenaren.

Vandenbroucke: Ik heb begrip voor de situatie van minister van Ambtenarenzaken Luc Van den Bossche (SP) en voor de vraag van vakbonden, want ze past in een complete omwenteling in het openbaar ambt. Van den Bossche zegt trouwens dat die regeling niet het model van de toekomst is. Daarom zal ik samen met mijn PS-collega van Werkgelegenheid Laurette Onkelinx andere voorstellen uitwerken voor de beslissingen die in de maak zijn bij onder meer De Post en Belgacom. We moeten ervoor zorgen dat oudere werknemers in aangepaste omstandigheden aan de slag kunnen blijven. Om die reden hebben we nu in de verzorgingssector alternatieve formules van arbeidsduurvermindering voor mensen met zware beroepen. En in de openbare sector hebben we een akkoord bereikt over een systeem van tijdskredieten, zodat ambtenaren en leerkrachten niet voortijdig stoppen maar in hun loopbaan tijdelijk kunnen uitstappen zonder hun pensioenrechten te schaden. Dat zijn exemplarische trendbreuken.

Maar die kunnen nu toch al die herstructureringen niet tegenhouden?

Vandenbroucke: In een sociale politiek worden trendbreuken geleidelijk gerealiseerd en zijn er voor acute problemen geen ideale oplossingen. Het zou gek zijn om dat te ontkennen.

Staat of valt de actieve welvaartsstaat niet met een gunstige economische conjunctuur?

Vandenbroucke: Elk sociaal verhaal is moeilijk als het economisch minder goed gaat. Daarom zeg ik: er is behoefte aan meer welvaartsstaat, niet aan minder. Je moet minister van Sociale Zaken zijn om te ervaren hoe groot de noden inzake gezondheidszorg zijn en om het groeiende probleem van de ouderenzorg te zien. Om daarop te reageren hebben we een zeer sterke financiële basis nodig en moeten zoveel mogelijk mensen aan het werk. Ook de overheid moet anders optreden. Ze moet zorgen voor meer opleiding en vorming, bij laag- en hoogconjunctuur. Ze moet niet uitpakken met algemene, bureaucratische maatregelen die blind zijn voor de bijzonderheid van elk probleem. Ze moet werken aan oplossingen op maat.

Ze moet volgens u ook oog hebben voor nieuwe sociale noden en risico’s. Is daar nog financiële ruimte voor bij een economische terugval?

Vandenbroucke: 2000 was economisch een uitzonderlijk goed jaar. Toch is de regering voor de begroting van dit jaar niet uitgegaan van spectaculaire groeicijfers. Wij hebben het fameuze principe van de goudhamster toegepast en dat beestje is ondertussen al goed aangekomen.

Maar een laaggeschoolde, alleenstaande vrouw die twee kinderen opvoedt, krijgt het vanzelfsprekend moeilijker als de economie vertraagt. We moeten daarom niet alleen zorgen voor voldoende jobs, maar ook waarborgen dat die mensen kunnen concurreren op de arbeidsmarkt.

De regering heeft een batterij van maatregelen in werking gesteld. De lastenverlaging voor de werkgevers heeft de beste effecten bij werknemers met een lagere scholing en met lagere lonen. Mensen met een minimumloon houden nu netto aanzienlijk meer over omdat hun persoonlijke sociale bijdrage verlaagd is. Een ander voorbeeld is het belastingkrediet. En heel belangrijk is de ondersteuning van de kinderopvang: die wordt uitgebreid, goedkoper en fiscaal aftrekbaar gemaakt voor mensen met een lager inkomen.

Uw enthousiasme over de actieve welvaartsstaat steekt Jos Geysels van Agalev helemaal niet aan. Hij werkt liever aan ‘een duurzame en pluri-actieve samenleving’.

