Heeft minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht gelijk met zijn harde aanpak van de Congolese leiders? Een reportage uit Centraal-Afrika over geblokkeerde wetten, de eenmaking van een leger en de tepellijn van Catharina van Aragon.

In de Democratische Republiek Congo (DRC) is de wil van tante Jeanette wet. Of beter: géén wet. Tante Jeanette is een zus van wijlen Laurent-Désiré Kabila, de op 16 januari 2001 vermoorde leider van de DRC, vader van de huidige president Joseph. De Congolese justitie onderzocht de moord en arresteerde naar goede gewoonte in het wilde weg honderden mensen, van wie tientallen ter dood werden veroordeeld.

Maar omdat er twijfel ontstond over de juistheid van de gerechtelijke conclusies, keurde het nieuwe Congolese parlement een wet goed die amnestie verleent aan nogal wat veroordeelden. Kabila junior liet begaan – misschien omdat de geruchten dat hij op zijn minst op de hoogte was van de moordplannen op zijn vader steeds hardnekkiger worden.

Dat was echter zonder tante Jeanette gerekend. Ze fulmineerde tegen haar neef dat het schandalig was dat hij de moordenaars van zijn vader zomaar wilde laten gaan. Waarop Kabila de parlementaire wet tegenhield. Voorlopig komt er dus geen amnestie in Congo. De familie Kabila houdt een stevige greep op het politieke gebeuren – zelfs als ze daarvoor het parlement moet schofferen.

Het lijstje met belangrijke wetten die in de DRC niet goedgekeurd raken, groeit zienderogen. Er is niet alleen de amnestiewet, maar ook de wet op de nationaliteiten, belangrijk in een etnisch zo divers land als Congo, die moet bepalen wie zich Congolees mag noemen. Er is de wet op de verkiezingen, die in principe in juni 2005 moeten plaatsvinden, en de wet op de eenmaking van het leger, waarvan alle waarnemers hopen dat ze nog vóór de verkiezingen een feit zal zijn.

‘Eigenlijk moeten we toegeven dat alles wat wettelijk van belang is in het land, ergens hangende is’, stelt Behrooz Sadry, de speciale gezant van secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties (VN) in Congo’s hoofdstad Kinshasa. ‘Op papier gaat alles goed vooruit, maar op het terrein loopt het veel trager. Wat niet wil zeggen dat we er niet van overtuigd zijn dat de verkiezingen tijdig gehouden zullen worden.’

Op het einde van zijn onderhoud met minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (VLD) joegen Sadry’s veiligheidsmensen bijna iedereen uit de vergaderzaal. Er zaten enkele Congolezen in het gezelschap die ze niet konden plaatsen, en die dus mogelijk spionnen waren. Achter gesloten deuren kreeg De Gucht te horen wáár volgens de VN de voornaamste obstructie zat: in de entourage van president Kabila.

Een hoerenloper

De vertragingsmanoeuvres gebeuren uiterst subtiel. De Congolese leiders zouden vóór de verkiezingen van president en parlement eerst graag een referendum zien over de nieuwe grondwet, zodat de Congolese burgers tegelijk wat kunnen wennen aan het stemproces. Misschien moeten er daarna nog aparte verkiezingen op lokaal niveau komen. Vier verkiezingen in korte tijd dus – dat zijn wij in België zelfs niet gewoon. De onafhankelijke commissie die de verkiezingen moet voorbereiden, heeft echter nog altijd geen frank van de overheid gekregen, zodat de internationale gemeenschap moet voorschieten.

De Congolezen proberen de schuld voor de vertragingen desondanks in de schoenen van de internationale gemeenschap te schuiven. Die zou niet snel genoeg met de gevraagde financiële middelen over de brug komen. De kosten van de verkiezingen worden op 180 miljoen euro geraamd, waarvan België 20 miljoen zal ophoesten, in twee schijven.

Naar Congolese normen lijkt het een enorm bedrag, 20 miljoen euro, maar alles is relatief: zo zou volgens onbevestigde geruchten iemand uit Kabila’s omgeving een bod van 4 miljoen euro hebben gedaan op een villa in België. Een spaarpot die hij onmogelijk uit zijn eventuele salaris kan hebben gepuurd.

