Josse De Pauw met “Weg” op het Theaterfestival. Een portret.

In “Weg” vallen voor Josse De Pauw een aantal dingen op hun plaats. Deze Kaaitheaterproductie is een van de tien stukken die voor het aanstaande Nederlands-Vlaams Theaterfestival (Brussel, 26/8-4/9) werden genomineerd. Voor De Pauw niet alleen een blijk van erkenning, maar vooral een bevredigend resultaat na een zoektocht van jaren om woord en muziek zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. De onderliggende vraag daarbij was altijd: hoe zou het zijn als acteurs eens een stuk maakten naar analogie van een jamsession? De Pauw houdt van improviserende jazzmuzikanten. Hij benijdt ze en wil in hun buurt zijn.

In “Weg” ervaart De Pauw, die een eigen tekst speelt, voor het eerst zeer duidelijk wat hij het “jazzgevoel” noemt: dat wonderlijk vertellen, zingen en spelen van een soloacteur en de creatieve muzikanten – Peter Vermeersch, die de soundtrack schreef, en Pierre Vervloesem – die in elkaar opgaan. Er waren al aanzetten gegeven in woordproducties met Peter Van Kraaij, Tom Jansen of Frieda Pittoors. Dat samensporengevoel heeft hij niet bij om het even wie. Vandaar dat hij zo dikwijls met dezelfde mensen werkt omdat die maar een half woord nodig hebben om elkaar te begrijpen.

Het vergt veel wikken en wegen om er anderen bij te nemen en met een regisseur die hij niet kent, gaat hij evenmin in zee: “Als ik met een regisseur werk, is het met Peter Van Kraaij. Dat is een maat. Die weet wat ik wil. Ik zoek mensen om mee te spelen naar wie ik nieuwsgierig ben. Dat is de grootheid van samenspelen, en het heeft ook te maken met gelukkig zijn. Als het je niet lukt om in een beschermde situatie, wat een podium toch is, gelukkig te zijn, moet je jezelf vragen stellen. Maar het lukt je niet elke avond. In een reeks van dertig voorstellingen zijn er misschien drie die je hart strelen, maar dat zijn er toch drie!”

“Zelf ben ik ook geen regisseur, terwijl ik me wel in staat acht mooie dingen voor theater te maken en daar leiding aan te geven, maar dan op een heel andere dan de gangbare manier. Dat ik in 1995 niet slaagde als gastregisseur bij het Nederlands Toneel Gent (NTG) met ‘De vrouwen’ lag dan ook geheel aan mij. Er wordt soms wel iets gezegd over mijn eigenzinnigheid, maar die kost mij geen gram moeite. Dat is wat ik het makkelijkst kan. Voor mij zou het moeilijk zijn om mij in te passen in het veranderend theaterlandschap. Dat zou pas uitsloven zijn.”

GEEN VAN ONS IS RASZUIVER

“Weg” is, onder meer, een reis doorheen een leven dat ten einde loopt, en De Pauw vraagt zich af hoe hij uit dit leven het liefste weg wil, al stelt hij dit weggaan zo lang mogelijk uit.

“De gedachte aan het ogenblik waarop iemands tanden uit zijn mond vallen in zijn middagslaap, en het besef dat het zo stilaan tijd wordt om ermee te stoppen, is natuurlijk louter theatraal. Maar het is ook de kans die het theater mij biedt om daar een vingeroefening mee te maken en me af te vragen hoe het dan verder gaat. En op het einde nog een liedje zingen met de laatste adem, dat is toch prachtig? Ik ben iemand die sterk aan het leven vasthoudt en daar met grote regelmaat van geniet, en ik moet ook kunnen genieten van het afscheid. Theater biedt een unieke kans om dingen te zien, te voelen, te tasten”.

In 1989 schreef en speelde De Pauw zijn eerste tekst, “Ward Comblez”, het verhaal van een reis in iemands hoofd. Het was een oplossing om een groot verdriet te verwerken. Daarop volgde (samen met Peter Van Kraaij) “Het kind van de smid”: “Als een reactie op de eerste grote score van het Vlaams Blok. Om te laten zien hoe mensen altijd gereisd hebben, hoe integratie tijd moet hebben en geen van ons zuiver is van ras, gelukkig maar!”