Vandenbroucke: Dat is semantiek van een slechte soort. De groenen slagen er niet in zinnige kritiek te geven op mijn sociaal beleid en op wat ik werkelijk zeg en schrijf over de actieve welvaartsstaat. Ze maken er eerst een karikatuur van en vervolgens vallen ze die aan. Ik heb geen zin in een liturgische discussie. Wij doen enorme investeringen in de kwaliteit van de samenleving.

Kunt u dat verduidelijken voor het pensioendossier?

Vandenbroucke: Er komen drie fundamentele wijzigingen in het pensioenlandschap. Ten eerste krijgen ouderen vanaf één mei een nieuwe inkomensgarantie. Het is een volledige modernisering van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, dat meer dan dertig jaar bestaat. De nieuwe regeling voert uit wat Welzijnszorg gevraagd heeft. Ze verhoogt het gewaarborgd inkomen zelfs met meer dan 6 procent en wie een beroep doet op dat vangnet, verliest niet zijn laatste spaarcent. Ten tweede is de regering voor het stelsel van het wettelijk pensioen klaar met het wetsontwerp over het Zilverfonds. En ten derde is op de ministerraad van 26 januari een wet op de aanvullende pensioenen goedgekeurd.

Europees commissaris Frits Bolkestein zegt dat de EU-lidstaten voor harde politieke beslissingen staan. Het antwoord van deze Nederlandse liberaal op het pensioenvraagstuk is: ‘meer betalen, langer werken, minder ontvangen’.

Vandenbroucke: Mijn aanpak is anders. Een stevige concurrentie tussen aanvullende pensioenfondsen is voor mij geen probleem. Maar de Europese lidstaten moeten dit op een sociale manier kunnen regelen. Die zogenaamde tweede pijler moet meer zijn dan een aanbod van puur commerciële verzekeringsproducten. Bovendien is mijn vertrekpunt niet dat we aanvullende pensioenen nodig hebben omdat er in de toekomst nog heel weinig geld zou zijn voor het gewone, wettelijke pensioen. Wij waarborgen met het Zilverfonds dat iedereen een fatsoenlijk pensioen krijgt. Morgen, over tien jaar, over twintig jaar. Daarnaast is er een nieuwe realiteit: gepensioneerden leven langer. Ze zijn actiever, ze willen reizen, ze hebben meer behoeften en ambities. Ze wensen een hoge levensstandaard te behouden en dat kan serieus tegenvallen als ze het verschil zien tussen hun laatste loon en het bedrag van het wettelijk pensioen. Een aanvullend pensioen is een maatschappelijke behoefte die slaat op het behoud van koopkracht. Voor een socialist is de vraag dan: geven we een individualistisch antwoord dat de markt van de beleggers aanmoedigt, of zoeken we een sociale oplossing die iedereen – van de poetsvrouw tot het kaderlid van een bedrijf – toegang geeft tot een aanvullend pensioen? Met onze sociale pensioenplannen voor de bedrijfssectoren gaan we voor de tweede optie. Ze komen tot stand door sociaal overleg tussen werkgevers en vakbonden. Ze zijn toegankelijk voor alle werknemers. Er is risicospreiding en ze kennen een vorm van solidariteit met mensen die door ziekte of technische werkloosheid tijdelijk niet kunnen bijdragen. Ze bieden ook een minimum aan rendement en de betrokken pensioeninstellingen moeten in een jaarlijks verslag openbaar maken hoe en in welke mate ze de middelen ethisch, sociaal en milieuverantwoord beleggen.

Waarom verplicht u ze niet om ethisch te beleggen als u dit zo belangrijk vindt?

