Hannes Cattebeke
Hannes Cattebeke Freelance journalist voor onder meer Knack

Warren Christopher gaat niet de geschiedenis in als de grootste Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Daarvoor oogt zijn lijstje met verwezenlijkingen te pover en was de schaduw van de president die hij diende te omvangrijk. Toen Bill Clinton eind 1992 zijn oog liet vallen op Christopher, was dat een keuze voor zekerheid. Christopher had eind jaren 1970 als onderminister van Buitenlandse Zaken onder Jimmy Carter al kennisgemaakt met het depar-tement. Maar bovenal was hij een hondstrouwe Democraat, die voor Clinton in de aanloop naar de verkiezingen ook al de speurtocht had begeleid naar zijn running mate Al Gore. In 1991 had Christopher zijn gekende talent voor diplomatie nog geëtaleerd als voorzitter van de commissie die zich boog over de politiehervormingen in Los Angeles, een noodzaak na de rassenrellen die waren ontstaan toen bleek dat agenten zich zwaar hadden misdragen tijdens de arrestatie van de zwarte chauffeur Rodney King.

Samen met zijn president kon Christopher al vroeg een eerste pluim op zijn hoed steken. In september 1993 ondertekenden PLO-leider Yasser Arafat en de Israëlische premier Yitzhak Rabin in Washington de Oslo-akkoorden. Christo-pher droomde van meer en vloog tientallen keren naar het Midden-Oosten, maar tot een echte doorbraak in het kruitvat leidde dat nooit. Tegenstanders verweten hem een gebrek aan een allesomvattende visie. Christopher was een diplomaat pur sang, iemand die tactisch te werk ging binnen een welomlijnd kader. Een van zijn medewerkers die hem met zijn bijnaam mocht aanspreken verwoordde het ooit zo: ‘Wanneer we over een crisis aan het vergaderen waren, zou niemand eraan gedacht hebben om Chris te vragen om de strategische nota op te stellen. Maar iedereen dacht wel aan hem om de tekst voor te lezen en nadien te implementeren.’

Clinton had er in de verkie-zingscampagne zijn tegenkan-didaat en zittend president George Bush van beschuldigd de ogen te sluiten voor de Chinese schendingen van de mensenrechten, maar ook Christopher en Clinton ruilden tijdens hun bewind al snel hun morele bezwaren tegen economisch voordelige deals. Samen met de rest van de Verenigde Naties faalden de Verenigde Staten door niet sneller in te grijpen toen zich in 1994 de gruwelijke Rwandese genocide voltrok. Onder leiding van de Amerikanen kwam een jaar later wel een einde aan de Bosnische oorlog. Ook dat Akkoord van Dayton kwam er pas na veel bloedvergieten, maar het was wel een eindpunt voor een conflict in de achtertuin van de Europese lidstaten die al die tijd machteloos hadden toegekeken. Topdiplomaat Richard Holbrooke werd geroemd voor zijn doorzettingsvermogen. Christopher bleef eens te meer in de coulissen.

Hij ruimde in 1997 plaats voor Madeleine Albright en plooide zich terug op het advocatenleven in Californië. Maar Al Gore was hem niet vergeten. In 2000 speelde Christopher opnieuw een bepalende rol bij de presidentsverkiezingen. Hij vond in Joseph Lieberman een geschikte running mate voor Gore. En toen de stembusslag tussen George W. Bush en Gore uitdraaide op een ware thriller, was het Christopher die voor de Democraten de hertelling in Florida superviseerde. Eens te meer werd hem een gebrek aan assertiviteit aangewreven. De wijze jurist had zich veel te veel gefocust op het wettelijke kader en zich zo laten aftroeven door de agressieve aanpak van de Republikeinen, zo klonk achteraf de ontgoocheling in het verliezende kamp. Maar bij zijn dood, vorige week in Los Angeles, spaarde Gore zijn lofbetuigingen ‘voor een van de grootste staatslieden van dit tijdperk’ niet. Al was zijn vroegere baas Jimmy Carter wellicht iets nauwkeuriger. ‘Hij was de beste ambtenaar die ik heb gekend.’

Hannes Cattebeke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content