De Vlaamse leeuw en de kater

Na de Kamerverkiezingen van 2010 en de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 was Bart De Wever zondag voor de derde keer op rij onklopbaar. En nog merkwaardiger dan het feit dat hij alweer won, is de grootte van de kloof die hij sloeg, en het schijnbare gemak waarmee de N-VA-voorzitter zijn opponenten aftroeft. Kan politiek echt zo simpel zijn?

Bart De Wever liep zondagavond één prijs mis: de erepenning voor de Opmerkelijkste Politieke Interventie. Zondagmiddag stond er namelijk amper maat op het zichtbare enthousiasme van Kris Peeters. Voor zijn eigen CD&V-achterban kon de minister-president zijn geluk amper de baas. Haast juichend verzekerde Peeters de verzamelde christendemocraten: ‘Wij zijn de tweede grootste partij.’ En dan, bijna dreigend: ‘En dat zal iedereen geweten hebben. Vanaf morgen!’ Die ‘grootste’ erbij was essentieel. Het moest klinken als een overwinning.

Kris Peeters had zelfs een punt. Een beetje. De CD&V had bij het begin van de verkiezingscampagne aangekondigd dat ze opnieuw de kaap van de 20 procent wilde halen. Zondag bleek dat die doelstelling werd bereikt. Zij het nipt. En alleen in het Vlaams Parlement, want in de Kamer bleef de CD&V steken op een magere 18,7 procent. En verder verried de lichaamstaal van een aantal CD&V-ministers en partijtoppers naast hem op het podium vooral wat gêne, en ongemak. Want de uitslag was natuurlijk lang niet zo goed als Peeters liet uitschijnen. Als de CD&V 20 procent zou halen, zo was vooraf de verwachting, dan zou ze tegelijk de N-VA weer ‘in zicht’ krijgen. Daar kwam niets van in huis, want niet alleen de CD&V behaalde haar target. Dat deed de N-VA ook. Alleen lag de doelstelling van De Wever en co. op minimaal 30 procent. En in tegenstelling tot de zuinige 20,5 procent waarmee de CD&V dus in het Vlaams Parlement voor zichzelf orde op zaken stelde, ging de N-VA losjes over de grens van de 30 procent: 31,9 voor het Vlaams Parlement en zelfs 32,6 procent voor de Kamer. De N-VA behaalt dus ongeveer één derde meer stemmen dan de CD&V. Bovendien kreeg Kris Peeters in Antwerpen ook qua voorkeurstemmen een pak slaag van Liesbeth Homans, ‘slechts’ de nummer twee van de N-VA.

Bondgenoten verslagen

En toch had Kris Peeters bijzonder goede redenen om te glunderen. De N-VA heeft de verkiezingen namelijk gewonnen door haar feitelijke bondgenoten te verslaan. In 2010 had Bart De Wever zijn eerste landslide-zege geboekt door alle rechtse en centrumrechtse partijen te verpulveren (LDD), aardig leeg te lepelen (CD&V en VB), of klein te houden (Open VLD). Nu lagen de kaarten anders. Zijn nieuwe verkiezingswinst realiseerde Bart De Wever zo goed als volledig door het verder kannibaliseren van de twee nog radicalere of rechtsere partijen, LDD en VB. Van LDD blijft zo goed als niets over, van VB een harde, onvermurwbare kern extremisten en Vlaamse independisten. Maar met dat VB, en in mindere mate met LDD, deden en doen de andere Vlaamse partijen, de N-VA incluis, geen zaken. Het enige ‘nut’ dat ze hadden, was het feit dat ze zetels weghielden bij de échte politieke concurrenten van de N-VA. Zodat bijvoorbeeld CD&V, SP.A en Open VLD samen niet eens een meerderheid hadden in de Vlaamse taalgroep in de Kamer.

