De Britse historicus Frederick Taylor over Dresden ten tijde van haar bombardering: ‘Dresden vormde het hart van de Duitse oorlogsindustrie.’

Het geallieerde bombardement op de Duitse stad Dresden (13 februari 1945) staat symbool voor de verschrikkingen van de oorlog. De afgelopen zestig jaar leken vriend en vijand het erover eens: Dresden was een stad zonder industrie en zonder militair-strategische betekenis. Tijdens het bombardement werden tienduizenden inwoners van de stad, Duitse vluchtelingen, buitenlandse dwangarbeiders en geallieerde krijgsgevangenen gedood. De vuurstorm verwoestte bovendien talloze historische gebouwen en kunstschatten. Ook kun je nog overal horen vertellen dat het bombardement het einde van Hitlers regime en van de oorlog niet bespoedigde. Maar was dat wel zo? De Britse historicus Frederick Taylor werpt in zijn lijvige Dresden û Dinsdag13 februari 1945 een genuanceerder licht op het bombardement. Uit de ruïnes komt een ander beeld naar voren.

In Engeland en Amerika werd het bombardement op Dresden vereeuwigd in de roman van Kurt Vonnegut jr., Slachthuis Vijf(1969). Terwijl u de afgelopen jaren aan uw boek over het bombardement op Dresden werkte, heeft u Slachthuis Vijf herlezen. Met welk resultaat?

FREDERICK TAYLOR: Het blijft een meesterlijke roman. Prachtig geconstrueerd en geschreven, maar behalve enkele pagina’s ooggetuigenverslag van de toenmalige krijgsgevangene Vonnegut, is het boek vanuit historisch oogpunt natuurlijk waardeloos. Als aanklacht tegen de wreedheid van de luchtoorlog blijft het boek in moreel opzicht overeind, maar helaas heeft de populariteit van Slachthuis Vijf ook bijgedragen tot de verspreiding van enkele hardnekkige mythes.

Zoals de mythe dat Dresden een stad was zonder wapenindustrie? Volgens u produceerden zelfs de beroemde porseleinfabrieken in het nabijgelegen Meissen voor de Wehrmacht

TAYLOR: Dresden had geen zware industrie, zoals de steden in het Ruhrgebied, maar wel zeer veel lichte industrie die we naar de maatstaven van die tijd als hightech zouden kunnen bestempelen. Uit onderzoek van Duitse historici is gebleken dat eind jaren dertig het merendeel van die fabrieken al was omgeschakeld van de productie van consumptiegoederen op die van wapens. In Dresden maakten ze onder meer precisie-instrumenten voor de Wehrmacht en de Kriegsmarine zoals veldkijkers, radiocommunicatieapparatuur en ontstekers voor bommen, onderdelen van onderzeeërs, maar ook antitankgeschut, granaten en kogels. Een chocoladefabriek en een sigarettenfabriek hoefden maar heel weinig aan hun machines te veranderen om ze geschikt te maken voor de productie van granaathulzen en kogels. Naarmate de oorlog langer duurde, werd er bovendien steeds meer productie uit gebieden die door bombardementen getroffen waren, verplaatst naar het nog altijd ongeschonden Saksen.

Hoeveel fabrieken in gecamoufleerde panden werden ondergebracht, weten we nog altijd niet. De nazi’s maakten gebruik van ingewikkelde codes om eventuele spionnen op een dwaalspoor te brengen. In die porseleinfabriek, waar volgens iedereen zelfs in de laatste oorlogsdagen nog beeldjes van herderinnetjes werden vervaardigd, werden in werkelijkheid onderdelen voor wapens gemaakt. De Duitse arbeiders die onder de wapens waren geroepen, werden vervangen door vrouwen, door joodse en Tsjechische dwangarbeiders en vooral door krijgsgevangenen. We mogen ervan uitgaan dat Dresden, samen met Leipzig en Chemnitz, ten tijde van het bombardement het hart van de Duitse oorlogsindustrie vormde. In hoeverre die wapens nog effectief gebruikt konden worden op het slagveld, is echter een andere zaak.

