Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Hij ergert zich aan ‘de motregen van ironie die over onze landen is neergedaald’. De Nederlandse schrijver en journalist Michaël Zeeman over ernstige onderwerpen als Europa, Berlusconi, het verraad van de intellectuelen en koffie waar prut in zit.

Zondagavond 30 november, 23 u. 30, wordt een gedeelte van dit gesprek uitgezonden in de rubriek ‘Tijdgenoten’ van het programma Lichtpunt op Canvas.

Het boek ‘Het fluwelen gordijn’, waarin Michaël Zeeman verslag doet van zijn reis langs de nieuwe Europese oostgrens, verschijnt rond de jaarwisseling bij De Bezige Bij.

Omstreden is hij altijd geweest. Als chef van de kunstredactie van de Volkskrant en presentator van het televisieprogramma Zeemanmet boeken was Michaël Zeeman (45) langzamerhand uitgegroeid tot de kunstpaus van Nederland. Zijn talrijke bewonderaars roemden zijn eruditie en zijn brille, maar zijn minstens even talrijke vijanden zagen in hem slechts een op macht beluste mandarijn. In april vorig jaar – hij had net de Gouden Ganzenveer in ontvangst mogen nemen voor ‘zijn belangrijke bijdrage aan de Nederlandse cultuur’ – besloot Zeeman Nederland de rug toe te keren om zich als cultureel correspondent en writer at large in Rome te vestigen. Het ‘hersenloos gezwets’ dat in zijn vaderland voor intellectueel debat doorgaat was hem te veel geworden.

‘En de koffie is hier beter natuurlijk.’ Een terrasje in de novemberzon op de Piazza Barbarini. Zeeman zingt met overtuiging de lof van de latinità. ‘Tien jaar geleden was ik misschien in Parijs of New York gaan wonen. Maar als je halverwege je leven bent en je wilt over een paar grote vragen gaan nadenken, dan is er bijna geen betere plek te verzinnen dan Rome. Rome heeft een interessante ontwikkeling doorgemaakt: de stad is ontsnapt aan die eeuwige zelfbespiegeling, waarin ze altijd heeft liggen weken. Van een openluchtmuseum is Rome veranderd in een hele vitale stad. En vooral: je hebt hier niet die horigheid aan de Amerikaanse cultuur, die we in Noord-Europa kennen. Je hoort wel eens zeggen dat Europa veramerikaniseert. Maar ik denk juist dat het in cultureel opzicht stilzwijgend Italianiseert. Overal vind je pizzeria’s, in alle denkbare spellingen. Er is geen pretentieus hotel dat zich niet beroemt op zijn Italiaanse stijl, we willen allemaal in Armani-jasjes rondlopen, je breekt je nek over de Italiaanse vormgeving. Italiaans is de norm geworden.’

Waarom bent u uit Nederland weggegaan?

MICHAËL ZEEMAN: Nederland is wel eens beschreven als de tweeënvijftigste staat van de VS – en daar zit iets in. Waar Nederland traditioneel op een kruispunt van culturen heeft geleefd en een redelijk open blik had, is er nu een enorme fixatie op alles wat uit Amerika komt. Je ziet het ook aan de talenkennis: de enige Nederlanders die nog Duits spreken, zijn een paar oud-ingezetenen van het kamp Buchenwald. Frans spreekt al helemaal niemand meer. De enige vreemde taal die er nog toe doet, is een wonderlijk soort patois van het Engels. Dat reflecteert zich ook in een versmalling van het publieke debat. Wat voor onzin hebben we de voorbije tien jaar niet gehoord: het einde van de ideologieën is ons voorspeld, het einde van de solidariteit, het einde van alles en nog wat. In Nederland is dat allemaal voor zoetekoek geslikt. Ik kreeg het steeds moeilijker om in zo’n klimaat te blijven functioneren. Voor je het weet, ga je meekakelen en koddige stukjes schrijven over Mabel – de aanstaande van een van onze kroonprinsen, die een kortstondige affaire heeft gehad met een beroepscrimineel. Zo diep wilde ik toch liever niet zinken.