Nu hebben ze dat wél – ze zijn ook gegroeid, een beetje – en de N-VA vond blijkbaar niet de juiste boodschap voor het liberale of christendemocratische electoraat. Bart De Wever zei zondagavond in zijn enthousiasme nog dat voor zijn partij ’tram vier in zicht’ is (de veertigprocentgrens dus). Het omgekeerde was hier en daar al te zien. In Antwerpen noteerde de N-VA, ondanks de grote persoonlijke triomf van lijsttrekkers Bart De Wever en Liesbeth Homans, een beperkte maar zeer zichtbare terugval in vergelijking met de gemeenteraadsverkiezingen van 2012: van 37,7 procent voor de N-VA in de tweekamp tegen Patrick Janssens, naar nu 34,4 procent (De Wever) of 32,2 procent (Homans). En de zeer Vlaamsgezinde politicoloog Bart Maddens vraagt zich in een aantal nogal honende interviews en ingezonden stukken af of een partij die bij de Senaatsverkiezingen van 2010 ook al 31,69 procent behaalde nu zo uitzonderlijk presteert door daar nog een dik procent bij te doen.

Maar goed, het is niet echt fair om de N-VA met scores boven de 30 procent een ‘geringe groei’ te verwijten. In het paarse wonderjaar 2003 klopte zowel SP.A-Spirit als VLD-Vivant zich op de borst als nieuwe ‘Vlaamse volkspartij’ met geen 25 procent van de stemmen.

Communistische revolutie

De kopstukken van de andere partijen kijken met een mengeling van spot, jaloezie en onverholen onbegrip naar Bart De Wever en de manier waarop hij campagne voerde. ‘De grote leider’ – zijn bijnaam bij cartoonist Erik Meynen, en bij uitbreiding in de hele Wetstraat – komt weg met streken die elke andere politicus zwaar aangerekend zouden worden, zo is het aanvoelen. Misschien is het nu al half vergeten, maar het eerste echte campagnemoment was de verkleedpartij van Bart De Wever in een reuzenpanda, die tijdens een tv-evenement live on air van het podium schoof. Het was tenenkrullende televisie, maar De Wever trok er zich lekker niets van aan en haalde tussendoor nog eens hard uit naar Elio Di Rupo. Dat is eigenlijk not done, maar hij deed het toch. En De Wever werd er niet op afgerekend.

En zo is het de hele campagne door gegaan. De Wever polariseert waar en met wie hij wil (en met wie niet), en hij doet dat met branie en bravoure. Het zal vreemd klinken voor een zelfverklaarde antimarxist als De Wever, maar net als Filip Dewinter dat deed in de jaren negentig is hij erin geslaagd grote delen van de Vlaamse media een stille maar duidelijk aanwezige ‘gramsciaanse revolutie’ aan te praten. Gramsci was een Italiaanse communist die betoogde dat men het volk pas kan domineren als men ook de culturele ‘bovenbouw’ beheerst. Dat wil zeggen: wie het volk kan laten denken en praten volgens zijn eigen politieke en morele categorieën, heeft een beslissende stap voor. In de jaren negentig heeft het VB sterk gewogen op het mediatieke en maatschappelijke discours over allochtonen en vluchtelingen, waardoor VB-inzichten doorsijpelden in het politieke beleid.

Bart De Wever heeft die gramsciaanse techniek geperfectioneerd. Zijn these van de ’twee democratieën’ (het volgens hem essentiële en niet meer overbrugbare verschil tussen Vlaanderen en Wallonië, zowel sociaal-economisch, politiek als cultureel) is gemeengoed geworden. En stilaan ontelbaar zijn de journalisten, van Gazet van Antwerpen tot De Tijd en bij allerlei tv-zenders, die niet meer spreken of schrijven over ‘regeringspartijen’ (een objectieve benaming), maar vaak onbewust de N-VA napraten en het hebben over de traditionele partijen – gemeenzaam ‘de trado’s’, waartegen De Wever zich afzet met zijn ‘Kracht van Verandering’.