U plaatst ook grote vraagtekens bij het cijfer van één miljoen vluchtelingen die zich tijdens het bombardement in de stad zouden hebben bevonden…

TAYLOR: In de maanden voorafgaand aan het bombardement trokken er naar schatting inderdaad zo’n miljoen Duitsers, op de vlucht voor de Russen, door de stad. Dat betekent niet dat ze er nog waren tijdens de bombardementen. De Gauleiter van Dresden, Martin Mutschmann, was er helemaal niet zo happig op veel vluchtelingen uit Silezië en Oost-Pruisen in zijn stad binnen te laten. Hij deed integendeel zijn best die mensen zo vlug mogelijk naar het westen te sturen. Mutschmann was een bijzonder fanatieke nazi. Hij wilde van Dresden een vestingstad maken waar de verdedigers tot de laatste man zouden vechten. Daarbij vormden die vluchtelingen alleen maar een lastig obstakel. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk tienduizenden vluchtelingen, verspreid over de stad, bij burgers waren ondergebracht en dat er ook duizenden tijdens het bombardement zijn omgekomen.

Het cijfer van één miljoen is door Goebbels’ propagandaministerie verspreid. Goebbels wist hoe gevoelig de bevolking van de neutrale en de geallieerde landen was voor het vermoorden van vluchtelingen. Dat cijfer van Goebbels is na de oorlog een eigen leven gaan leiden.

Dresden gold als een van de meest liberale en artistieke steden van Duitsland. Toch haalde de nazipartij in 1933 nergens zo’n hoge score als in de hoofdstad van Saksen. Hoe valt dat liberale imago te rijmen met de monsterscore voor de nationaal-socialisten?

TAYLOR: Mijn Duitse collega Götz Bergander heeft daarvoor een plausibele verklaring. Volgens hem was het enthousiasme van de Dresdenaren voor Hitler en zijn trawanten vooral een kwestie van opportunisme. Ze hadden een lange traditie in het roepen van ‘De koning is dood. Lang leve de koning’. Na 8 mei 1945 accepteerden ze ook van de ene dag op de andere het Russische communisme. Het nazisme had echter wel een stevige voedingsbodem in Dresden, omdat de plaatselijke elite tijdens de Weimarrepubliek een antidemocratische instelling had. Een organisatie als de pan-Germaanse Bond, die antisemitisme propageerde en sterk gekant was tegen de aanwezigheid van Tsjechen en mensen uit andere Slavische landen in Dresden, telde veel advocaten, dokters en industriëlen onder haar leden. Het belang van de kunst onderstreepten ze allemaal, zelfs de nazi’s, maar als het erop aankwam, gaven ze er niet zoveel om. Na zijn gevangenneming door de Russen huilde Mutschmann krokodillentranen om de vele kunstschatten die door het bombardement verloren waren gegaan, maar als Gauleiter had hij veel te laat en onvoldoende actie ondernomen om ze in veiligheid te brengen.

De naziminister van Arbeid, Robert Ley, slaakte na het bombardement zelfs een zucht van verluchting: ‘Nu kunnen we eindelijk opnieuw gaan bouwen, zonder die last van het verleden.’ Zou Dresden na een Duitse overwinning niet alsnog zijn gesloopt?

TAYLOR: Waarschijnlijk wel. Hitler en zijn hofarchitect, Albert Speer, hadden Dresden aangewezen als een van de steden waar ze architectonisch tekeer wilden gaan. Wie de maquettes van de geplande nazigebouwen met hun onmenselijke afmetingen heeft gezien, kan alleen maar blij zijn dat die twee hun gang niet zijn kunnen gaan.

En anders zou het Rode Leger de stad wel in huis-aan-huisgevechten met de grond hebben gelijkgemaakt?

TAYLOR: Het bombardement op Dresden is er op verzoek van de Russen gekomen. Tijdens de conferentie van Jalta vroegen de Sovjets hun bondgenoten om de Duitse legers zoveel mogelijk te hinderen in hun bewegingen. Een van de manieren om te voorkomen dat de Wehrmacht na het mislukte Ardennenoffensief voldoende troepen naar het Oostfront kon brengen, was het bombarderen van de spoorwegknooppunten. Dat van Dresden was verreweg het belangrijkste. Nu weten we dat op 13 februari 1945 het einde van de oorlog nog amper drie maanden op zich zou laten wachten, maar op het moment zelf zag het er allemaal niet zo rooskleurig uit voor de geallieerden. De Britten en Amerikanen waren nauwelijks hersteld van de klappen van het Ardennen- offensief en slaagden er maar niet in over de Rijn te trekken.