Is het anti-intellectualisme in Nederland sterker dan in Italië?

ZEEMAN: Het is werkelijk een verschil van dag en nacht. Soms heb ik de indruk dat er in onze Lage Landen een nieuwe beeldenstorm gaande is. Een diepe, diepe minachting voor alles wat een gedachte formuleert. Toen Frits Bolkestein in Nederland nog de liberale lijsttrekker was, heeft hij eens in een interview gezegd: schildert u mij alstublieft niet af als een intellectueel, want dan verlies ik de verkiezingen. De neiging bij de media, maar ook aan de universiteiten om een kleuterjuffentoon aan te slaan, neemt hand over hand toe. Zorg ervoor dat in je stukken vooral niet te veel moeilijke woorden en niet te veel namen voorkomen! Dat ligt hier wel anders: als Umberto Eco een stuk schrijft voor een van de weekbladen, kan hij refereren aan een lange, culturele traditie. Geen lezer die zich voor het hoofd gestoten zal voelen.

Terwijl wij er juist van uitgaan dat onder Silvio Berlusconi de pers in Italië gebreideld wordt.

ZEEMAN: Onzin. Je hebt hier nog steeds een rijk geschakeerd palet van serieuze bladen. Berlusconi is natuurlijk een soort wrijfpaal voor de rest van Europa geworden. De West-Europese journalistiek heeft een buitengewoon simpele opvatting over Italië: daar regeert een rijke stinkerd, die een aanzienlijk deel van de media tot zijn beschikking heeft en genoeg geld om rechters om te kopen en blablabla. En dan wordt ook nog eens de link met Mussolini gelegd. Dat verhaal hoor je koekoek één zang van Stockholm tot Brussel – alleen in Frankrijk en Spanje wordt er iets genuanceerder over gedacht. Maar als het schema zo simpel zou zijn, blijft toch nog de vraag waarom al die Italianen op Berlusconi stemmen. Zijn ze allemaal gek? Zijn ze allemaal niet lekker?

Wie weet. U kent het tegenargument: Hitler is ook democratisch gekozen.

ZEEMAN: De geschiedenis herhaalt zich niet. De historicus Jacques Presser heeft gezegd: als het fascisme in Europa ooit weer opduikt, noemt het zich antifascisme. Ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Je kunt niet twee keer in dezelfde jas het podium op. Niet dat ik het aanraad, een mediamagnaat als premier, maar Berlusconi heeft in ieder geval de discussie op scherp gesteld. De belangrijkste verklaring voor zijn succes is de lamlendigheid van links. Het is geen toeval dat het neoliberalisme in Europa het sterkst ontwikkeld is in die landen waar de sociaal-democratie de deuren wagenwijd heeft opengezet. Italië, Frankrijk, Spanje, Nederland. In Duitsland zit Gerhard Schröder op de wip en het meest hilarische voorbeeld is nog Tony Blair, die erin geslaagd is in Engeland de Conservatieve Partij overbodig te maken. In 1995 zei de sociaal-democratische premier van Nederland Wim Kok: we hebben onze ideologische veren afgeschud. Daarmee was de politiek doodverklaard. Politiek was geen kwestie meer van regeren, maar van beheren. De sociaal-democraten – dat is een van mijn sweeping statements – legden het hoofd in de schoot, ze hadden geen eigen agenda meer en met de rekenmachine in de hand wilden ze vooral laten zien hoe goed ze de economische werkelijkheid wel niet begrepen.

Omdat ze niet meer geloofden in ‘de maakbare samenleving’?