Zelfs als Verandering betekent: vooral níét veranderen. Neem de onderwijshervorming van Pascal Smet, die Bart De Wever met veel gedruis torpedeerde. In het enige land van West-Europa waar ouders kamperen aan de schoolpoort om hun kroost toch maar in ‘een goede school’ ingeschreven te krijgen, is het zeer lonend om publiek in te gaan tegen de voorstanders van een meer egalitair schoolsysteem. En hoe luider de SP.A roept dat De Wever de interne afspraken binnen de Vlaamse regering moedwillig geschonden heeft, hoe meer die kritiek in het voordeel van de N-VA speelt: het is namelijk hun voorzitter die een in de achterkamers gesloten politieke deal heeft verijdeld, en daar is men hem dankbaar voor.

Dat zulke discussies voor een aanzienlijk aantal andere Vlamingen een reden is om net níét op de N-VA te stemmen, zal De Wever een zorg zijn. Hij spreekt wel graag namens ‘de’ Vlaming, maar hij is veel te verstandig om alle of zoveel mogelijk Vlamingen te proberen behagen. De Wever is geen Steve Stevaert, die betoogde dat de meeste Vlamingen diep in hun hart eigenlijk socialisten zijn, maar dat ze dat eigenlijk niet van zichzelf weten. De Wever is niet geïnteresseerd in hippe of progressieve landgenoten. Hij gaat voor de Vlaming die geen aanstoot neemt aan een affiche waarop elke N-VA’er, heel gelijk en heel herkenbaar, het V-teken maakt. Misschien wat simplistisch, misschien wat arrogant, en zeker kinderlijk eenvoudig en uiterst repetitief: het klopt allemaal. Maar wat zou de modale Vlaming, die op trouwfeesten geleerd heeft om collectief de hucklebuck te dansen, hebben tegen iets wat simpel, hoogst repetitief en herkenbaar is? Helemaal niets.

Intussen bij de trado’s

En voor zolang het duurt, onderscheidt de N-VA zich voorlopig nog moeiteloos van de trado’s. Niet dat die hun slechtste verkiezing achter de rug hebben. Gwendolyn Rutten (Open VLD) is er op een vrij aparte manier in geslaagd de barslechte situatie van haar partij om te buigen in een volwaardige 15 procent. Vergeet niet dat de Open VLD vorig jaar in verschillende peilingen op minder dan 10 procent werd vastgepind. Rutten heeft een eind gemaakt aan het idee dat Open VLD nog altijd een ‘volkspartij’ moest zijn, en dus vooral geen enkele groep in de samenleving hard tegen het hoofd mocht stoten. En omdat ze besefte dat het voor een partij met een kernpubliek van middenstanders en vrije beroepen zinloos zou zijn om de harde confrontatie aan te gaan met een partij als de N-VA en haar herhaalde discours van lastenverlagingen, koos zij voor een vriendelijker en vooral vrouwelijker touch.

Annemie Turtelboom en Maggie De Block mogen dan wel keiharde departementen beheren en als beleidsmensen bepaald geen doetjes zijn, toch komen ze meer ontwapenend over dan de alfamannetjes uit de regering, rouwdouwers als Johan Vande Lanotte, Koen Geens of Pieter De Crem, mannen die macht uitstralen, en dat vanzelfsprekend vinden ook. En zo klokte Open VLD af op 14,2 (Vlaams Parlement) en 15,7 procent (Kamer). Dat is nog ver verwijderd van de 20 procent en meer waarnaar Guy Verhofstadt de Vlaamse liberalen stuwde, toen hij zijn PVV hervormd had tot (Open) VLD, maar het komt al in de buurt van de scores die de liberalen in de jaren zeventig behaalden onder Willy De Clercq of Frans Grootjans – ergens tussen de 17 en de 14 procent in. Gwendolyn Rutten is nog geen volle twee jaar partijvoorzitter, maar fase één van Operatie Herstel heeft ze wel met succes weten af te sluiten. Dat is niet door iedereen gezien, en toch is het hoogst opmerkelijk.

