Karl van den Broeck
Karl van den Broeck Karl van den Broeck is hoofdredacteur van nieuwswebsite Apache.

Nu Wallonië zichzelf een ‘Marshallplan’ geeft, krijgt Antoon Roosens, een haast vergeten (linkse) voorman van de Vlaamse Beweging, postuum (een beetje) gelijk.

Info : Meer info: www.meervoud.org

Links en Vlaams, het zijn twee woorden die in de Belgische politiek nooit echt hebben gerijmd. In de negentiende eeuw keerden de socialisten in Vlaanderen zich al af van de Vlaamse strijd omdat daardoor de solidariteit met de Waalse arbeiders dreigde te worden verbroken. Na het activisme van de Eerste Wereldoorlog en de collaboratie tijdens de tweede wereldbrand, waagde geen enkele linkse flamingant het nog om openlijk voor zijn ideeën uit te komen. Voor Antoon Roosens (1929-2003) was het nochtans een evidentie dat de Vlaamse arbeiders pas zouden kunnen worden ontvoogd als de (francofone) bourgeoisie die de Belgische staat schraagde zou zijn onttroond. ‘Een onafhankelijk Vlaanderen zou automatisch een socialistisch Vlaanderen zijn, dacht Antoon.’ Aan het woord is Christian Dutoit, hoofdredacteur van het ‘Vlaams-radicaal en progressief maandblad’ Meervoud. Dutoit was jarenlang een persoonlijke vriend van Roosens. ‘Hij verschilde hartsgrondig van mening met Vlaams-nationalisten als Lode Claes en Frans Crols, die van oordeel waren dat Vlaanderen eerst de economische macht moest grijpen om nadien de onafhankelijkheid te forceren. Volgens hem loste het niks op om van een kapitalistisch België in een kapitalistisch Vlaanderen terecht te komen.’

Roosens is geen doetje in de Vlaamse Beweging. Als secretaris van het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en de Taalgrens was hij een van de drijvende krachten achter de antitalentellingactie (1959-1960). Hij was een van de voornaamste organisatoren van de twee Vlaamse Marsen op Brussel (1961 en 1962), die leidden tot de afbakening van de taalgrens. ‘Maar minstens even belangrijk was de Mars voor Economische Democratie in Antwerpen in 1963’, zegt Dutoit. ‘Daar stapten voor het eerst ook een paar honderd Waalse regionalisten op in een flamingantische betoging, aanhangers van de grote vakbondsleider André Renard.’

‘Roosens voerde een strijd voor de emancipatie van Vlaanderen, maar niet tégen het Waalse volk. De Waalse arbeiders beschouwde hij als bondgenoten om de Belgische staat omver te werpen. Het is in die periode dat hij het plan opvatte om een Vlaams Marshallplan voor Wallonië uit te werken’, gaat Dutoit verder. Pas in 1998, na hernieuwde contacten met de Waalse regionalisten rond het Institut Jules Destrée en Tidou publiceert Roosens zijn Vlaams Marshallplan voor Wallonië. ‘Zijn redenering was erg simpel. Het noodlijdende Wallonië kan niet zonder de federale sociale zekerheid en houdt België dus overeind. Als Wallonië, dankzij een forse financiële injectie in de economie, opnieuw uit het dal zou kruipen, dan zou die loyauteit tegenover België snel tanen. Vlaanderen moest dus eenmalig investeren in Wallonië om nadien – van deelstaat tot deelstaat – te onderhandelen over de vreedzame boedelscheiding.’

Na de publicatie van zijn brochure bleef het oorverdovend stil. In 1998 was Roosens dan ook bijna helemaal vergeten, zelfs in de Vlaamse Beweging. Roosens hoorde nergens écht bij. Hij had geen krachtig netwerk en bleef koppig kiezen voor de marge. Na het verdwijnen van De Nieuwe (het weekblad dat hij in 1964 mee had opgericht) publiceerde hij alleen nog in (klein)linkse publicaties als Rood, De Maand, Vlaams Marxistisch Tijdschrift en Meervoud. Van partijpolitiek moest hij al helemaal niets hebben. Toen hij voorzitter was van het Masereelfonds (van 1978 tot 1987) was hij géén lid van de communistische partij. Ook in de Volksunie of in het latere Spirit zag hij geen heil.

Roosens was geen doorsneedenker. Zo had hij een afkeer van het racisme van het Vlaams Blok, maar vond hij het cordon sanitaire zoals het door (klein)links werd verdedigd een historische vergissing. Hij was een flamingant, maar huiverde van de kleffe romantiek die daarmee samengaat. ‘Ik ging vaak met Roosens en zijn familie op reis’, zegt Dutoit. ‘Zo gingen we in 2003, het jaar van zijn dood, naar Bretagne. Op een dag vroeg hij wat al die vlaggen toch betekenden die overal wapperden. Hij ging al jarenlang op reis naar Bretagne, maar kende de Bretonse vlag niet eens.’