Vandenbroucke: Groot-Brittannië doet dat wel en daar woedt nu een felle discussie. Ik gok op een evolutie in de samenleving. De aandacht voor die vorm van beleggen neemt toe. Een Brits onderzoek bewijst dat. In de groep van mensen met een aanvullend pensioen is 77 procent gewonnen voor verantwoord beleggen als dat niet ten koste gaat van het rendement. Bijna 40 procent vindt dat rendement zelfs ondergeschikt aan de ethiek, terwijl slechts 32 procent alleen rekening wil houden met het rendement. In de praktijk blijkt overigens dat het rendement van ethisch beleggen niet lager is. De overheid moet echter niet de karwats gebruiken of fiscale snoepjes uitdelen. Het is beter dat de publieke opinie en het imago van bedrijven doorslaggevend zijn. Ik veronderstel ook dat vakbonden geen kinderarbeid of een milieuvervuilend bedrijf willen sponsoren.

De drie grote pensioenwijzigingen laten de ambtenaren opnieuw buiten schot. Nochtans was men niet zo lang geleden ook heel somber over de toekomst van het ambtenarenpensioen.

Vandenbroucke: Ik ben het roerend eens met Luc Van den Bossche dat de overheid een contract heeft met de ambtenaren en dat hun pensioen een uitgesteld loon is. In feite is het een combinatie van een wettelijk en een aanvullend pensioen, omdat het berekend is in verhouding tot hun laatste wedde. Nu Van den Bossche bij de ambtenarij al de rest ter discussie stelt, wil hij daaraan niet raken. Dat is een wijs uitgangspunt. Een andere zaak is dat elke frank loonsverhoging ook een frank meer oplevert voor de gepensioneerde ambtenaren. Als de vakbonden die solidaire koppeling willen behouden, dan moeten ze voorzichtig zijn met hun looneisen.

Een ander netelig pensioenprobleem is dat van de zelfstandigen.

Vandenbroucke: In het kader van een betere afstemming van de sociale bescherming van werknemers en zelfstandigen is het pensioen de allereerste bekommernis van de organisaties van de zelfstandige ondernemers. Zonder meer klaarheid daarover, is een groot debat voor hen niet zinvol. Daarom krijgt professor Bea Cantillon de opdracht om ook over het pensioen van zelfstandigen een rapport te maken. Midden januari was haar werkgroep klaar met een eerste reeks voorstellen over de arbeidsongeschiktheid, de gezondheidszorg en de kinderbijslag. Als we op al die terreinen een afstemming kunnen bereiken, hebben we een nieuw huis van de sociale zekerheid. Daarvoor is een groot stappenplan nodig.

En veel geld, want minister van Middenstand Jaak Gabriëls (VLD) zegt dat de overheid moet betalen en niet de zelfstandigen.

Vandenbroucke: Gabriëls en ik werken goed samen, maar de discussie over de financiering moet nog beginnen. De realiteit is niet zwart-wit. Neem het voorbeeld van de gezondheidszorg. De zelfstandigen moeten zich nu zelf verzekeren tegen kleine risico’s. Dat systeem is helemaal verouderd. Wat gebeurt er als we de zelfstandigen opnemen in de algemene regeling van de ziekteverzekering? Gepensioneerde zelfstandigen zullen dan vele duizenden franken minder betalen. Actieve zelfstandigen die voorheen niet bijdroegen, zullen wel betalen. Hun collega’s die al aanvullend verzekerd waren bij de ziekenfondsen, zullen in het ene geval iets meer en in het andere iets minder moeten ophoesten. Veel urgenter is overigens een oplossing voor zelfstandigen die te maken krijgen met arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Tegen eind 2002 kan er een nieuwe en volwaardige regeling zijn. Uit enquêtes bij zelfstandigen blijkt dat zij daarvoor willen bijdragen. De kinderbijslag ten slotte is administratief een zeer ingewikkelde zaak. Aangezien de overheid vragende partij is om dat stelsel te vereenvoudigen en te harmoniseren, draait zij heel waarschijnlijk zelf op voor die rekening.

De gezondheidszorg in België heeft een omzet van 1000 miljard frank per jaar. Het algemene oordeel is dat er behoorlijk wordt gewerkt. Grote minpunten zijn het bureaucratische kluwen en het gebrek aan beleidsrelevante informatie. Hoe wilt u dat aanpakken?