De SP.A is ongeveer even groot als de Open VLD – toch in het jargon dat de SP.A al een paar jaar hanteert over zichzelf, want in werkelijkheid zijn de Vlaamse socialisten (toch in de Kamer, met 14,2 procent, tegen 14 procent in het Vlaams Parlement) anderhalf procent kleiner dan de Open VLD. En toch is de voorzitter officieel ‘niet ontevreden’. Voor het eerst is Bruno Tobback haast een kloon van zijn voorgangster Caroline Gennez: in het goedpraten wat eigenlijk slecht is. De SP.A leidt nu al de víérde verkiezingsnederlaag op rij – als we de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012 meetellen: de vijfde. In 2007 nam Johan Vande Lanotte ontslag omdat men dacht dat de partij op een absolute bodemkoers beland was – toen ging het om goed 16 procent. In 2009 ging dat onder Caroline Gennez nog wat dieper naar de bodem, tot een krappe 15 procent – geen nood: ‘De achteruitgang is afgeremd’. In 2010 werd dat ‘gestabiliseerd’ op 14,9 procent. En nu houdt Bruno Tobback ‘stand’ met maximaal 14,2 procent. Keer op keer doet men alsof men heeft standgehouden, in werkelijkheid schuift de SP.A altijd een beetje verder de helling af.

En hoe gedetailleerder men die terugval analyseert, hoe schrikbarender die is. Misschien herinnert iemand zich nog de ‘faliekante’ keuze in 2007, toen alzheimer-wetenschapster Christine Van Broeckhoven zich liet verleiden om de Antwerpse SP.A-Kamerlijst te trekken. Het resulteerde in een spectaculaire nederlaag van amper 16,51 procent. Vandaag trekt minister van Werk Monica De Coninck diezelfde Kamerlijst, en zij eindigt op… 11,6 procent. Anders gerekend: in zes jaar tijd hebben de Antwerpse socialisten dus één derde van hun kiezers verloren. In Limburg kloppen de socialisten zich nog op de borst dat ze 17,6 behalen, ‘een van de beste provinciale resultaten’.

De sociaaldemocratie zit structureel in crisis. Dat probleem is natuurlijk niet veroorzaakt door Bruno Tobback. Zelfs zijn vader Louis worstelde er al mee, want in diens gloriedagen waren er ook al desastreuze verkiezingen, bijvoorbeeld in 1991 (toen zijn partij voor het eerst onder de 20 procent zakte) en in 1999 (toen de SP voor het eerst tegen de benedengrens van 15 procent botste). Maar Bruno Tobback heeft voorlopig nog geen oplossing gevonden om de trend te kunnen keren. En hopen op een linkse hergroepering is eigenlijk de schuld afschudden voor het eigen falen en dat van de partij: ‘De opeenvolgende nederlagen zijn niet onze schuld, het komt door de progressieve versnippering.’

Vraag is of er bij Groen veel animo zal zijn om op een socialistische vraag naar structurele samenwerking in te gaan. Er is nogal wat wederzijds misprijzen, en bovendien: voor het eerst is Groen in een aantal steden groter dan de SP.A. Dat is een bijzonder merkwaardig fenomeen: in 2006 stoelde de SP.A haar politieke kracht nog op de hegemonie in de steden. Maar soms gaat het snel. Is er sprake van een politiek-culturele shift? Kan het zijn dat de SP.A moeite heeft om aansluiting te vinden, zowel bij het nieuwe (allochtone) werkvolk – bijvoorbeeld vanwege de hoofddoek – als bij meer postmoderne lefties? Kan het dat Groen en PVDA+ aan die koek zitten te knabbelen? Zo verkruimelt links beetje bij beetje. Maar Groen en PVDA+ zijn partijen met een eigen dynamiek.