De corruptie bloeit in Congo als nooit tevoren. Ook Belgische ondernemers krijgen ermee te maken. Het Antwerps Havenbedrijf wil grote inspanningen leveren om de haven van de stad Matadi weer operationeel te maken, maar stuit op onverwachte obstakels, zoals een volslagen onrealistisch, maar zeer corruptiegevoelig Zuid-Afrikaans plan om in het stadje Banana aan de monding van de Congostroom een volledig nieuwe zeehaven te bouwen.

‘Ik ga onze diplomatie niet bemoeilijken door iets over corruptie te zeggen’, antwoordde De Gucht op de vraag of hij het probleem tijdens zijn gesprek met Kabila had aangekaart. Aanvankelijk hield hij woord. Maar nog in Congo zelf zei hij al dat hij niet onder de indruk was van de Congolese leiders. Een visie die steeds scherper werd en leidde tot de stelling dat hij geen enkele Congolese leider had ontmoet die hem in staat leek het land behoorlijk te besturen. En na z’n terugkeer in België verklaarde De Gucht in de Kamercommissie Buitenlandse Zaken zelfs dat delen van het Congolese bestuur – zoals de Nationale Bank en het ministerie van Financiën – tijdelijk onder curatele van de internationale gemeenschap moeten komen.

Naar eigen zeggen heeft De Gucht nog enkele van dergelijke ongezouten meningen ‘in zijn binnenzak’. De druk moet op de ketel blijven. ‘Alleen gekken zijn niet bereid hun mening bij te sturen’, reageerde hij op de opmerking dat hij finaal toch over corruptie in Congo bezig was. En hoe!

De Belgische diplomatie lijkt er ondertussen nog altijd niet uit of Kabila als een slachtoffer van zijn entourage moet worden beschouwd, dan wel als de spilfiguur ervan. Waarmee onze kersverse ambassadeur in Kinshasa, Johan Swinnen, met hetzelfde dilemma wordt opgezadeld als tien jaar geleden met de toenmalige Rwandese president Juvenal Habyarimana. Swinnen, die ons land door de aartsmoeilijke periode van de Rwandese genocide loodste, keert voor het eerst terug naar een Afrikaanse post. Opnieuw op een sleutelmoment, want het kan in Congo alle kanten uit.

Een nieuwe minister en een nieuwe ambassadeur, twee Vlamingen na twee Franstaligen: het vergroot de zenuwachtigheid in Congolese kringen na De Guchts opgemerkte uitspraken, die in de Franstalige media meteen communautair ingekleurd werden. De zachte ongedwongenheid van Louis Michel (MR), die vooral zelf wilde scoren in Congo, behoort definitief tot het verleden. Niets zal nog gegarandeerd zijn, laat staan voorspelbaar. De Congolezen zullen moeten wennen aan De Guchts confronterende stijl. Die overigens voor Congolezen helemaal niet zo atypisch is als sommigen beweren. De huidige Congolese leiders beschuldigden elkaar bijvoorbeeld al van volkenmoord, kannibalisme en volslagen incompetentie (‘een hoerenloper die zelfs niet in staat is een bordeel te runnen, laat staan een land’).

Een mensenhandelaar

Van de vier vice-presidenten maakte niemand echt indruk op De Gucht. Azarias Ruberwa, de man van de uit elkaar vallende oostelijke rebellenbeweging Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD/Goma) was er zelfs niet – hij vertoefde naar verluidt op een meditatiesessie in de Verenigde Staten. De man van de verenigde oppositie, Arthur Zahidi Ngoma, wist niets te melden dat langer dan een half uur bleef hangen. De vertegenwoordiger van Kabila’s partij, Abdoulaye Yerodia, viel vooral op door de hardnekkigheid waarmee hij over de goede oude tijd van vader Kabila bleef praten.

