Marnix Verplancke

De Japanse auteur Haruki Murakami mag dan al graag eenhoornschedels en dromenlezers in zijn boeken opvoeren, de vragen die hij stelt, zijn bijzonder relevant en brandend actueel. Ook zo in ‘Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld’, Knacks boek van de week.

Haruki Murakami, ‘Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld’, Atlas, Amsterdam, 400 blz.

Haruki Murakami, ongetwijfeld Japans meest in de kijker lopende en origineelste schrijver, houdt ervan onheilspellende, bevreemdende, maar toch heel betekenisvolle werelden te creëren. Verwijzingen naar Kafka, Beckett of Borges vind je wel in ieder hoofdstuk van zijn romans en dus ook in Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld.

Beginnen doet het boek bijvoorbeeld zo: een man staat in een reusachtige van geborsteld staal gemaakte lift. Of hij naar boven of naar beneden gaat, weet hij niet. Nergens staan verdiepingen aangeduid. Wat hij er komt doen, is hem ook niet duidelijk. Dus begint hij om de tijd te doden het geld maar te tellen dat in zijn zakken zit. Dat is zo gerangschikt dat hij op de tast de som van de stukken kan maken. Het probleem begint wanneer hij twee keer telt en een andere uitkomst krijgt. Wat nu gedaan? Je hoeft niet veel fantasie te hebben om hierin een knipoog naar Becketts befaamde stenenzuiger te zien: de man die om de tijd en de honger te doden op stenen zuigt, er zijn zakken vol mee heeft en een ingewikkeld systeem bedenkt om er zeker van te zijn dat hij iedere steen evenveel keertjes in de mond zal krijgen.

Over het absurde, kafkaiaanse gevaar van systemen heeft Murakami het ook al in zijn roman. De man in de lift blijkt immers een Calcutec te zijn, een soort levende encryptiesleutel die door een oude wetenschapper gebruikt wordt om informatie te beveiligen. Ooit werkte de ouderling nog voor het Systeem, wat een Orwelliaanse privé-instelling is die zowat de hele staat overgenomen heeft en nog slechts één bedreiging kent: de inmenging van de Fabriek, een misdadige organisatie die erop uit is informatie te stelen en daarvoor de oerdomme, maar heel gewelddadige Semiotecs inzet. Alleen, zo merk je, zou die hele Fabriek wel eens een verzinsel van het Systeem kunnen zijn om de algemene angstpsychose te versterken en de vrijheid te beperken.

Hoe dit verhaal verder afloopt, lezen we in de oneven hoofdstukken van de roman. In de andere schotelt Murakami ons een heel ander verhaal voor. Dat gaat over de Stad, waar een man door een Poortwachter in toegelaten wordt. Buiten de stadsmuren bevinden zich de vreselijke Bossen, waar je nooit meer levend uitkomt en op de grasvelden lopen massa’s eenhoorns rond. De pas aangekomene verneemt dat hij nooit meer weg kan en dat hij ook nog eens gescheiden zal worden van zijn schaduw. Voort-aan zal hij als Dromenlezer moeten werken en zo de enige bezoeker worden van de centrale Bibliotheek. Hij krijgt er eenhoornschedels voorgezet, waar hij de laatste droomresten uit moet ‘lezen’.

DE STAD EN HET SYSTEEM

Even een geruststelling tussendoor: Murakami schrijft geen waardeloze sf of fantasy, als u dat zou denken. Hoe buitenwerelds de verhaallijnen uit Hardboiled Wonderland ook mogen klinken, ze hebben wel duidelijk een relevante betekenis. En die blijkt naar voren te komen wanneer de wereld van de Stad en die van het Systeem opvallende gelijkenissen beginnen te vertonen. De Calcutec krijgt ook een eenhoornschedel in zijn bezit. En in beide verhalen komt de bibliotheek – en vooral de jonge vrouw die de man helpt bij het uitvlooien ervan – centraal te staan. Stel je voor dat je een reis zou kunnen maken door je eigen onderbewuste, zo vraag je je bij het lezen steeds vaker af, zou je dan ook niet zulke absurde zaken zien als Murakami beschrijft? En in deze is Hardboiled Wonderland dan weer te vergelijken met Mark Danielewski’s Het kaartenhuis, ook al dateert de Japanse uitgave van Hardboiled Wonderland al van midden jaren tachtig.

Murakami blijkt iemand die zijn lezers vooral wil uitdagen met tot de verbeelding sprekende ideeën en niet vies is om ook een paar maatschappelijke landmijntjes uit te zetten. Het grote project waar de oude wetenschapper aan werkt, de kern van het menselijke verstand gebruiken als unieke encryptiesleutel, is natuurlijk een inspirerend idee, maar het geeft praktisch automatisch aanleiding tot de vraag waar de verantwoordelijkheid van een wetenschapper begint en waar ze eindigt. Mag je aan de menselijke geest sleutelen, ook al heb je de instemming ervoor gekregen zowel van die mens in kwestie als van de overheid? En kan je op een gegeven moment de boel de boel laten en je wetenschappelijk wangedrocht blijgemoed de wereld insturen?

Ook op politiek vlak stelt Murakami een aantal precaire vragen, in feite over dezelfde vrijheidsthematiek. Hoezeer hij ook op een nachtmerrie mag lijken, de Stad benadert in feite de perfecte utopie. Ruzie, haat of begeerte bestaan er niet langer. Een mens kan er volkomen en puur zijn, net zoals de zes mannen die midden in de winter een gat beginnen te graven en waarvan de hoofdrolspeler zich afvraagt waarom ze het doen. ‘Ze graven omwille van het graven’, krijgt hij te horen. ‘In die zin is het dus een heel puur gat.’ Maar die zuiverheid heeft ook zo zijn nadeel, want zonder negatieve gevoelens zijn er ook geen positieve, zonder verdriet geen liefde. De Stad blijkt dus in de ban van de zuivere leegte. In hoeverre, zo lijkt Murakami ons hier als denkoefening mee te geven, mag een samenleving omwille van het publieke goed het private welzijn inperken. Beantwoorden doet hij die vraag natuurlijk niet, maar dat hoeft ook niet. Dat kan je als mens wel zelf.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content