De courtoisie voorbij

En al is het leedvermaak bij SP.A en/of Groen ongetwijfeld groot omdat Peter Mertens die ene Antwerpse zetel miste, en al heeft dat er bij de militantenvan de PVDA+ dieper ingehakt dan de partij laat blijken (velen rekenden ook in Vlaanderen op ettelijke zetels), feit is dat PVDA+ een politieke realiteit is geworden, een partij met een beperkte maar werkelijke sociale basis, zeker in de steden of gemeenten met industriële aanwezigheid. En via de Franstalige partijgenoten (PVDA+/PTB is een unitaire partij) zijn er sinds 1985 weer communisten in het parlement. Een van de nieuwe donkerrode Kamerleden is Raoul Hedebouw, ook in het Nederlands rad van tong. Vanuit dat vurige en ooit zo socialistische Luik, waar Hedebouw verkozen werd, komt er extra concurrentie voor Bruno Tobback en Wouter Van Besien.

Vanuit Wallonië dus. ‘Die andere democratie’, volgens de uitleg van N-VA. Maar dit keer klopt dat toch niet helemaal. Het valt immers te verwachten dat de Franstaligen nu ook de Vlaamse politieke pikorde zullen bepalen. En onder de taalgrens is een aantal politici behoorlijk gedetermineerd om te doen wat zij juist achten: bijdragen aan de uitschakeling van de N-VA als leidende politieke kracht. Het is hoog spel, maar het wordt met veel inzet gespeeld.

Toen Paul Magnette zondagavond aan een zaal vol PS’ers uitlegde dat de N-VA in Vlaanderen andermaal de winnende partij was, klonk er luid gejoel en boegeroep. Zelfs zijn zuinige compliment dat de N-VA desondanks het einde had ingeluid van extreemrechts (het VB) en hard-liberaal (LDD), deed er amper toe: voor veel Franstaligen is het verschil tussen de N-VA en het VB namelijk irrelevant.

Het contrast met de verkiezingsavond van 2010 is bijzonder groot. Toen had de N-VA ook gewonnen, en bracht Elio Di Rupo een verzoenende en zelfs waarderende boodschap voor de N-VA. Toen aanvaardde zijn PS-achterban dat het een zaak van politiek fatsoen was om beduidende stappen vooruit te zetten in de verdere regionalisering van het land. Maar de tijd van wederzijdse courtoisie ligt ver achter ons.

Dat geldt ook voor de achterban van Bart De Wever. In Gent liet een volle zaal N-VA’ers zich betrappen op het scanderen van ‘Cyaankali voor het FDF’. Goed, het ging om een paar zatte Vlaamse pet-en-lint-studenten, maar het filmpje belandde natuurlijk op sociale media en leidt een eigen leven in Franstalig België. Zo’n onding kan haast evenveel indruk maken als de officiële (voor zijn doen bijzonder gematigde en voorzichtige) toespraak van Bart De Wever. Daar luisteren veel Franstaligen niet meer naar, die fase zijn ze voorbij.

Glorieus Teflonvlaams

Het moet één van de laatste belangrijke politieke ‘acties’ geweest zijn van Jean-Luc Dehaene, dat kattenbelletje voor Laken, met die cruciale vraag: ‘Quid N-VA?’ Ja, wat met N-VA? Voor de eigen achterban en een groot deel van de Vlaamse publieke opinie (die twee begrippen overlappen elkaar natuurlijk in aanzienlijke mate) moet Bart De Wever zo snel mogelijk aan zet komen. In Vlaanderen heeft hij als voorzitter van de grootste Vlaamse partij dat recht, maar ook federaal was hij de eerste politicus die door koning Filip ontvangen werd.

Maar kan men de andere partijen verplichten om met de N-VA in zee te gaan? De Franstaligen piekeren er eigenlijk niet over om dat wel te doen. Didier Reynders (MR) zou in het beste geval nog wel aan te porren zijn om een centrumrechtse coalitie met de N-VA te overwegen – zeker als de prijs maar hoog genoeg is – maar voor CDH ligt dat bijzonder moeilijk. En de PS en de N-VA hebben elkaar voor, tijdens en na de campagne bij herhaling politiek verketterd. Voor de N-VA is de PS absoluut uitgesloten als coalitiepartner, wil men voor de Vlaamse kiezers nog een beetje geloofwaardig zijn. En wat dan nog overblijft aan Franstalige partijen, is zo mogelijk nog erger dan de PS. Het door de kiezer zo gemaltraiteerde Ecolo. De aartsvijanden van het FDF. De communisten van de PTB. Of het zou die ene rechts-populist van de Parti Populaire moeten zijn.