“Ik heb altijd zeer graag gereisd, maar nooit zonder iets te gaan doen. Ik was zelfs geen avontuurlijke toerist. Ik wou iets gaan spelen, ik bracht mijn eigen ding mee. We moesten daar toch zijn, bijvoorbeeld met Radeis (internationaal bejubeld gezelschap voor visueel theater tussen 1977 en 1984, R.A.). Je hebt het recht om ergens te zijn, omdat je er iets komt doen. En dan dingen en mensen zien. Je geeft iets en je neemt ook iets mee. Dat soort ruilhandel. Maar je hoeft niet alles gezien te hebben. Ik ben dikwijls blij dat ik iets gemist heb. Dat heb ik ook met teksten. De stroom van woorden moet een coherentie hebben, maar mag ook overweldigend zijn. Vandaar dat ik al eens van standpunt wissel zonder het publiek in te lichten. Het gaat ‘m vooral over wat er gezegd wordt.”

“In ‘Weg’ is de moeder bij momenten sterk aanwezig, maar er is ook de man toen hij klein was, er is de verteller, en ik ben er ook en ik val niet noodzakelijk samen met het personage dat ik toon. Ik werk graag in dat schemergebied tussen biografie-autobiografie en fictie. We zitten in een stroom en zoeken naar een andere waarheid, of de feiten kloppen of niet.”

DE EIGEN TAAL BEWAKEN

De Pauw is almaar meer beginnen schrijven, niet alleen speelteksten, maar onder meer ook dagboeknotities voor een krant. Hij speelt iets minder dan vroeger omdat hij een dochtertje heeft en meer thuis wil zijn. Het schrijven is niet te scheiden van zijn familiale leven: “Het artistieke en het private vormen bij mij één geheel. Dat heeft te maken met mijn vrouw die bij Rosas danst en ook dat soort leven heeft. Zij is Japanse en acht jaar heb ik met haar in het Frans geleefd. Ik ben beginnen schrijven uit noodzaak om de eigen taal te bewaken. Zij heeft inmiddels Nederlands geleerd en we leven nu in het Nederlands. Met de kleine spreekt zij Japans, ik Nederlands. Taal is in mijn leven altijd al een aangenaam obstakel geweest. Wel een obstakel, maar altijd heel aangenaam. Een horde die genomen moest worden. Taal is vaak een object voor mij, iets dat je vastpakt. Het is niet altijd zo dat een acteur beter af is als hij de taal gebruikt die hij zelf geschreven heeft. In een vreemde of vervreemdende taal spelen, kan hem dingen bijbrengen. Filmacteurs zijn vaak geneigd wat geschreven staat naar hun mond te zetten. Dat is niet altijd het beste. Werk aan een tekst. Dingen naar je mond zetten, is vaak luiheid.”

Sinds vorig jaar is De Pauw geëngageerd bij Victoria in Gent, een productiehuis dat niet direct te vergelijken is met het Kaaitheater. Die overstap heeft alles te maken met het vertrek van Hugo Degreef bij het Kaaitheater en de nieuwe richting die daar nu wordt ingeslagen.

“Ik was met Hugo en het Kaai helemaal vergroeid. De noodzaak die ik had om destijds het Kaai te helpen maken, die vind ik hier bij Victoria terug, althans gedeeltelijk. Dirk Pauwels, die hier aan het hoofd staat, zat toen ook in het Kaai, bij Radeis. Maar vroeg of laat kom ik toch weer in Brussel terecht. Het is mijn biotoop en mijn materiaal ligt daar. Ik weet dat dingen groeien en voorbijgaan. Ik heb geen enkele rancune tegenover het Kaai, dat nu met jongere mensen verder gaat. Dat is zo logisch als het maar zijn kan. En ik ben niet iemand die met spijt achterom kijkt.”

In Victoria is De Pauw nu stapsgewijze een grote productie aan het uitbouwen: “Larf”, een coproductie met Keizer Karel 1500-2000, Brussel 2000, het Festival van Vlaanderen en met medewerking van Vooruit.

“Het gaat over vorsten die in de problemen komen met hun macht, of daaraan verslaafd zijn, of misschien tot inzicht komen…, ik weet het nog niet. Het is een verhaaltje voor het slapengaan over leven en dood. Met al zijn kantjes: de contemplatieve kant die van Octavio Paz komt, de harde uit het Herodesverhaal, de Winnie-de-Poeh-kant die heel veel wijsheid in zich heeft. Via een vertraagd productieproces – voor diepgang moet je tijd nemen – ontwikkel ik een systeem om uiteindelijk naar een grote zaal te gaan. Dan komt naast de acteurs een orkestformatie van zestien muzikanten op het podium. Want die verbinding tussen woord en muziek wil ik blijven maken.”

Info Theaterfestival en reserveringen: 02/201.59.59 (Kaaitheater).

Roger Arteel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content