Het leek een beetje Eurosong, vorige week bij de Raad van Europa, met al die delegaties die naar Straatsburg kwamen afgezakt, de champagne klaar om ontkurkt te worden. De Raad zou beslissen over het inmiddels roemruchte rapport van Lili Nabholz-Haidegger over de minderheden in België. Ze points vielen uitstekend uit voor de Vlaamse zaak: het rapport moet voor heroverweging terug naar de bevoegde commissie. Al is dat slechts een voorlopige zege, want nog voor de zomer komt het al dan niet geamendeerd weer op tafel.

Het rapport wekte zoveel ophef omdat het de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel officieel als een (taal)minderheid omschrijft, wat haaks staat op de officiële Vlaamse stelling, die geen minderheden op Vlaams territorium erkent. Met een door de Raad van Europa erkend minderheidsstatuut zouden de Franstaligen aanspraak kunnen maken op een bijzondere bescherming. Die hebben ze al, in de vorm van taalfaciliteiten meer bepaald, al lijken die meer op privilegies voor een meestal al bevoorrechte klasse, dan op douceurtjes die enig soelaas moeten brengen in het harde lot van verdrukte dompelaars. En dat terwijl een Vlaamse minderheid die faciliteiten liever vandaag dan morgen zou afschaffen.

Er is iets heel ironisch en eigentijds aan dat rapport-Nabholz: het erkent dat niet alleen de klassieke staat minderheden op zijn territorium kan hebben, maar dat dit ook geldt voor de geëmancipeerde, post-etatistische regio. Argument: gewesten en gemeenschappen beschikken in België over zoveel macht en bevoegdheden dat ze wel een heus staatje lijken te vormen. (Zo bekeken is Nabholz’ staatsgedachte dan toch weer niet zo postmodern.) Het rapport kan in alle geval gelden als een eresaluut aan wat het Vlaamse ontvoogdingsstreven zoal heeft verwezenlijkt aan autonomie. Vlaanderen een staat in Europa? Wat voor de Vlaamse separatisten slechts een natte droom kan zijn, is voor Lili Nabholz al een feit.

Op alvast één punt had Nabholz (in een interview vorige donderdag in De Standaard) gelijk: dit gaat over veel meer dan de Belgische kwestie alleen. Al is de ene minderheid de andere niet, het was niet zonder reden dat het rapport tegenwind kreeg vanuit Estland, Litouwen, Rusland of Roemenië. Die landen hebben wel degelijk echte, omvangrijke en bepaald niet in de watten gelegde minderheden onder hun bevolking ? in sommige Baltische landen is zelfs hun staatsburgerschap dubieus. Die minoriteiten moeten maar niet op ideetjes worden gebracht, vinden ze daar, laat staan taalfaciliteiten eisen.

Maar het blijft niettemin óók een Belgische kwestie. Het Brusselse probleem, waar dat van de faciliteiten alles mee te maken heeft, blijft onopgelost, al komt dat mogelijk omdat de aangelegenheid inmiddels in geheel achterhaalde termen wordt gedefinieerd, die voorbijgaan aan het complexe multiculturele karakter van de stad. Maar als de regering-Verhofstadt dacht dat ze daar na de moeizame Lambermont-hervorming vanaf was, dan heeft ze het vanuit een onverwachte hoek weer op haar bord gekregen. Dacht ze even snel de kieswet te hervormen, tot ze andermaal niet om het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde heen kon. Die gewestoverschrijdende kieskring is een volslagen aberratie in het federale België. Maar hij dient natuurlijk wel als vehikel om geen Franstalige stemmen uit het Vlaamse Gewest ‘verloren’ te laten gaan. Dat opgeven is voor de Franstalige partijen ondenkbaar ? en dat maakt de hele kieswethervorming zinloos. Als ze er zin in heeft, kan mevrouw Nabholz zich nog geruime tijd met de Belgische kwestie bezighouden.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content