Bart De Wever leidt veruit de grootste partij van Vlaanderen, maar de trado’s die hij en de andere N-VA’ers zo hardnekkig hebben bekampt, hebben wél een Vlaamse meerderheid. En vandaar natuurlijk dat Kris Peeters maandag weerom kirde, in wat nu al ‘Teflonvlaams voor gevorderden’ wordt genoemd: ‘Het hart ligt waar de kiezer de kaarten heeft geschud.’ De kiezer heeft Kris Peeters net voldoende troefjes in handen gestopt om precies te doen waar hij zin in heeft. Naar keuze met of zonder N-VA. In een formule zonder de N-VA, maar met CD&V en Open VLD, staat Peeters in poleposition om zichzelf op te volgen als minister-president. En laat die laatste constructie net ook een ideale Vlaamse opstap zijn naar een evenwichtig federaal kabinet.

Zeker, de grote winnaar van de verkiezing staat dan buitenspel. Tenzij de man met zijn uitzonderlijke talent om verkiezingen te winnen ook over de gave beschikt om een politieke formule voor te stellen die zo aantrekkelijk is dat voldoende andere Vlaamse (en op federaal niveau ook Franstalige) partijen erop willen ingaan. Dat is de gigantische uitdaging waar Bart De Wever voor staat. Tenminste, als hij zijn partij en zijn leger aan parlementsleden vijf jaar oppositie wil besparen. Een oppositie waarin men elkaar in een grote fractie toch maar voor de voeten loopt, omdat de spreektijden per fractie beperkt zijn, en elk interessant domein om oppositie te voeren ineens door meer dan één N-VA’er geclaimd zal worden. Voor je het weet, ligt zo’n oversized-fractie vooral met zichzelf in de knoop.

Bart De Wever heeft op zondag 25 mei de electorale overwinning van zijn leven behaald. De weken en maanden die komen moet hij die zege kunnen omzetten in een hoogst aantrekkelijk politiek project – niet meteen voor zijn eigen N-VA, maar voor de andere partijen en politici die hij bij herhaling in hun hemd heeft gezet. Die hij keer op keer van hun stemmen, en dus van hun macht en status heeft beroofd. Dat was De Wevers goede recht, want zo werkt politiek.

Maar politiek werkt natuurlijk ook andersom. Wat zouden N-VA’ers eigenlijk zelf doen als ze zich in de positie van Kris Peeters zouden bevinden? Wie het antwoord op die vraag kent, weet ook hoe de formatie zich mogelijk zal ontwikkelen.

DOOR WALTER PAULI

Guy Verhofstadts score levert zetel op voor Karel De Gucht, die niet gaat zetelen. Ten koste van Steven Vanackere, die werkloos wordt. Ironisch wel. Yves Desmet, hoofdredacteur De Morgen.

Te vrezen valt dat de volgende dagen/weken/maanden zal blijken dat ook Vlaanderen de optelsom van twee democratieën is. Koen Fillet, radiomaker.

Bart De Wever leidt veruit de grootste partij van Vlaanderen, maar de trado’s die hij zo hardnekkig heeft bekampt, hebben wél een Vlaamse meerderheid.

De kiezer heeft Kris Peeters net voldoende troefjes in handen gestopt om precies te doen waar hij zin in heeft.

Dus jullie Vlamingen hebben decennia gevochten om BHV te splitsen opdat er geen Vlaming zou verkozen worden in Brussel?’, vroeg een Ierse vriend. Frank Van Massenhove, voorzitter FOD Sociale Zekerheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content