Voor de Russen verliep de opmars een stuk beter, maar ze werden aan de Duits-Poolse grens met een enorm Duits leger geconfronteerd. De bevelhebber van die legergroep, de fanatieke nazigeneraal Ferdinand Schörner, had maar liefst één miljoen man onder zijn bevel. Uiteindelijk gaf Schörner er de voorkeur aan het merendeel van zijn troepen naar Bohemen terug te trekken, anders had het Rode Leger inderdaad Dresden moeten veroveren en waarschijnlijk ook moeten vernietigen. Na 13 februari lieten de Russen het verwoeste Dresden juist links liggen en concentreerden ze zich volledig op de verovering van Berlijn. Ironisch genoeg werd de stad gespaard door het feit dat ze al vernietigd was. Het vooruitzicht honderdduizenden daklozen te moeten voeden, schrok de Sovjets af.

Dresden was dus een even legitiem oorlogsdoel als Berlijn of Keulen. Würzburg daarentegen had werkelijk nauwelijks industrie en ook geen strategische betekenis. Toch is ook deze oude middeleeuwse stad platgegooid. Is Würzburg geen beter symbool voor de wreedheid van de luchtoorlog dan Dresden?

TAYLOR: In feite wel, maar het werd Dresden. Niet alleen omdat het bombardement op Dresden zo uitzonderlijk ‘geslaagd’ was, maar ook omdat het een van de laatste was. Omdat er geen luchtafweer aanwezig was en er geen enkele nachtjager kwam opdagen, was de stad totaal onbeschermd. Omdat er nauwelijks goede schuilkelders waren – alleen de topnazi’s van de stad beschikten over privé-schuilkelders – en het luchtalarm slecht functioneerde, bleven de Dresdenaren na de eerste fase van het bombardement in hun eigen kelders. Als ze te voorschijn waren gekomen, hadden ze, net als de inwoners van Leipzig enkele weken eerder, de talloze beginnende brandjes grotendeels kunnen blussen, zodat er geen vuurstorm had kunnen ontstaan. Die vuurstorm kon je nauwelijks overleven. Wie in een schuilkelder zat, stikte. Wie op straat kwam, verbrandde levend. Wie in een waterreservoir sprong, verdronk of werd gekookt als een kreeft.

Het bombardement op Dresden was ook zo ongeveer het laatste in een jarenlange reeks. Het lijkt erop of er toen zoiets als collectieve wroeging is ontstaan. Britse parlementariërs stelden kritische vragen en zelfs Churchill gebruikte in een memorandum voor één keer het woord ’terreurbombardement’, een term die tot dan toe enkel door Joseph Goebbels was gebruikt.

Kort daarop maakten raketten en atoombommen de bommenwerper overbodig. De Britse luchtmachtmaarschalk Arthur Harris merkte in dat verband cynisch op dat een raket zich niet hoefde af te vragen of een bombardement moreel juist was of niet. Toch startte de bommenwerper als een humaan alternatief voor de grondoorlog, schrijft u…

TAYLOR: Harris was in de Eerste Wereldoorlog gevechtspiloot. Toen hij boven het slagveld van Passendale vloog, zag hij de soldaten beneden zich elkaar massaal uitmoorden. Twintig jaar later zette hij alles op precisiebombardementen op Duitse wapenfabrieken en op transportknooppunten. Hij hoopte daarmee de vijand zodanig te kunnen verzwakken, dat een patstelling op de grond, zoals in 1914-’18, en de bijbehorende zinloze slachting zouden kunnen worden voorkomen. Maar die precisiebombardementen werden een mislukking. In 1940 en 1941 verloor de Royal Air Force soms evenveel bemanningsleden als dat er slachtoffers op de grond vielen. Daar kwam bij dat veel schade die door de RAF was aangericht, zeer snel kon worden hersteld. In Dresden bijvoorbeeld beschikte de Deutsche Reichsbahn amper twee weken na het bombardement alweer over één functionerend spoor waarover troepen- en munitietreinen konden rijden. Pas als de schade massaal en cumulatief was, had een bombardement langdurig effect. Dat bereikte je enkel door een stad vanuit het centrum volledig plat te gooien. De ‘bijkomende schade’ in de vorm van burgerslachtoffers werd uiteindelijk een van de hoofddoelen. Hoe meer arbeiders en bedienden er stierven, hoe lager immers de productie in de fabrieken.

