?Terwille van de lieve centen” (Knack nr. 3) uit zware kritiek aan het adres van het Dr. Willems-instituut (DWI).
De besteding van de gelden zou ?hoogst ondoorzichtig” zijn en ?een schoolvoorbeeld van het uitputten van wetenschappelijke kredieten voor overwegend commerciële belangen.” ?Het onderzoek zou hoogstens van middelmatig niveau zijn.”
Ik ben geschokt door de kwaadaardigheid waarmee in dit artikel de inzet van zovele navorsers en medewerkers de grond wordt ingeboord. Dat Dirk Draulans het niet nodig vond om zijn licht eens op te steken bij het LUC (Limburgs Universitair Centrum) verbaast me.
Het DWI werd in 1977 opgericht door de provincie Limburg en het LUC met een ?provinciale” en een ?academische” opdracht, dus enerzijds dienstverlening aan de regio en anderzijds wetenschappelijk onderzoek.
De provincie is in het DWI vertegenwoordigd via twee gedeputeerden, het LUC door de rector, de gewezen vice-rector en de decaan van de faculteit geneeskunde.
Projecten van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in het DWI worden onder meer gesteund door de eigen onderzoeksfondsen van het LUC. Voor al deze projecten loopt de financiering volledig via de boekhouding van het LUC en neemt het LUC de volle academische verantwoordelijkheid.
Ook middelen die door het Limburgs Kankerfonds voor wetenschappelijk onderzoek worden bestemd, worden via het Universiteitsfonds van het LUC aan het DWI ter beschikking gesteld. Er is dus geen gebrek aan controle op de besteding van al deze middelen.
Het verwerven van middelen uit deze verschillende geldstromen voor wetenschappelijk onderzoek kan maar na een strenge selectie door commissies van onafhankelijke deskundigen en na advies van gereputeerde buitenlandse referees uit het betrokken onderzoeksdomein. De hoeveelheid verworven middelen is dan ook een indirecte maat voor de originaliteit en de kwaliteit van het onderzoek.
De resultaten van deze onderzoeksprojecten worden gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Over de output van de DWI-onderzoeksgroepen wordt ook jaarlijks gerapporteerd in het LUC-jaarverslag. Deze output kan gerust de vergelijking met gelijkaardige onderzoeksgroepen in Vlaanderen en daarbuiten doorstaan.
DWI-onderzoekers zijn herhaalde malen bekroond met wetenschappelijke prijzen. Vijftien onderzoekers hebben met succes een doctoraatsthesis verdedigd voor een interuniversitaire jury. Hoe men met deze gegevens kan spreken over onderzoek van ?middelmatig niveau” is mij een raadsel.
De overheid is niet meer in staat om al de onderzoeksactiviteiten in universiteiten en onderzoeksinstellingen te financieren. Het zoeken van een aanvullende financiering wordt door de overheid gestimuleerd.
Deze gemengde financiering deels overheid, deels privé legt aan de bestuursorganen een bijzondere toezichtsverplichting op in verband met de aanwending van de overheidsmiddelen. Ook in het DWI wordt dit toezicht ter harte genomen.
Dat de geschiedenis van het DWI een ?schoolvoorbeeld zou zijn van het uitputten van wetenschappelijke kredieten voor overwegend commerciële belangen” moet dan ook krachtig worden tegengesproken.
Dit artikel doet het DWI en zijn 90 medewerkers zwaar onrecht aan. Wij zijn overtuigd van de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek, van de wetenschappelijke integriteit van zijn staf en van het gevoerde beleid. Het LUC zal het instituut dan ook blijven steunen.
Prof. dr. H. Martens, rector Limburgs Universitair Centrum.