ZEEMAN: Ik denk niet dat je een pleidooi moet gaan houden voor een utopie als blauwdruk van de samenleving, maar zonder utopie gaat het niet. Als een politicus het zout in de pap waard wil zijn, is zijn voornaamste drijfveer het beantwoorden van de vraag hoe de samenleving er binnen tien jaar moet uitzien. Ik geloof niet dat je iets kunt besturen – een fiets, een auto, een vliegtuig, een stad, een land – zonder een uitspraak te doen over de bestemming. Die bestemming is door de grote linkse ideologen van de twintigste eeuw geformuleerd als een eindstation, waar we met z’n allen zouden aankomen. Dat was een enorme gedachtefout. Ik heb in mijn leven het einde van álles horen voorspellen. Toen ik een jongen was, ging de roman dood. Maar vijfendertig jaar later is de roman vitaler dan ooit tevoren, er is misschien een crisis van de romanleeskunst, maar zeker niet van de romanschrijfkunst. Ik kan zo voor de vuist weg wereldwijd vijfentwintig auteurs noemen van het allergrootste gewicht. Bij de opkomst van de televisie had iedereen het over de dood van het theater. Heeft u er iets van gemerkt? En toen was ineens het einde van de geschiedenis in zicht. Ik heb in mijn leven nog nooit zoveel geschiedenis gezien als na de afloop van de Koude Oorlog. Op het moment dat de dood van de ideologieën in de krant werd gemeld, kwam de krachtigste ideologie van de twintigste eeuw – het neoliberalisme – in de mode. En niemand die godverdomme een weerwoord had.

U gelooft dat het neoliberalisme zijn langste tijd alweer gehad heeft. Een optimistische visie voor iemand die bekendstaat als een cultuurpessimist.

ZEEMAN: Politiek is: wat de natuur en de geschiedenis in het ongerede hebben gebracht, trachten te corrigeren. Politiek is niet: afwachten of er iets bij de post zit. Als Plato het meer dan tweeduizend jaar geleden al over een utopie had, geloof ik niet dat die utopie in mijn leven sterft. De utopie moet opnieuw geformuleerd worden en dat is het punt waar de sociaal-democraten tekortgeschoten zijn. Wat zeggen onze Wouter Bos of jullie Steve Stevaert? ‘Ideeën heb ik niet, maar ik heb een Nokia en u kunt mij uw ideeën sms’en.’

‘Wij zeggen wat u denkt.’ U kunt de invloed van marketing op politiek en media toch niet onder de mat schoffelen?

ZEEMAN: Nee, maar wel bestrijden! De krant waar ik voor werk heeft tot in het midden van de jaren negentig de lezers nooit gevraagd wat voor krant ze wilden. En nu dat wel gebeurt, daalt de oplage. Marketeers kunnen mooi weer spelen tot het moment dat er iemand opstaat, die zegt: zo gaat het niet. In Nederland is in augustus 2001 premier Wim Kok met slechts twee of drie dissidente stemmen – waaronder de mijne – heilig verklaard. Er werd zelfs gezegd: ‘Nederland is af’. Nog geen half jaar later wordt de hele oude politieke elite op het hakblok gelegd en wint een dooie populist de verkiezingen. Er bleek in de werkelijkheid dus een totaal ander vertoog te heersen dan in de Tweede Kamer, ondanks alle grappige Nokiasystemen en opiniepeilingen en instuifavonden. Jan Peter Balkenende is in eerste instantie door de verzamelde pers afgebrand. ( falsetstem) Hahahahahahaha! Hij is intussen ten tweeden male onze premier, ondanks dat lipje van hem en ondanks zijn kapsel. Als je al die communicatieadviseurs moet geloven, gaat het niet om de politieke agenda, maar om het smoeltje van de politicus. Welnu, Balkenende is geen gezellige man, hij heeft geen televisiegeniek hoofd, maar hij heeft wel een paar onpopulaire thema’s aangekaart. Hij had het over verantwoordelijkheid, over normen en waarden. ( weer die falsetstem) Hahahahaha! Resultaat: veertig zetels.

Was Pim Fortuyn meer dan een mediakwibus?