Sinds jaren luidt de consensus dat de massale bombardementen op Duitsland weinig effect hadden. Het beste bewijs is het feit dat de oorlogsproductie uitgerekend in 1944 een hoogtepunt bereikte. Uw boek is er één in een reeks van vele recente historische onderzoeken naar de luchtoorlog. Blijft de consensus overeind?

TAYLOR: Het is waar dat de Duitsers in 1944 méér tanks, vliegtuigen en andere wapens produceerden dan ooit tevoren, maar het is evenzeer waar dat er op dat moment twee miljoen Duitsers met niet anders bezig waren dan met het herstellen van bombardementsschade of met het bemannen van het luchtverdedigingssysteem. Zonder die bezigheden hadden ze ingezet kunnen worden aan het front of in de wapen-industrie. De nazi’s moesten zoveel jagers produceren, zoveel bunkers en schuilkelders bouwen, dat ze er niet langer toe kwamen zélf nog bommenwerpers te produceren. In de eerste twee jaar van de oorlog bombardeerden ze zelf nog steden als Londen, Coventry en Stalingrad. Door het geallieerde luchtoffensief werden ze in het defensief gedrongen en verloren ze het initiatief. Het enorme gebrek aan aanvalskracht van de Luftwaffe stelde het Rode Leger bovendien in staat veel sneller op te rukken dan anders mogelijk geweest zou zijn. Dat is uiteindelijk veel belangrijker geweest voor het naderbij brengen van de geallieerde overwinning dan het opvijzelen van de moraal in die eerste moeilijke jaren.

De lucht was de zwakke plek van nazi-Duitsland. Zoals de Britten beweerden in een propagandablad dat ze boven het land uitwierpen: ‘Jullie hebben je verschanst in een vesting, maar het is een vesting zonder dak.’

Rechtvaardigt dat de honderdduizenden slachtoffers onder de Duitse burgerbevolking en de tienduizenden onder de bemanningsleden?

TAYLOR: Het is in ieder geval de rechtvaardiging die Harris en Churchill vonden. ‘Als deze oorlog dan toch miljoenen burgerslachtoffers zal vergen, dan kunnen het maar beter zoveel mogelijk Duitsers zijn en zo weinig mogelijk Britten’, was het achterliggende idee. Ik zeg nergens in het boek dat de bombardementen moreel gerechtvaardigd zijn of niet. Het enige wat ik daarover durf te beweren, is dat de schuld en de verantwoordelijkheid voor de tragische gevolgen ervan niet eenzijdig bij de Britten en de Amerikanen mogen worden gelegd. Als de Gauleiter meer schuilkelders had laten bouwen en als de legerleiding voor wat luchtafweer in de stad had gezorgd, zouden er veel minder slachtoffers zijn gevallen. Als de Russen niet om het bombardement hadden verzocht, zouden de Britten Dresden niet bovenaan de lijst hebben geplaatst.

En voor een deel was het ‘succes’ van het bombardement ook gewoon brute pech. Als het weer iets anders was geweest, was het wolkendek boven Dresden blijven hangen en hadden de vliegeniers veel minder gericht kunnen mikken. Maar het blijft een vreselijke gebeurtenis, waarbij een van de mooiste steden van Europa in de as werd gelegd en 35.000 mensen omkwamen. In dat opzicht mag Dresden wat mij betreft hét symbool blijven voor de wreedheid en zinloosheid van de oorlog dat Kurt Vonnegut er in Slachthuis Vijf van heeft gemaakt.’

INFO / Frederick Taylor, ‘Dresden – Dinsdag 13 februari 1945’, vertaald uit het Engels door Ulrica Yland, Het Spectrum, 499 blz., euro 39,95.

Door Jeroen Kuypers en Piet de Moor

‘Die vuurstorm kon je nauwelijks overleven. Wie in een schuilkelder zat, stikte. Wie op straat kwam, verbrandde levend. Wie in een waterreservoir sprong, verdronk of werd gekookt als een kreeft.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content