Het onderhoud met Jean-Pierre Bemba van de Mouvement de Libération du Congo (MLC) omschreef De Gucht als ‘hallucinant’. Drie kwartier fulmineerde de man over de vraag waarom De Gucht hem een visum voor België had geweigerd – overigens een onterechte aantijging. Bemba verdoezelde zo de ware reden waarom hij niet naar België was gekomen: zijn vrees dat hij zich zou moeten verantwoorden voor een veroordeling voor mensenhandel.

Eventjes had Bemba het over zijn beleid. Hij sprak over de economische opleving die in Congo steeds duidelijker wordt, maar die geen solide basis heeft en alleen toe te schrijven is aan de massa geld die de internationale gemeenschap in het land pompt. Dat weten de Congolese leiders natuurlijk ook. Volgens sommige waarnemers zouden ze er volgend jaar wel eens op durven te gokken dat de internationale gemeenschap zich níét uit hun land zal terugtrekken als er géén verkiezingen komen. Want de kans is groot dat zo’n terugtrekking tot nieuwe ongeregeldheden zal leiden, en bijna per definitie tot een derde – en uitzichtloze – burgeroorlog in tien jaar tijd. Waarvoor de verantwoordelijkheid dan in de schoenen van die internationale gemeenschap kan worden geschoven.

De Guchts demarche is nefast voor deze gokstrategie. Aanvankelijk reageerden de Congolese autoriteiten bijna niet op zijn uitspraken. Maar toen bleek dat de minister op zijn lijn bleef doorgaan, kwam er toch respons. De Gucht werd nogal voorspelbaar voor racist en koloniaal versleten, en Kabila riep zijn ambassadeur in Brussel voor overleg naar Kinshasa terug – een man over wie wordt gezegd dat Kabila er velen een plezier mee zou doen als hij hem in Kinshasa zou houden.

Bemba reageerde voor zijn doen nogal voorzichtig op De Guchts stellingen: ‘Het is spijtig dat iemand die nog nooit in Congo was geweest na amper zes uur contact met de politieke klasse zulke zware uitspraken doet. Wij hebben deze mijnheer graag ontvangen, zoals het onze gewoonte is, maar hij heeft bewezen niets van Congo en de Congolezen te begrijpen. En ik heb ernstiger dingen aan mijn hoofd dan te willen reageren op zulke onnozelheden.’ Bemba vindt dat het vredesproces redelijk goed loopt: ‘We bewegen in de goede richting wat betreft de verkiezingen en de eenmaking van het leger, hoewel er misschien een snelheidsprobleem is. Maar daar wordt aan gewerkt.’

Het rationale achter de sterke focus op verkiezingen en een eengemaakt leger is dat Congo momenteel geleid wordt door rebellen die in een overgangsregering verplicht worden samen te werken. De bedoeling van verkiezingen is het volk de machtsverhoudingen te laten bepalen, zodat ze een democratische basis krijgen. Daarbij is het essentieel dat het leger eengemaakt wordt, om te voorkomen dat slechte verliezers zich na de verkiezingen terugplooien op hun rebellenbasis. De naar schatting 300.000 man sterke rebellenbewegingen moeten worden teruggebracht tot een officieel leger van ongeveer 120.000 manschappen. De rest moet het burgerleven in, waar dan in het beste geval de economie weer aan het draaien is.

‘We moeten rekening houden met een reeks mogelijke problemen’, analyseert De Gucht. ‘We moeten durven overwegen om gebuisde politici te betalen om zich niet aan de macht vast te klampen, zoals bijvoorbeeld met Augusto Pinochet in Chili is gebeurd. Veel politieke moeilijkheden vinden hun oorsprong in het feit dat nogal wat politici geen ernstige basis hebben om op terug te vallen als ze niet verkozen worden – dat is zelfs bij ons het geval, getuige de toenemende frequentie van politieke overloperij. Voor militairen ligt dat anders. Wij kunnen het ons als internationale gemeenschap niet permitteren soldaten te betalen die we niet controleren. De Congolezen zullen de soldaten van hun eengemaakt leger zelf moeten betalen, en momenteel gebeurt dat niet. Zelfs keizer Karel V wist in zijn tijd al dat je soldaten moet betalen om ze in het gareel te houden.’

