Zeventig jaar geleden stierf koning Albert I. Over zijn dood werden en worden wilde verhalen verteld.

Jacques Noterman, De val van Albert I, Van Halewyck, 311 blz., euro 19,95.

Koning Albert I gaat – sinds de Eerste Wereldoorlog – door als de koning-ridder, de koning-soldaat, staatshoofd van een klein maar dapper land. De mythes werden kort na augustus 1914 en het uitbreken van de oorlog gecreëerd en door de Britse krant The Daily Telegraph de wereld rondgestuurd in de vorm van King Albert’s Book. A Tribute to the Belgian King and People from Representative Men and Women Throughout the World. Daarin werd eens en voor altijd het beeld geconstrueerd van het kleine België dat door vuige Hunnen werd overmeesterd en dus door alle mensen van goede wil moest worden geholpen. De Britten hadden die propaganda ook nodig, want zoveel vrijwilligers waren er niet om in het slijk van de IJzer te gaan vechten voor een land waarvan ze alleen maar wisten dat daar paardenvlees en mosselen werden gegeten.

Als dan de held Albert op 18 februari 1934 dood wordt aangetroffen in de buurt van de rotsen van Marche-les-Dames, is de verslagenheid groot. Het verhaal zelf was wonderlijk genoeg: de koning ging even klimmen, hij kwam niet terug, de trouwe dienaar ging hem zoeken, alarmeerde ten slotte het paleis. De zoekactie nam uren in beslag en diep in de nacht werd het levenloze lichaam van de koning teruggevonden. De jonge prins Leopold en de populaire prinses Astrid werden koning en koningin.

Er volgde een staatsbegrafenis met honderden genodigden. Telegrammen stroomden toe uit de hele wereld. Tientallen boeken, het ene al hagiografischer dan het andere, verschenen en werden gretig gelezen. Duizenden Belgen gingen kijken naar de plaats waar hun koning was gevallen en gestorven.

Maar vrijwel de dag na de dood van de koning ontstonden al geruchten over de dood van de koning. Eén constante in die stroom van veronderstellingen: de val van de koning was geen ongeval. Zelfmoord dan? De koning stond bekend als een zwaarmoedig man. Maar een held pleegt geen zelfmoord. Moord? Dan waren de daders te zoeken in de Duitse, Franse of Britse geheime dienst. Want zij wisten dat Albert bij een nieuwe oorlog weer voor het heil van zijn volk zou kiezen. Er waren ook geruchten over afrekeningen door bedrogen echtgenoten en zelfs door minnaars van koningin Elisabeth. Ook figuren uit de haute finance, die bang waren dat de koning zou opkomen voor de bedrogen kleine spaarder, kwamen in aanmerking. België zat immers volop in de nasleep van de grote beurskrach van 1929. Of ging het om een uit de hand gelopen familieruzie? Dan waren de daders te zoeken in het koninklijk paleis zelf. De geruchtenstroom was zo sterk dat er zelfs vragen werden gesteld in de Kamer en het gerecht een schuchter onderzoek begon. Wat dan weer de idee versterkte dat er toch iets loos moest zijn.

OP ONDERZOEK

Al die geruchten zijn nu door de freelance journalist Jacques Noterman (59) bijeengebracht en onderzocht. Hij ploos kranten, boeken en archieven uit. Hij praatte met mensen uit de streek en familie van de entourage van Albert en Elisabeth. Hij zette zelfs – met toestemming van minister van Defensie André Flahaut (PS) – een reconstructie van de dood van de koning op. Hij liet wetsdokters de oude rapporten over de verwondingen van de koning opnieuw beoordelen.

Twee jaar werkte hij aan zijn onderzoek dat in De val van Albert I uitvoerig uit de doeken wordt gedaan. Dat is ook zichtbaar in de opbouw van het boek: het begint met de begrafenis van de koning, met een schets van Marche-les-Dames en een voorstelling van de belangrijkste personages die in het onderzoek voorkomen. Vanzelfsprekend ook de koning en de koningin, van wie het liefdesleven en de buitenechtelijke avontuurtjes uitgebreid worden beschreven. Die avontuurtjes waren trouwens in die tijd geen geheim, ook al verzwegen de kranten meestal zedig de betrokken namen én de gevolgen van al dat amoureuze gedrag. Zonder in details te treden, kunnen we al zeggen dat Albert zijn naam als koning der Vlamingen ook hier gestand deed.

Maar waarom besteedt iemand die een kast vol boeken en dossiers over koning Albert bezit, twee jaar van zijn leven aan zo’n onderzoek?

