Kan een vermogensbelasting in ons land ? En vooral : brengt ze iets substantieels op ? Twee ambtenaren deden een denkoefening.

JE KAN ER EEN KLOK op gelijk zetten : twee keer per jaar duikt het spook van de vermogensbelasting op. Dat gebeurt bij de opmaak en bij de controle van de begroting. Daarbij heeft de vermogensbelasting telkens iets populistisch, naar de PVDA-slogan Laat de rijken de crisis betalen. Dat dit keer de discussie langer aansleept dan gewoonlijk, heeft vooral te maken met een opmerkelijk werkstuk van twee topambtenaren : Jean-Marie Delporte, tot vorig jaar voorzitter van de Controledienst voor de Verzekeringen en nu nog adjunct-administrateur-generaal op Financiën, plus Alain Moureau, uit dezelfde administratie als Delporte, overigens diens naaste medewerker en met een rijke carrière als adviseur van verschillende PS-ministers en vice-premiers. Delporte manifesteerde zich in een vorig leven veeleer als een tegenstander van de vermogensbelasting, maar is nu blijkbaar na rijp beraad een andere mening toegedaan. En dat maakt het debat er alleen vinniger op.

De voormalige docent en fiscaal specialist Max Frank (van de frauderamingen) pleitte vorig jaar nog voor een eenmalige vermogensbelasting. De opbrengst ervan raamde de inmiddels 82-jarige specialist op liefst 1.800 tot 3.581 miljard frank. Een kolossaal bedrag, waarmee de overheid 2,5 tot 5 jaar lang alle rentelasten op haar (huidige) uitstaande schuld zou kunnen betalen. Frank verwees bij zijn voorstel onder meer naar een gelijkaardige operatie die in 1945 al eens is uitgevoerd. Met succes (zie kader). In tegenstelling tot Frank, pleiten Delporte en Moureau voor een jaarlijks terugkerende belasting, die zo geven ze toe veel minder spectaculair oogt en zeker geen ?budgettaire mirakeloplossing? vormt.

PATRIMONIUM.

De twee maken om te beginnen een strikt onderscheid tussen een pseudo-vermogensbelasting en echte taxatie van fortuinen. Successie- en registratierechten worden immers vaak gezien als een onderdeel van een vermogensbelasting, maar zijn dat niet. Ze vertegenwoordigen een belasting op de overdracht van (een stuk) patrimonium, terwijl bij een echte vermogensbelasting, de fiscus zich een stukje toeëigent van de groei of van de toename van een patrimonium.

Dat kan op drie manieren gebeuren : een belasting op de netto-activa van privé-personen, een op die van bedrijven en tenslotte een taks op de kapitaalwinsten. Het duo blijkt vooral gewonnen voor de eerste twee fiscale maatregelen. Voor de privé-vermogens rekenen Delporte en Moureau op een eenvormige belasting van één procent op de jaarlijkse toename van het netto-actief, een percentage dat de twee grote vakbonden eerder al naar voren schoven. Dat lijkt hen ook redelijk omdat de patrimonia manifest sneller aangroeien dan de inkomens uit arbeid, de inflatie of het Bruto Binnenlands Product (BBP).

Een recent antwoord van minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) op een parlementaire vraag onderstreept dat nog eens. Op vier jaar tijd (1990-1993) steeg in Vlaanderen het globaal vermogen, dat wordt aangegeven bij erfenissen, met liefst 23 procent. Beneden de taalgrens ging dat totaal over dezelfde periode met 16 procent de hoogte in. Het handelt daarbij dus louter om officieel vermogen. Op tien jaar tijd (1983-1992) zou datzelfde patrimonium volgens een andere bron de studiedienst van de Generale Maatschappij met 135 procent zijn toegenomen. Het is vooral het toenemend bezit van waardepapier, verzekeringen en deposito’s, dat voor de opmerkelijke groei tekent, veel minder de onroerende bezittingen.

Vorig jaar jongleerde het studiecentrum van de ULB ook met de Belgische patrimonia en kwam tot de slotsom dat bijna 55 procent van het landelijk vermogen bij de tien procent rijkste burgers zit. Of : alles bij elkaar 412.000 gezinnen met een gemiddeld bezit van 19 miljoen frank. Nominaal is hier sprake van een totaal vermogen van 1.375 miljard frank. Wanneer dat jaarlijks aangroeit met 10 procent (137,5 miljard) brengt de voorgestelde belasting (aan één procent, dus) 13,75 miljard frank op. Bruto, zonder fraude en zonder kosten.

WEINIG ANIMO.