Vandenbroucke: Het Riziv moet een dynamischere rol krijgen in de voorbereiding van het beleid en minder een schelp zijn voor een wirwar van overlegcomités. Voorts moeten we opletten voor een tweedeling in de gezondheidszorg en hebben we meer essentiële informatie nodig. We proberen dat per domein aan te pakken. Een goed voorbeeld is de cardiologie. Een aantal cardiologen was razend na de recente publicatie van een nieuw besluit. Het schrapt de terugbetaling van sommige prestaties die volstrekt nutteloos geworden zijn, maar toch nog altijd 300 miljoen per jaar kosten aan de ziekteverzekering. Voorts komt er een degressieve terugbetaling voor tests die meerdere keren worden uitgevoerd bij dezelfde patiënt. De cardiologen hebben me op het eerste punt uiteindelijk gelijk gegeven en voor de tests willen ze zelf richtlijnen formuleren om de praktijk beter te organiseren en misbruiken te voorkomen. Ik heb dat aanbod aanvaard en schort het besluit voor dat onderdeel op tot 1 september, op voorwaarde dat ze me binnen de drie maanden een meer fundamentele oplossing bezorgen. Hun alternatief moet ook informatie opleveren over verschillen in de medische praktijk, want dat is een heel belangrijk discussiepunt.

U lokt het debat uit door artsen en andere zorgverleners eerst met besluiten te provoceren?

Vandenbroucke: Nee. Ik werk niet tegen de artsen, maar wil dat er in overleg met hen en per domein richtlijnen op papier worden gezet. Denk aan het probleem van de keizersnede. Waarom wordt deze ingreep veel meer toegepast in de ene regio dan in de andere? Waarom treft dit sommige vrouwen meer dan andere? Dezelfde vragen zijn er bij hysterectomie of het weghalen van de baarmoeder. En ik geef nog een ander bijvoorbeeld: ik wil betere heupprothesen goedkoper maken voor patiënten die ze nodig hebben. Maar moet altijd de duurste prothese worden ingeplant? Waarom hebben sommige ziekenhuizen ter zake meer succes dan andere? Die gegevens moeten op tafel komen, zodat een college voor orthopedie conclusies kan trekken.

Voor een aantal chronische ziekten gaat u nog een stap verder met aparte zorgprogramma’s.

Vandenbroucke: Dat is een goede illustratie van de nieuwe taak van de overheid. In de gezondheidszorg moet zij werken op maat van de patiënten. Hun organisaties krijgen ook een grote rol in die zorgprogramma’s. Mensen met chronische pijn bijvoorbeeld zoeken vaak zelf oplossingen en informatie. Ze raadplegen meerdere artsen en hebben de indruk dat ze van het kastje naar de muur gestuurd worden. Ze worden experts in hun eigen situatie. We moeten die expertise meer waarderen in netwerken van patiënten. Die kunnen worden uitgebouwd rond centra waarin meerdere specialisten in een team samenwerken en de huisartsen systematisch betrekken. Tegen september moeten er dergelijke multidisciplinaire centra voor patiënten met chronische pijn zijn. Soortgelijke programma’s zijn in de maak voor diabetespatiënten en mensen met het chronischvermoeidheidssyndroom. En op het einde van dit jaar beginnen we aan de hervorming van de kankerzorg, met de klemtoon op betere preventie, een hogere kwaliteit van de behandelingen, een lagere rekening voor patiënten en een goedkopere nazorg.

Patiëntenverenigingen zijn steeds beter georganiseerd om aandacht te vragen voor een medisch probleem en om een betere zorg af te dwingen. Uw budget is niet onbeperkt. Hoe maakt u een keuze?