Noterman: ‘Ik kwam toevallig op het spoor van opvallende tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen. Tegelijk viel me op dat ook de kranten van die tijd braafjes zwegen. Journalisten waren toen zeer gezagsgetrouw en durfden het niet aan om dit onderzoek te doen. Zelfs de communistische Le Drapeau Rouge, toch geen royalistische krant, heeft niets ondernomen. In de 86 boeken die over Albert verschenen blijkt duidelijk dat de meeste auteurs de werken van hun collega’s deels gewoon overschreven. Dat is niet eens ongebruikelijk, zeker als het om hagiografieën gaat. Maar ook in de ernstige historische werken die na de Tweede Wereldoorlog verschenen, wordt niets gezegd over de dood van de koning. Dat intrigeerde me, vooral omdat ik bij dat onderzoek ondervond dat de geruchten nog bestaan en gekend zijn. Ze zijn vaak besmet, vermengd met elkaar, maar de mensen kennen ze nog. In sommige gevallen waren mensen bereid te praten als ze anoniem mochten blijven. Anderen weigerden me te ontvangen zodra ze wisten wat ik onderzocht. Tot op de dag van vandaag!’

TEGENSTRIJDIGHEDEN

In het boek brengt Noterman grappige details naar boven: de mensen uit de streek verkochten aan ramptoeristen droge bladeren met wat bloed aan, relikwieën die gretig mee naar huis werden genomen. Hij vertelt ook vergeten verhalen. Wie weet nog dat het paleis in mei 1912 (!) een persconferentie gaf, waarop het gerucht dat koningin Elisabeth uit jaloersheid op de koning zou hebben geschoten, formeel werd ontkend?

Belangrijker is dat Noterman tot de naar eigen zeggen verbijsterende conclusie komt dat de dood van het staatshoofd nooit nauwkeurig is onderzocht. De betrokken magistraten waren niet de eersten de besten, want ze maakten allemaal carrière. Maar de dossiers uit die dagen wemelen van de onjuistheden: de namen zijn verkeerd geschreven, de handtekeningen kloppen niet, de rang van de ondervraagde militairen is fout en de getuigen spreken elkaar voortdurend tegen zonder dat er verder wordt op ingegaan. Kortom: klungelwerk of een doofpotoperatie.

Maar als er van een doofpot sprake is, dan moet het wel om zeer hooggeplaatste schuldigen gaan. Toont de auteur daarom zo uitvoerig aan dat hij alles onderzocht, alles las en geen enkel spoor verwaarloosde?

‘Neen’, zegt Jacques Noterman – die zichzelf beschrijft als ‘opgevoed in de leopoldistische traditie en royalist, maar niet blind’. ‘Ik neem de lezer bij de hand en neem hem met me mee op een ontdekkingstocht. Dat draagt ook bij tot de suspens die elk boek nodig heeft. De lezer ziet met mij dat er te veel vragen zijn, ook na zeventig jaar. Doorheen het boek ontmasker ik een voor een de geruchten en kom dan tot de conclusie dat er vier mogelijkheden zijn: een jaloerse echtgenoot die op de koning schiet, een afgewezen minnares die wraak neemt, zelfmoord of een uit de hand gelopen echtelijke ruzie. In alle vier de gevallen is het lichaam van de koning dan later naar de voet van de rots gebracht. Alleen zo kunnen alle tegenstrijdigheden verklaard worden. Want die zijn legio.’

Jammer voor de suspense, maar we moeten verraden dat koningin Elisabeth een van de mogelijke schuldigen is. Maar zo’n beschuldiging kan de republikeinen of de aanhangers van het België-barst-gevoel toch steunen? Tenslotte komen zo alle kinderen en kleinkinderen van Albert en Elisabeth – inclusief onze koninklijke familie – in het geding. Maar daar is Noterman formeel: ‘De waarheid kan niemand schaden. En zelfs als er door mijn boek een echt onderzoek komt en het blijkt dat koningin Elisabeth betrokken partij was, dan nog moet de waarheid boven komen. Koningin of niet. Trouwens: de faam van koning Albert I blijft overeind. Iedereen weet wat hij voor zijn land heeft gedaan. Ook de huidige koning wordt niet geraakt.’

Vraag is maar of mensen nog geïnteresseerd zijn in wat er zeventig jaar geleden in Marche-les-Dames gebeurde.

Noterman: ‘Natuurlijk. Mensen zijn geïnteresseerd in het vorstenhuis. Dat werd me altijd gezegd en dat ondervond ik zelf ook. Ik werd er zelfs van verdacht dat ik dit boek enkel om het gewin schreef. Maar dat is niet zo. Ik wil de waarheid weten en de meeste mensen willen dat ook. Ik kreeg trouwens veel hulp van de autoriteiten. Driekwart van de mensen met wie ik praatte, kenden de geruchten en willen nu eindelijk wel eens weten wat er echt is gebeurd. Ik ben God niet en ik weet ook niet welke van de vier hypothesen de correcte is, maar ik kan alleen tot de conclusie komen dat de koning niet van de rots is gestort, maar op een andere manier is gestorven.’

Misjoe Verleyen

De dood van Albert werd nooit behoorlijk onderzocht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content