Die kosten kunnen geraamd worden op 400 miljoen frank voor de salariëring van 250 bijkomende ambtenaren op Financiën, hun infrastructuur en logistiek. Plus nog eens een miljard frank aan werkingskosten van een vermogenskadaster. Wat per saldo het nettorendement van een vermogensbelasting voor particulieren op 12,35 miljard frank brengt. Dat is even veel als de recente verhoging van de BTW (van 20,5 naar 21 procent) of ongeveer twee keer het rendement van de betwiste franchise in de ziekteverzekering. Dat bedrag staat ook voor de uitkering van zo’n 48.000 volledig werklozen en ook nog voor 10 procent van de familiale toelagen in de sociale zekerheid.

Bij de 12 miljard frank komt niets meer bij. Ook niet uit het tweede luik van de vermogensbelasting, want de aanslag op de netto-activa van de bedrijven is niet meer dan een operatie om de echte bezitters van de ondernemingen (de aandeelhouders, dus) te identificeren en hen vervolgens te belasten op hun privé-vermogen. Wat dus impliceert dat de vermogensbelasting geen zwaardere fiscale last inhoudt voor bedrijven, want alleen het niet-geïdentificeerd kapitaal zou belast worden (twee procent in plaats van één).

Maar ook een rendement van zo’n goeie 12 miljard frank, lijkt een aardig bedrag. Toch lijken de kansen dat de eerste aanzet tot een vermogensbelasting er onder deze regering komt, veeleer miniem. Onder meer premier Jean-Luc Dehaene (CVP) toont zich allesbehalve een voorstander, omdat hij meent dat wij zo’n vorm van belasting al kennen (de successierechten). En ook bij Philippe Maystadt bestaat er weinig animo om een dergelijke belasting in te voeren, hoewel hij die altijd ?verdedigbaar op principieel vlak? noemde.

Technisch kan de uitbouw van een vermogenskadaster en het heffen van een dito belasting via een reeks kleinere ingrepen. Eigenaars van onroerende goederen zijn immers voor een groot deel gekend via de aangifte in de personenbelasting en via het kadaster. Langs de omweg van de (theoretische) vermogensbelasting op bedrijven, komt de fiscus ook achter de eigenaars van onroerende goederen die onder meer in patrimoniumvennootschappen zijn ondergebracht. Omdat voorts de meerderheid van de levensverzekeringen nominatief zijn, kent de fiscus meteen ook de polishouders en de begunstigden van deze contracten. Blijven als grote vermogensonderdelen over : beleggingen (kasbons, obligaties en ander papier) plus deposito’s. In hun studie stellen Delporte en Moureau voor om de banken en financiële instellingen te verplichten de eigenaars of bezitters ervan bekend te maken.

KAPITAALVLUCHT.

Een vermogensbelasting stuit meestal op twee grote bezwaren : een te zware fiscaliteit op onroerend goed en een vermoede kapitaalvlucht richting buitenland. Op onroerend goed zit effectief een relatief zware belastingdruk (BTW, kadastraal inkomen,…). Die wordt echter in ons land relatief gul gecompenseerd door een serie immo-vriendelijke fiscale voorzieningen (bijvoorbeeld, een aftrek van leninglasten), plus door een bijna indrukwekkend arsenaal van rechtstreekse subsidies. Een bijkomend voordeel van een vermogensbelasting is hier, dat die moeilijker afgewenteld kan worden. Dat gebeurde onder meer wel toen het Globaal Plan de belasting op het kadastraal inkomen vanaf de tweede woning met een kwart optrok. Niet de eigenaars, maar de huurders betaalden en betalen finaal de rekening van die maatregel.

Tweede bezwaar : een vermogenskadaster of -belasting zou een nooit geziene kapitaalvlucht teweegbrengen, zeker in tijden waarin roerende bezittingen zo snel verplaatsbaar zijn. Nu vormt een belasting van één procent op de jaarlijkse aangroei van het patrimonium geen noemenswaardige aderlating. De kosten voor de aan- en verkoop van aandelen op de Brusselse beurs liggen hoger en de marginale aanslagvoet de aanslagvoet op de hoogste inkomensschijf bedraagt tenslotte 55 procent (voor inkomsten boven de 2.420.000 frank per jaar).

Het invoeren van dit soort belasting heeft trouwens in weinig of geen landen geleid tot een catastrofale kapitaalvlucht. Bovendien : waar moeten die bezittingen naartoe ? In alle andere Europese landen, en ook de Verenigde Staten, bestaan immers vermogensbelastingen (zie kader). Niet elke Belg is bereid een gedeelte van zijn patrimonium te parkeren bij schimmige banken op de Nederlandse Antillen of in duistere offshore-constructies. Ook zou hier (voorlopig toch nog) het effect van een sterke frank kunnen spelen. Een goed rendement op deugdelijk Belgisch overheidspapier lijkt wellicht nog altijd aanlokkelijker dan ondoorzichtige omwegen om een belasting van één procent te ontlopen.

Jos Grobben

De belastingdruk op onroerend goed wordt gecompenseerd door immo-vriendelijke, fiscale voorzieningen en subsidies.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content