Vandenbroucke: We hebben aan de commissie-Frühling gevraagd selectiecriteria te formuleren. Zij heeft aangeraden om domeinen te kiezen waar we de zorg duidelijk en snel kunnen verbeteren voor aandoeningen die voldoende ernstig zijn. Chronische pijn, diabetes en chronische vermoeidheid zijn om die redenen gekozen. Ook de revalidatiemogelijkheden van patiënten met een cerebraal vasculair accident of een beroerte staan zodoende op de agenda.

Een hefboom in uw beleid voor de gezondheidszorg is de maximumfactuur voor medische kosten. Wanneer komt die er?

Vandenbroucke: Dat zal vier of vijf jaar in beslag nemen. Mijn einddoel is duidelijk. Kankerpatiënten bijvoorbeeld hebben hoge ziekenhuisrekeningen, moeten dure geneesmiddelen nemen en zien de kosten voor thuiszorg oplopen. Dat kan heel zwaar wegen op een gezinsbudget. Daarom wil ik een grens stellen aan wat mensen jaarlijks uit eigen hun zak moeten betalen voor raadplegingen, diagnoses, prothesen, geneesmiddelen, een ziekenhuisopname, hulpmiddelen. Die grens wordt gradueel gekoppeld aan het inkomen en niet meer aan het sociaal statuut. Dat betekent dus ook dat de categorie van de WIGW’s – de weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen – dan wegvalt, omdat ze niet meer relevant zal zijn. In het huidige systeem kan iemand de voorkeurbehandeling verliezen als hij van mij honderd frank meer pensioen krijgt. Of een patiënt met zeer hoge medische uitgaven moet twee jaar wachten op de afrekening van de fiscale franchise en dat is veel te lang.

Ik wil een eenvoudige, heldere regeling waarvan de patiënt snel het resultaat ziet. Hij moet aan het loket van het ziekenfonds kunnen vernemen dat de bovengrens van zijn medische factuur bereikt is en dat hij verder geen eigen bijdrage meer moet betalen. Om die situatie te bereiken, moeten we eerst een aantal zeer delicate obstakels opruimen in verband met het beheer van gegevens, de bescherming van de privacy enzovoort. Intussen brengen we in een eerste stap al de noodzakelijke geneesmiddelen in de teller van de maximumfactuur, samen met de dokterskosten en het deel van de ziekenhuiskosten die nu in de sociale franchise zijn opgenomen. In 2002 of 2003 nemen we alle ziekenhuiskosten mee in de oefening. Nadien volgt al de rest: materiaalkosten, hulpmiddelen enzovoort.

U verwacht ook een gunstig financieel effect voor de patiënten door dure geneesmiddelen te laten concurreren met hun generische en goedkopere alternatieven. Zal dat lukken?

Vandenbroucke: Het is de eerste keer dat we op dat terrein concrete stappen nemen. Dat zal veel controverse veroorzaken. Ik krijg nu al verwijten van artsen dat mijn idee niet sociaal is. Ik onderschat evenmin de psychologische problemen van patiënten die al jaren een groen pilletje slikken, die zich daar goed bij voelen en plots een ander middel moeten nemen. Maar je kunt geen omelet bakken zonder eieren te breken. Volgens mij zullen de generische middelen nooit doorbreken als de ziekteverzekering niet maakt dat artsen en patiënten het prijsverschil tussen die middelen en de duurdere specialiteiten voelen. Daarom zullen we tweemaal per jaar voor een lijst van specialiteiten de terugbetaling verminderen als er ook generische middelen tegenover staan. Op 1 juni gebeurt dat de eerste keer en zullen we artsen en patiënten goed informeren. We doen bij de artsen een beroep op hun zin voor verantwoordelijkheid, zodat ze bij het voorschrijven van een geneesmiddel ook letten op de financiële gevolgen voor de patiënt en – onrechtstreeks – voor de ziekteverzekering.

Foto’s: Patrick De Spiegelaere

Patrick Martens Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content