ZEEMAN: Ik denk het wel. Eerlijk gezegd snap ik niet eens dat er mensen zijn die zeggen dat hij een retorisch begaafde man was, ik vond het een stamelaar. En dat hij zo televisiegeniek was, komaan zeg – een kale nicht met twee schoothondjes. Doe nou niet zo geestig! Net als Berlusconi appelleerde Fortuyn aan iets veel diepers. Namelijk: de overtuiging dat er ideologische alternatieven geformuleerd moeten worden voor de wetten van de markt. Zoals een astroloog van week tot week je toekomst bijstelt in de krant, zo kwam de minister van Financiën ieder halfjaar de economische groei voorspellen: het wordt niet 0,8 maar 1,2 procent! De economie is de astrologie van onze dagen. En daar zijn al die politici op gaan varen, bij gebrek aan een eigen agenda.

Het succes van populisten is het failliet van hun voorgangers. Is het zo simpel?

ZEEMAN: Misschien wel. Ik geloof niet dat een meerderheid van de Italiaanse of de Nederlandse of de Belgische bevolking in de war is. Ik geloof iets anders. Ik geloof dat in Europa de kracht die streeft naar een vorm van rechtvaardigheid, naar sociale vereffening, veel te diepe wortels heeft om te sneuvelen onder de neoliberale praatjes van de jaren negentig. Al in de late Middeleeuwen zijn in onze steden, waar de uitgebreide familie de zorg voor zwakkere leden niet langer op zich kon nemen, begijnhoven en weeshuizen gesticht. De Europese samenlevingen zijn vanouds egalitaire samenlevingen. Wij verdragen geen excessieve armoede of excessieve rijkdom. Overal in Europa staan de bonussen van captains of industry ter discussie, niet omdat we die mensen hun villa’s misgunnen, maar omdat er een bepaalde tolerantiegrens is die niet overschreden kan worden.

Alsof niet miljoenen Europeanen in bittere armoede leven.

ZEEMAN: Zeker, maar het Amerikaanse idee van ‘je bent arm en het is je eigen schuld’ krijg je bij ons niet verkocht. In een aantal Europese landen staat de sociale zekerheid onder druk omdat we voorzieningen voor onze burgers gecreëerd hebben die door diezelfde burgers niet meer te betalen zijn. Maar ze zullen nooit tot een Amerikaans minimum worden teruggesnoeid. Hier in Italië hebben we bijvoorbeeld de discussie over de pensioenvoorzieningen. Die waren behoorlijk ontspoord, neem dat maar van mij aan. Maar op het moment dat Berlusconi zijn hervormingsplannen op tafel legde, kwam er een massale protestbeweging op gang waarvan de grondtoon was: tast de solidariteit tussen de generaties niet aan! Dat is een mentaliteit die je overal in Europa terugvindt. Wat ons bindt, is onze zorg om de sociale cohesie in de samenleving. Je ziet nu ook dat in verschillende Europese landen de privatisering van overheidsdiensten wordt teruggedraaid. Omdat het niet werkt: mensen willen niet kunnen kiezen tussen twee treintjes van Amsterdam naar Zandvoort, ze willen gewoon op tijd op hun werk of bij hun kinderen zijn. En de Italianen bijvoorbeeld hebben er geen zin in nog eens verrast te worden door een stroomstoring omdat in Zwitserland een boom is omgevallen.

Bestaat er een Europese identiteit?

ZEEMAN: Absoluut. En het is de taak van de intellectuele elite om die te definiëren.

Terwijl overal de discussie woedt over de nationale identiteit: wie denken we wel dat we zijn?

ZEEMAN: In Nederland bijvoorbeeld is daar grote verwarring over ontstaan, maar Italianen zullen die discussie niet voeren – die weten dat wel van zichzelf. De natie staat hier niet ter discussie. Toen onlangs de islamitische beweging het crucifix uit de klaslokalen verbannen wilde zien, is er een enquête gehouden. Maar liefst 97 procent van de Italianen zei: geen sprake van. Niet omdat ze allemaal zo vroom katholiek zijn of geloven in de wederopstanding des vlezes en andere merkwaardige kosmologische verschijnselen – ze zijn minstens zo geseculariseerd als wij. Maar ze delen een diep besef van culturele tradities.