Vechtersbazen

De veiligheid blijft een groot probleem, vooral in het oosten van Congo. De vredesmacht van de VN (de Monuc) slaagt er op het terrein zelfs niet in de indruk te wekken dat ze de boel onder controle heeft. In de containerkantoren van de stad Bukavu wel, daar wekken sommigen de indruk dat ze uiterst goed geïnformeerd zijn, dat ze weten hoeveel Rwandese soldaten er nog in Oost-Congo rondhangen en waar de voornaamste groepen Interahamwe, Mayi-Mayi en andere ongeregelde bendes zich bevinden. Tot blijkt dat de VN’ers zichzelf tegenspreken, dat er op verschillende niveaus andere cijfers en visies circuleren.

De feiten op het terrein spreken voor zich. De VN kunnen niet meer buitenkomen, want iedereen spuwt erop – ze hebben alle geloofwaardigheid verloren. Toen in juni twee rebellenlegers Bukavu innamen, ging de Monuc er aanvankelijk van uit dat de honderden soldaten die opgewekt langs haar waarnemingsposten wandelden tot het gewone Congolese leger behoorden – gedeeltelijk was dat ook zo, want enkele bataljons hadden zich onderweg bij de rebellen aangesloten. En ondanks het feit dat de Monuc zegt te weten waar de vechtersbendes zich ophouden, vond speciaal presidentieel gezant Marcellin Cishambo dat ze niet veel succes heeft in haar strijd tegen de ongeregelde elementen: ‘Buiten mensen die te oud, te jong of te ziek zijn om te vechten, hebben we de Monuc niet veel bandieten zien oppakken.’

Het eengemaakte Congolese leger moet op termijn dus de veiligheid verzekeren. Momenteel doet het dat niet. De Monuc kon één situatie beschrijven waarin Congolese soldaten een bende hadden aangepakt, maar de VN-soldaten moesten er ondertussen wel voor zorgen dat de lokale bevolking ‘afgeschermd werd’ van de confrontatie – Congolese soldaten hebben niet de reputatie dat ze bekommerd zijn om burgers.

De Gucht steunt dan ook de pleidooien voor een versterking van de VN-operatie. België zal in het West-Afrikaanse Benin maximaal 800 soldaten opleiden voor de vredesmacht in Congo en zal de soldij van deze manschappen voorschieten, in de hoop dat Monuc ze achteraf terugbetaalt. Voorts zal België in Benin vooral de werken van barmhartigheid indachtig zijn: de soldaten zullen als het ware naakt met hun kalasjnikov voor de Belgische opleiders passeren om gevoed, gelaafd, gekleed enzovoort te worden. Ze krijgen dus alles, behalve een wapen.

Een initiatief dat op sympathie kan rekenen in Congo’s buurlanden. En in Zuid-Afrika, waar binnenskamers ook grote reserves ten aanzien van de Congolese leiders worden geformuleerd, maar waar tegelijk sterk aan het eenmakingsproces van het leger wordt gesleuteld. Uganda’s president Yoweri Museveni, zelf als rebel aan de macht gekomen, omschreef Monuc als volslagen inefficiënt, en vond dat er in Congo een ‘oude herder’ aan de top moest komen om de rust te herstellen.

Tussendoor peilde hij of De Gucht kans zou maken als ‘slimste mens ter wereld’ door hem de namen van de zes vrouwen van Hendrik VIII te vragen – in het kader van zijn stelling dat hij als scholier alleen de Britse, en niet de Ugandese geschiedenis had geleerd. De Gucht raakte aan vier, maar maakte het gemis van twee namen goed door uit te wijden over de merkwaardige tepellijn van Catharina van Aragon.

Net als Uganda is Rwanda een land dat goed herstelt van een zware burgeroorlog. Net als de meeste mensen was ook De Gucht bij zijn eerste ontmoeting onder de indruk van president Paul Kagame, hoewel hij achteraf de sluipende Rwandese bemoeienissen in Oost-Congo bleef hekelen. Toch bestreed hij te sterke kritiek op de man en zijn bestuur: ‘Ik begrijp niet goed de focus op schendingen van mensenrechten in dit land. Dat lijkt me een signaal dat het hier relatief goed gaat, want in een totaal wetteloos regime krijg je die focus zelden. Een aantal mensen kijkt met oogkleppen naar de mensenrechtenschendingen, zodat ze niet zien dat er economische en politieke stabiliteit is, en dat de maatschappij weer begint te functioneren.’

