Wie voldoende geld aan de kant heeft, kan eraan denken actief te beleggen. Welke zijn de mogelijkheden voor een som van twee miljoen frank?
De fictieve afspraak is gemaakt: we hebben twee miljoen frank te beleggen. Welke portefeuille adviseert de bank?
Noch Jan Olyslaegers, hoofd van de kantoorbegeleiding bij beleggingen Antwerpen van de KBC, noch Robert Du Meunier, verantwoordelijke van de afdeling vermogensadvies van Bacob in Antwerpen, hebben het bij de bespreking over staatsbons, langetermijnrekeningen of spaarbons, noch over achtergestelde certificaten. Dergelijke vormen van beleggingen zijn eerder bedoeld voor wie absolute zekerheid wil over de opbrengst van zijn geld en niet bereid is zijn nachtrust eraan op te offeren. Wij willen echter actiever beleggen en spelen op de kansen van de markt. Wij willen risico’s nemen, in de hoop op een beter rendement.
Een cliënt met twee miljoen is voor de banken natuurlijk geen grote vis. Een persoonlijke vermogensbeheerder komt er dan ook niet aan te pas. Die krijg je pas te zien bij grotere inzetten, naargelang de formules vijf, tien of zelfs veertig miljoen frank bedragen. Toch nemen ze voor de twee-miljoen-investeerder de nodige tijd voor advies. Ook achteraf blijven ze hem bijstaan met infoblaadjes en telefoontjes.
Du Meunier van Bacob weegt de journalist voor hem die de vijftig voorbij is, en zet zijn voorstellen uiteen voor een defensieve portefeuille. Had er een dertiger op dezelfde stoel gezeten, die twee miljoen van zijn vader gekregen had om te beleggen, dan zouden zijn adviezen dynamisch zijn, of zelfs agressief. Toch laat de beleggingsspecialist zich niet alleen door de leeftijd leiden en polst hij diplomatisch naar enkele andere kenmerken. De verwachte return bijvoorbeeld. En de neiging tot risico. Hij verschuift het beleggersprofiel van voorzichtig naar avontuurlijk.
ELKE CLIENT HEEFT ZIJN PROFIEL
Hoe bepaal je een dergelijk profiel? KBC’er Jan Olyslaegers meet het risicoprofiel aan de hand van een vragenlijst die vier categorieën onderscheidt en portefeuilles van zeer defensief tot zeer dynamisch. De journalist krijgt een dynamisch risicoprofiel: hij kan zijn twee miljoen enige tijd missen en volgt – door zijn job – de financieel-economische berichtgeving. Hoe meer risico en hoe meer tijd, hoe waarschijnlijker de kans op een grotere opbrengst van het geld. Maar het kan ook tegenvallen, de markt heeft zo haar grillen.
De dynamische portefeuille van Olyslaegers ziet eruit als volgt: 45 procent aandelen, 45 procent obligaties, 5 procent vastgoed en 5 procent liquiditeiten. “Ze biedt een grotere opbrengst dan de defensieve portefeuilles, er bestaat een risico en er zijn schommelingen in de opbrengst, ook neerwaarts.” Het Objectief 30 dat zijn collega van de Bacob voorlegt, bevat voor 30 procent aandelen, 42 procent obligaties en 28 procent liquiditeiten. Stel dat het niet ging om een fictieve belegging, dan had hij wellicht ontdekt dat de journalist een minder voorzichtige belegger was met de nadruk op return en zou hij Objectief 50, met 50 procent aandelen of zelfs Objectief 70 met 70 procent aandelen en helemaal geen liquiditeiten hebben voorgesteld.
LES IN WERELDECONOMIE
Een beleggingsgesprek vergt overigens nogal wat inspanning. Beide bankiers geven als het ware een les in wereldeconomie, met alles erop en eraan: inflatie en rente, groeimarkten en zo meer. Zo legt Du Meunier uit dat we goede resultaten kunnen verwachten van de DKK-obligatie 5-7 jaar. Denemarken zal toetreden tot de Europese Monetaire Unie en werkt aan de Maastrichtnormen. Maar zelfs de meest oningewijde kandidaat-belegger begrijpt algauw dat obligaties vastrentende beleggingen zijn en dat aandelen meer risico’s inhouden, maar dan ook meer (kunnen) opbrengen. Liquiditeit op spaarrekeningen betekent beschikbaar geld en veiligheid, en dat nadert het voorzorgssparen.
Toch vergt het begrip aandelen enige omzichtigheid. Jan Olyslaegers kan dan wel aandelen leveren, Bekaerts, Barco’s of de wonderlijk stijgende Real Software’s. Maar twee miljoen is te bescheiden om aan risicospreiding te kunnen doen. Ondanks dat heeft hij cliënten die rechtstreeks aandelen kopen, “omdat het nogal goed staat om met zijn beurssuccessen uit te pakken”, stelt hij. Ook Robert Du Meunier heeft zijn twijfels bij al die succesverhalen: “Wij zien ook de andere kant. Rond de beursintroducties is een echte hype ontstaan. Voor velen werd het een financiële aderlating.”
