Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

L ouis Tobback gaat door voor een onderlegd debater. Ten onrechte. Hij is geen onderlegd maar een onbeleefd debater, die ooit onze direkteur toesneerde : ?’t Is niet zozeer wàt gij zegt, maar vooral het toontje waarop, dat mij zo stoort.” De taktiek van Tobback is de vertraging. Vooraleer hij één argument geeft, zijn er vijf minuten voorbij. Ondertussen berijdt hij allerlei zijspoortjes waarop hij met platitudes zo groot als een huis het gelijk naar zijn kant sleept. Waarna de kijker de indruk heeft dat ook het hoofdargument wel zal kloppen.

Wij herinneren ons van lang geleden een tv-debat op de Sportmiddag, over verblijfsvergunningen voor buitenlandse voetballers. Aanleiding was het geval Romulus Buia, een Roemeen van Germinal Ekeren die na een vakantie ons land niet meer in mocht. Aangezien De zevende dag het niet te nauw had genomen met de toegemeten tijd, werd aan de drie gesprekspartners van de Sportmiddag uitdrukkelijk gevraagd het kort te houden. Tobback, minister van Binnenlandse Zaken, begon. Een half uur ! Zonder één vraag tussenin. Dat de wet ook gold voor buitenlandse voetballers. Dat wie geen werkvergunning kon voorleggen het land niet in kwam. Dat Germinal beter zijn administratie in orde zou maken dan te komen klagen. Dat profvoetballers schandelijk veel verdienen en door hun gemeen gedrag op het veld het hooliganisme uitlokken. Dat het inzetten van rijkswacht en politie miljarden per jaar kost. Dat dit en dat dat.

Naast de camera stond een wanhopige studiomeester te zwaaien dat het programma al een kwartier te lang liep en stante pede moest afgesloten worden. Dirk Abrams, moderator in wanhoop, vroeg de tweede spreker of hij zeer kort nog iets wenste toe te voegen. Dat wenste die tweede spreker inderdaad : Frans Meulemans van de Voetbalbond ! Advokaat en praatvaar van het zuiverste water. Die ?zeer kort” had hij niet gehoord. Tweeëntwintig minuten. Dat politici vooral de sociale rol van het voetbal niet mogen vergeten. Dat klubs handenvol taksen betalen aan de overheid. Dat Racing Mechelen ten onrechte naar tweede en nadien derde klasse was gezakt. Dat het ministerie van Kultuur met een ergerlijke hardnekkigheid bleef weigeren om nog maar een begin van een sportbeleid in dit land te voeren. Dat dees en dat geen.

De drie programma’s die na de Sportmiddag moesten komen kioskmuziek, een toeristische dokumentaire en een hobbyprogramma, zoals dat op zondagnamiddag hoort waren door de eindregie al geschrapt en alles werd in gereedheid gebracht om het half-achtjournaal een half uurtje later te doen beginnen, toen Frans Meulemans zich verslikte. Abrams, die nog slechts in een waas registreerde wat er allemaal gaande was, profiteerde van de kans en bedankte met schorre stem iedereen voor de aandacht. Terwijl de generiek liep wrong de derde gesprekspartner zich met een van woede vertrokken gelaat in beeld : Jean Fraiponts, de manager van Germinal Ekeren, die al drie kwartier vergeefs had zitten zwaaien met een papier : de werkvergunning van Romulus Buia, die zowel de uitleg van Tobback als het betoog van Meulemans overbodig en zonder grond maakte.

WIJ HEBBEN TOBBACK één keer van hetzelfde laken een pak weten krijgen. Dat was tijdens De zevende dag in een diskussie met Frans Van Mechelen, de voorzitter van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen. Aangezien er tegenwoordig noch grote noch jonge gezinnen meer zijn, is Frans eigenlijk gewoon voorzitter van de Bond van Gezinnetjes, maar dat doet er nu niet toe. Het ging over het selektief maken van de kinderbijslag. De stelling van Tobback was zoals gewoonlijk simpel : hij wiens inkomen groter is dan het gekombineerde jaarsalaris van een senator en een burgemeester, heeft geen recht op kinderbijslag. Frans Van Mechelen, die het risico op nog minder gezinnen in zijn vereniging niet wilde lopen, verzette zich uit alle macht tegen dit perfide voorstel. ?Het is als een bres in een dijk,” zo oreerde hij met weidse gebaren, ?het begint met een klein gaatje en voor je het beseft staat de hele polder blank.”

En dat de denataliteit al hoog genoeg was. Honderdduizend geboorten in de jaren zestig. Zestigduizend geboorten nu. Wie zal er over twintig jaar de pensioenen nog betalen ?

Louis Tobback had verveeld zitten toekijken. Hij stelde tot zijn genoegen vast dat Van Mechelen al zijn pijlen tegelijkertijd verschoot en dat hijzelf het woord, eens hij het zou krijgen, niet meer zou afgeven. Dat was enkele tellen later, en als steeds begon hij aan zijn vertragingsmaneuver. Wie op televisie traag spreekt, komt langer aan het woord. En wie het langst aan het woord is, wint het debat, ongeacht de nonsens die hij uitkraamt. De enige uitzondering op deze regel is Jef Sleeckx.

Maar aan Frans Van Mechelen mispakte Tobback zich lelijk. Die begon nog veel oudere truuks toe te passen, namelijk het trekken van gezichten terwijl de tegenstander aan het woord is. Altijd goed voor een tussenshot waardoor de redevoering van de spreker zelfs indien ze briljant zou zijn waardeloos wordt. En zo zag men Van Mechelen met veel overtuiging ?ja” of ?neen” knikken bij de argumenten van Tobback. Hij verborg zijn gelaat in zijn handen, haalde zuchtend een dik rapport van tussen een stapel papieren, plooide De Bond open, stootte zijn glas omver, zette een hoge hoed op en toverde er vervolgens een zwart konijn uit, ging op zijn handen op de rug van zijn stoel staan en deed nog veel meer stunts die allemaal schitterende beelden opleverden.

Op de achtergrond bleef Tobback maar doorzeuren : ?… eerlijker en doelmatiger toepassen omdat de inspanningen herverdelend en niet kloofbestendigend moeten werken en de fiskale aftrek, die in dit land, en misschien ook in andere landen, maar enfin daar gaat het niet om hoewel ik de diskussie daarover niet uit de weg wil…”

Al boter aan de galg. De enige die nog in beeld kwam was Frans Van Mechelen. Toen Ivo Belet een slotkonklusie vroeg, pakte de professor uit met zijn meesterzet. Hij dook in zijn boekentas, gooide het boek ?Zwart op Wit” op tafel en deklameerde, terwijl hij zijn vlinderdasje rechttrok, met luide stem : ?Ik lees in het boek van mijnheer Tobback op bladzijde 92 : laten wij dus eerlijk toegeven dat het gezin de hoeksteen is van de samenleving. Dank u mijnheer Tobback, en proficiat voor deze wijze woorden die tevens het motto zijn van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen.”

Hierna stond Van Mechelen recht, drukte een verbouwereerde Tobback de hand, gaf hem drie zoenen en marcheerde als winnaar de studio uit.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content