Op de IJzerbedevaart zag je Roosens nooit. ‘Daar huiverde hij van’, zegt Dutoit. Zo ontging het hem dat Lionel Vandenberghe, de toenmalige voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, in 1998 al zijn Marshallplan-idee overnam.

Toch begonnen de geesten stilaan te rijpen. De CD&V-begrotingsspecialist Hendrik Bogaert lanceerde in april van dit jaar het voorstel om de beruchte Vlaams-Waalse transfers eenmalig te verdubbelen. Dat geld zou in een herstelfonds gestort moeten worden om de Waalse economie weer aan te zwengelen. ‘Bogaert werd onmiddellijk teruggefloten door zijn partij’, zegt Dutoit. Daar zal de (voorspelbare) kritiek van het Vlaams Belang wel voor iets tussenzitten. Die partij vindt dat er al tientallen jaren een Marshallplan voor Wallonië is: de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië. Roosens was niet blind voor de transfers, maar hij had er als marxist wel een macro-economische verklaring voor. Na de sluiting van de mijnen en de afbouw van de staalindustrie had Wallonië geen keuze. Ofwel ving het de werkloosheid deels op in zijn overheidsapparaat en behoedde het de overige werklozen van de verpaupering via de (federale) sociale zekerheid, ofwel riskeerde het de totale sociale instorting. Roosens vond trouwens dat de slechte economische toestand van Wallonië volledig voor rekening van de Belgische (Brusselse) haute finance was, want die had verzuimd de staalindustrie te converteren. De Walen zelf trof geen schuld, vond Roosens.

In juni van dit jaar nam Elio Di Rupo plots zélf het woord ‘Marshallplan’ in de mond. Hij was blijkbaar niet van plan om op Vlaamse steun te wachten, en stuurde aan op een eigen Waalse kapitaalinjectie. Die komt er nu. In vier jaar tijd wordt selectief 1,4 miljard euro in de Waalse groeisectoren gepompt: deels rechtstreeks, deels via fiscale stimuli.

Of Elio Di Rupo (eventueel via de regionalistische krachten binnen zijn PS) weet heeft gehad van het plan van Antoon Roosens, is twijfelachtig. Plausibeler is de verklaring dat het idee gewoon ‘rijp’ is binnen de huidige politieke context van het land. De PS/CDH-regering van Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) heeft weinig keuze. Voor de zomer sloten zeven Waalse economen zich aan bij de kritiek van de MR-oppositie: het verhaal dat de PS al jaren vertelt over de Waalse relance is pure peptalk. Het staat wetenschappelijk vast dat de Waalse economie steeds verder wegzinkt in het moeras. Hun opmerking dat de geldstromen van Vlaanderen naar Wallonië een ‘slaapmiddel’ zijn, ontnam Di Rupo en co. elk argument in de discussie over de federale solidariteit.

Wallonië trekt nu noodgedwongen zijn eigen plan. Het wil geen beroep doen op nog meer Vlaamse financiële middelen, om zich op communautair vlak niet in een zwakke onderhandelingspositie te laten drummen. Het Waalse geldgebrek is al sinds de jaren zeventig dé koevoet geweest waarmee de Vlamingen het unitaire en later het federale België hebben losgewrikt. Dat de onderhandelingen over Brussel-Halle-Vilvoorde mislukten, was vooral te wijten aan het feit dat de Waalse onderhandelaars voor het eerst in de geschiedenis geen geld nodig hadden.

Zal dit Waalse Marshallplan dan de middelpuntvliedende krachten in België tot stilstand brengen? Dat valt nog te bezien. Als het plan succesvol is, zouden de Franstaligen wel eens opgelucht kunnen ademhalen. Misschien willen ze dan zo snel mogelijk van die lastige Vlamingen af. Maar wat met Brussel? Ook daar heeft Roosens visionaire dingen over geschreven. Volgens zijn doemscenario zal het Brusselse Gewest uitgebreid worden met 34 gemeenten van Vlaams-Brabant en met Waterloo. Anders is Brussel niet leefbaar als zelfstandig gewest. Het gevaar bestaat dat Vlaanderen daarna Brussel verliest; een amputatie die het niet zal overleven. ‘Het verlies van Brussel betekent de teloorgang van de unificerende invloed van een hoofdstad, die van een volk een natie maakt’, schreef hij in 2001. ‘De ontwikkeling van een nieuwe hoofdstad is een zeer langdurig sociologisch proces. Ondertussen zal Vlaanderen psychologisch weer uiteenvallen in het oude graafschap Vlaanderen, het groothertogdom (sic) Antwerpen en enkele kleinere heerlijkheden, zoals het Land van Loon en de Kempen, elk met hun eigen dialecten en hun eigen provincialistisch particularisme.’

De oplossing: een… Vlaams Marshallplan dat het Brusselse Gewest economisch leefbaar maakt, ook al moet Vlaanderen dan definitief erkennen dat zijn hoofdstad grotendeels Franstalig is en Franstalig wil blijven.

Karl van den Broeck

‘De Waalse arbeiders beschouwde hij als bondgenoten om de Belgische staat omver te werpen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content