Vijftien jaar geleden omschreef Hans Magnus Enzensberger in zijn boek ‘Ach, Europa!’ de Europese identiteit als ‘eenheid in verscheidenheid’. Je zou ook kunnen zeggen: het enige wat we gemeenschappelijk hebben, zijn onze verschillen.

ZEEMAN: ‘Eenheid in verscheidenheid’ is natuurlijk een ontzettend zoete, lieve definitie, ontleend aan de katholieke kerk. Maar ik denk niet dat we daar vandaag nog mee wegkomen. Er hangt een knisperend soort euroscepsis in de lucht. Dat komt omdat we de Europese samenwerking niet langer kunnen baseren op angst. Decennialang hebben we foto’s gemaakt van Franse en Duitse regeringsleiders, die met sombere koppen en donkere mantels, hand in hand, op militaire begraafplaatsen stonden uit te stralen: Entweder Europa entwederKrieg! Er komt echter een moment waarop niemand meer gelooft dat de Fransen en de Duitsers ooit nog ter hoogte van de Maginotlinie op elkaar gaan schieten. Er is intussen een andere werkelijkheid ontstaan, mede onder invloed van de toerisme-industrie. We eten nu allemaal salade met brokjes feta en olijven erin. Maar we hebben nog geen nieuwe taal, geen nieuwe woorden en termen om over Europa te praten en de Europese ruimte te definiëren, omdat de intellectuele elite het laat afweten. Over Europa wordt een beetje lacherig gedaan, Europa is gelijk aan tomaten en gekke koeien en varkenspest.

U was een van de initiatiefnemers van de Stichting Essay International, die een uitwisseling van ideeën op Europees niveau wil bevorderen. Lukt dat een beetje?

ZEEMAN: Het gekke is dat je in veel landen van Europa op hetzelfde moment analoge sentimenten, analoge ideeën en analoge discussies ziet ontstaan – over extreem-rechts bijvoorbeeld, of over onze omgang met de islam, of over de gevolgen van de revolutie van mei ’68. Maar er is geen gemeenschappelijk platform. De enige media die door een elite in alle landen van de Europese Unie worden gadegeslagen, zijn CNN, The International Herald Tribune en The New York Review of Books. Stuk voor stuk van Amerikaanse makelij. Onze gedachte was simpel: je moet ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de lezers van Le Monde of El Pais kennis kunnen nemen van de stukken van Paul Scheffer en dat Geert van Istendael kan publiceren in Die Zeit. Maar het komt niet van de grond. Dan kun je eindeloos blijven mopperen, of je kunt er zelf iets aan doen door bijvoorbeeld naar Rome te verhuizen en contacten te leggen met andere Europese culturen. Mijn grote droom is dat er ooit een halfjaarlijkse culturele en intellectuele eurotop komt.

Overschat u het belang van dat handvol intellectuelen nu niet lichtelijk?

ZEEMAN: Niemand zal mij verdenken van valse bescheidenheid. De culturele elite moet ophouden zichzelf te ontkennen en belachelijk te maken. Ik zeg altijd: intellectuelen zijn als hormonen. Je hebt maar een heel klein beetje testosteron en toch wordt je hele leven erdoor bepaald.

U heeft deze zomer een reis gemaakt door de nieuwe lidstaten van de Europese Unie, op zoek naar de culturele grenzen van Europa. Kon u ze vinden?

ZEEMAN: Zeker. Wat ik wilde weten was: hoe verhoudt de fysieke grens – het paaltje met douanier erbij – zich tot de culturele grens? Waar houdt de middelpuntzoekende kracht van Europa op en bevind je je in een andere cultuur? Polen bijvoorbeeld ligt gewoon op de verkeerde plek: ook al zijn er twee wereldoorlogen overheen gegaan en heeft de firma Stalin er huisgehouden, je voélt dat Europa niet ophoudt bij de Wit-Russische grens. Of rijd van Wenen naar Kiev. Zolang je filterkoffie geserveerd krijgt, ben je in Europa. Wordt het prut in een pannetje, dan ben je de culturele grens gepasseerd en zit je in Klein-Azië.