KAPITAAL IS VEILIG
De portefeuilles die worden voorgesteld, omvatten aandelenfondsen, door de banken geconfectioneerde pakketten van aandelen, met al eens een uitzondering voor een enkele, betere waarde. Al snel komt Jan Olyslaegers bij de garantiefondsen terecht, met de bekende klikfondsen, relatief recente producten die inspelen op het traditionele profiel van de voorzichtige Belgische belegger die toch wil meestappen in de nieuwe beurscultuur. Maar hij speelt op veilig: het klikfonds neemt slechts een deel van de return van de aandelen mee, maar garandeert dat zelfs in een ongunstige periode de investeerder zijn volledige kapitaal terugkrijgt. Die zekerheid heeft zijn prijs, in betere tijden is de opbrengst redelijk, in barre tijden is het beursavontuur nooit catastrofaal.
Bij een belegging voor een behoorlijk lange termijn is een dergelijke zekerheid echter niet vereist, meent Du Meunier. Ook niet bij portefeuilles van meer dan twee miljoen frank, zij neutraliseren het intern risico zelf. De cliënt houdt eenzelfde fonds aan, maar dat fonds zelf is voortdurend in beweging. De fondsbeheerders van de banken speuren de wereldmarkten af om een maximale return te behalen.
Olyslaegers ziet de Amerikaanse aandelenmarkt nog altijd zitten, omdat de rente relatief stabiel is en de bedrijfswinsten – nu de motor van de beurs – hoger dan verwacht. Du Meunier van Bacob toont iets meer aarzeling tegenover de aandelenmarkten dan zijn KBC-collega. “De timing van de beurscorrectie maken, is onmogelijk. Op de Amerikaanse beurzen wordt de groei nu te duur betaald.” Beide bankiers zijn voorstanders van de Europese beurzen. “Na de groeivertraging komt er een sterk herstel van de economie in de EMU-zone”, voorspelt Olyslaegers. KBC waagt zich niettemin ook aan Japan en de nieuwe markten van het Verre Oosten, Latijns-Amerika en Oost-Europa. “Het leed van de monetaire crisis is er geleden. Die markten herstellen zich snel.”
Beide beleggingsadviseurs hebben wel min of meer gestandaardiseerde modellen in het hoofd. Maar het totaalproduct dat zij aanbieden is geen confectie, het is maatwerk gemeten naar het profiel van de cliënt. Bacob heeft een tweeduizendtal beleggingsproducten in huis, KBC moet daar met zijn fondsengamma zeker niet voor onderdoen. “Bovendien heeft de bank ook aanbiedingen, bij de lancering van een nieuw fonds bijvoorbeeld”, zegt Du Meunier.
DE BANK VERZEKERT
De journalist met zijn twee miljoen hoeft geen verzekering meer, hij heeft genoeg aan een levensverzekering, een groepsverzekering en zo meer. Beide bankiers kunnen het echter niet laten hun bankverzekeringsproducten aan te prijzen, die een beleggingsformule koppelen aan een verzekeringsproduct, de zogenaamde Tak 23. Met de Open Life van Bacob krijgen de erfgenamen bijvoorbeeld het kapitaal plus het rendement, plus tien procent. Du Meunier: “Op die manier kunnen zeker de successierechten worden betaald. De Belgen denken dat erfenisrechten torenhoog zijn, terwijl de nieuwe regeling in Vlaanderen in erfenisssen in rechte lijn laag zijn. Al te vaak wordt wit geld nodeloos zwart gemaakt.”
Olyslaegers waarschuwt ervoor dat het rendement van dergelijke beleggingen lager ligt dan die van een gewone portefeuille, omdat ook de verzekering geld kost. De cliënt hoeft natuurlijk naar zijn investering niet meer om te kijken. In producten van bancassurance is het verzekeringsaspect bovendien facultatief.
KOSTEN VERSUS OPBRENGSTEN
Hoe staat het met de kosten op een portefeuille? De banken rekenen in- en uitstapkosten aan voor hun fondsen en jaarlijkse administratiekosten. Bij de verkoop van dergelijke portefeuilles treden banken immers op als winkelier, ook zij moeten er met andere woorden winst op maken. Bovendien maakt deze business geen deel uit van hun traditionele bankfunctie.
“De kosten moeten worden geplaatst tegenover de opbrengsten”, zegt Jan Olyslaegers. “En die verhouding valt zeer goed mee.” Het rendement op de investering zou dus de kosten wegzuiveren. Om de kosten te drukken, geeft Robert Du Meunier de raad de twee miljoen niet al te sterk te versnipperen.
En wat brengt de twee miljoen op? Zowel bij Bacob als bij KBC klinken de adviseurs veel minder affirmatief. Du Meunier: “De portefeuille zou een behoorlijk rendement moeten geven. Met de huidige marktverwachtingen is het realistisch te denken dat ze een stuk meer opbrengen dan de 4,6 procent van de jongste staatsbons.” Jan Olyslaegers heeft een kleurrijk statistiekje met het risicospectrum. Op tien jaar schommelt de dynamische portefeuille tussen pakweg een kleine vijf en twintig procent. Op één jaar kunnen de opbrengsten hoger liggen, maar evenzeer bestaat het risico dat er verliezen moeten worden geïncasseerd.
Beide bankiers adviseren – met enige overtuigingskracht – een effectenrekening te openen. Dan is de belegging weliswaar bekend, maar er zijn tal van voordelen. De bank kan de producten permanent volgen en aanbevelen om bepaalde onderdelen te wijzigen. Voor iemand die de titels mee naar huis neemt of in de kluis deponeert, om zijn geld anoniem te houden, is dat minder evident.
G.D.