Over een paar dagen verkiezen de Amerikanen een nieuwe president. Gegeven diens globale invloed is het een schande dat we niet mogen meestemmen. In de polls scharrelen Bush en Kerry in de foutenmarge, zo dicht bij elkaar dat de peilingen geen uitsluitsel geven. Mocht ik Amerikaan zijn, dan zou ik nu denkelijk werken voor de Kerry-campagne, pamfletjes uitdelen, hem aanprijzen op de bumper van mijn wagen, misschien zelfs een paar buren lastigvallen om zijn lof te zingen… maar op 2 november zou ik zonder enthousiasme voor hem stemmen.

Ik vrees dat ook heel wat Amerikanen in dat geval zijn. Hun verstand zegt Kerry, maar hun hart volgt niet. Als zij beslissen thuis te blijven, wint Bush. Dat zou een aantal Europese leiders overigens goed uitkomen. Zij zitten nu eenmaal niet te wachten op de gulle uitnodiging van een verkozen Kerry om vooralsnog, in het kader van een grote transatlantische verzoening, mee te stappen in het Iraakse fiasco. In tegenstelling tot heel wat Amerikaanse kiezers stemt het hart van onze leiders misschien wel Kerry, maar zegt hun verstand, heel stilletjes, nein danke.

Voor hen is het even boffen dat Bush een stroom trouwe, fanatieke kiezers heeft, die voor hem weer en wind trotseren en al een tijdje de Amerikaanse politiek sterk beïnvloeden: de evangelische christenen. Nog het best te omschrijven als een soort moslimfundamentalisten zonder burqa of baard en met de bijbel, eerder dan de koran als gids. Amerika is een van de oudste democratieën, maar het is ook het minst geseculariseerde, meest gelovige en kerkelijke land van het Westen. Daarmee zou er helemaal niets mis zijn, ware het niet dat al die gelovigheid steeds meer integrisme, fanatisme en onverdraagzaamheid opbraakt… van een bijzonder vieze soort bovendien. Hartvochtigheid is voor dat zootje geen politieke of ethische keuze, maar een heilige plicht. Dat grimmige en vastberaden Amerika zal waarschijnlijk doorslaggevend zijn in de komende stembusgang.

De gevechten in Irak, straks ook weer de oorlog in Iran, lijken inmiddels een clash, niet van twee culturen, maar van twee integrismen. Het is hoogtijd dat we vanuit Europa en met luide, klare stem over onze beschaving en waarden spreken. Over onze verdraagzaamheid bijvoorbeeld, die verschilt van neutraliteit en een aanvaarding van verschil impliceert. Over onze redelijkheid ook, die het absolute schuwt en de nuance koestert. Volgens sommigen zijn dat de vruchten van een gerijpt christendom, volgens anderen de erfenis van de Verlichting. Waarschijnlijk zijn zij het product van het leren samenleven van die twee overtuigingen… alsook en in het bijzonder van de vergrijzing van de Europese bevolking die ons ouder en wijzer heeft gemaakt.

Maar bestaat Europa eigenlijk nog? Ik bedoel natuurlijk niet de neoliberale Commissie en het democratisch deficit – die zijn jammer genoeg heel reëel – maar de idee, het project van een sociaal rechtvaardige en verdraagzame samenleving. Zijn we nog voor íémand in de wereld een ideaal? Misschien zijn we daarvoor te dof geworden, te bot in de omgang met onze eigen culturele erfenis. Onze minister van Binnenlandse Zaken meent zelfs de ongelijkwaardigheid van culturen te moeten vaststellen. Zijn partijvoorzitter zwakt af, maar stelt toch terloops dat onze waarden universeel zijn, die van de anderen blijkbaar lokaal en particulier. Naast het integrisme van evangelische christenen en van fundamentalistische moslims willen sommige landgenoten blijkbaar nu ook een integrisme van de Verlichting plaatsen. Zijn dat de eerste tekenen van culturele seniliteit? Vervaagt de herinnering aan onze wezenlijke waarden, of ontbreekt het ons gewoon aan moed en tijd voor nuance?

INFO : De auteur is professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content