Een krabbenmand

In Burundi, nog zo’n burgeroorlogland, bezocht de delegatie – zonder De Gucht, die zelden de kans kreeg om zijn kop eens buiten te steken – een kamp van de hoop ( Camp Espoir), waar soldaten en rebellen werden samengesmeed tot een bataljon van het officiële leger. ‘We lachen wat af met de verhalen over de hinderlagen waarmee we de anderen goed liggen hadden’, vertelde een soldaat in een T-shirt van Meubelcentrale Heylen. Maar niemand wist in te schatten wat er zou gebeuren mocht het eengemaakte bataljon met een rebellengroep te maken krijgen.

In Angola waarschuwde president José Eduardo Dos Santos De Gucht ervoor dat verkiezingen geen garantie op succes zijn. Hij maakte het zelf mee, in 1992, toen de rebellen in zijn land zich na moeizame vredesonderhandelingen niet konden neerleggen bij de verkiezingsuitslag en opnieuw voor de oorlog kozen. Nergens werd duidelijker wat een jarenlange burgeroorlog met een land kan aanrichten als in de Angolese hoofdstad Luanda waar vier miljoen mensen, door de oorlog van het platteland verdreven, in onleefbare sloppenwijken samenhokken.

Nergens werd duidelijker hoe groot het contrast is tussen de zachte zetels en de luxewagens en de gesprekspartners in strak maatpak waarmee De Gucht te maken kreeg, en de realiteit buiten, de ondergelopen straten, de in het afval verdrinkende volkswijken, de onveilige markten. In Luanda kijkt zelfs de residentie van de Belgische ambassadeur over een sloppenwijk uit – het hoeft dus niet te verwonderen dat de man al vijf keer overvallen is sinds hij zijn mandaat opnam.

De Gucht herhaalde op zijn reis tot vervelens toe dat hij als europarlementslid veel terreinervaring in Afrika heeft opgedaan. Hij beklemtoonde voortdurend dat hij bereid is veel tijd en energie in het Congolese dossier te steken. Zijn uitspraken over de Congolese leiders passen daarin: ‘Ik had de gemakkelijke weg kunnen kiezen, maar dat doe ik bewust niet. Als we er als internationale gemeenschap nu niet in slagen om de Congolese verantwoordelijken een bepaald stramien te laten volgen, zal dat na de verkiezingen zeker niet lukken, en zal het Congolese volk weer ontgoocheld worden. Dit land is niet op het juiste spoor te brengen door zijn leiders naar de mond te praten. Het wordt tijd dat iedereen beseft dat het gedaan moet zijn de verantwoordelijkheid voor wat hier misloopt in de schoenen van het kolonialisme of de globalisering te schuiven. De grootste verantwoordelijkheid ligt nu bij de Afrikaanse elite zelf.’

Het is duidelijk dat De Gucht Congolezen kent die wél in staat zouden zijn om het land behoorlijk te besturen, maar het zou voor hun veiligheid hoogst onverstandig zijn hun namen nu bekend te maken.

En anders dan zou worden verwacht van een ‘koele kikker’ – toen hij in de Congolese stad Lubumbashi ontvangen werd door een uitbundige menigte van zingende en dansende en joelende mensen reageerde hij met dezelfde mimiek als toen hij in Rwanda te horen kreeg dat zijn bagage in Angola was achtergebleven – stelt De Gucht met klem dat hij zich goed voelt in de chaos van de Centraal-Afrikaanse politiek. Hij is dan ook vijf jaar voorzitter geweest van een andere krabbenmand: de VLD.

Door Dirk Draulans

De Belgen zullen met de soldaten van Benin de werken van barmhartigheid moeten doen.

De confronterende stijl van De Gucht is niet zo atypisch voor Congolezen als sommigen beweren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content