Heeft uw verhuis naar Rome uw visie op Europa veranderd?

ZEEMAN: Het was voor mij een doorslaggevende ervaring, omdat het een permanente uitnodiging is tot vergelijken. Ik sta met één been in Rome en met het andere been in Amsterdam, want je kunt jezelf natuurlijk niet opnieuw uitvinden en ik kan geen Italiaan worden, hoe goed ik de taal ook leer. Zeg ik iets over Italië, dan kan ik het niet laten tegelijkertijd naar Nederland te kijken, en omgekeerd. Wat ik ook zeg, het krijgt altijd een coulisseperspectief.

Als u over Nederland schrijft, krijgen de babyboomers ervan langs. Wat hebben ze u misdaan?

ZEEMAN: Ik ben geboren in 1958 en ik ben zelf opgegroeid in de omgeving van de babyboom. Wat ik de generatie van mei ’68 verwijt, is dat ze hun lamlendigheid verkocht hebben als idealisme. Dat idealisme heb ik vervolgens zien omslaan in cynisme. In een heel vervelend pact, over de generaties heen, met de jongeren. Hoofdredacteuren die zelf tegen de zestig lopen, willen hun oudere redacteuren kwijt en er vervolgens drie jongere voor in de plaats, want dan zijn ze van het gezeik af. Er hangt een motregen van ironie over onze landen: er kan niets meer serieus beweerd worden, er kan niet meer serieus geanalyseerd worden, alles moet in een lollig sfeertje terechtkomen, zowel op de radio en de televisie als in de kranten en de weekbladen en aan de universiteiten. Het is een vorm van verraad, de eigentijdse variant van la trahison des clercs.

Daar zit een column in.

ZEEMAN: Columnisme is handbal voor babyboomers – het toppunt van verveling. Ik heb nooit een column gewild, omdat ik niet betrokken wil worden in een sport die ik niet wens te bedrijven. Ik heb meningen zodra er een onderwerp is. Ik heb geen meningen omdat het donderdagmiddag kwart over vier is en de eindredacteur aan de telefoon hangt om te vragen waar mijn column blijft. Dood aan de column! Het is echt het verwerpelijkste genre uit de hele journalistiek: de reductie van meningen tot een gezelschapsspelletje waarin het ene kekke thema nog niet is gepasseerd of het volgende komt er al aan. Er is een idiote inflatie aan de gang, waarin alleen de oudere generatie columnisten – de Hoflands en de Blokkers – overeind blijft. Voor de rest is het laf water, met een heel vaag vermoeden van wijn erin.

Bedaar, bedaar, ’t is maar journalistiek!

ZEEMAN: En na mij de zondvloed, zeker? U vraagt, wij draaien? Ik pas daarvoor. Wat mij ergert, zijn mensen die er al lang niet meer in geloven. Een voorbeeld: ik heb meer dan tien jaar aan de letterenfaculteit in Amsterdam een schrijfcursus gegeven voor laatstejaarsstudenten. Een van de dingen die ik ze probeerde te leren, was niet zonder bronvermelding hele lappen tekst over te schrijven van het internet. Maar als ik een geval van plagiaat meldde bij de faculteit, was de reactie: doe nou niet zo vervelend, Zeeman, we weten toch allemaal dat die dingen gebeuren. Terwijl mijn reactie zou zijn: op het moment dat u plagieert, wordt u niet alleen van de universiteit getrapt, maar uw broers en zusters ook. Uw kinderen en uw kindskinderen zullen geen toegang meer krijgen tot hoger onderwijs. Dat meen ik serieus hoor! ( plechtig) Ik ben een domineeszoon: ik meen alles serieus.

Piet Piryns

‘De culturele elite moet ophouden zichzelf te ontkennen en belachelijk te maken.’

‘Over Europa wordt een beetje lacherig gedaan. Europa is gelijk aan tomaten en gekke koeien en varkenspest.’

‘De economie is de astrologie van onze dagen. En daar zijn al die politici op gaan varen, bij gebrek aan een eigen agenda.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content