‘De regering schuift alle moeilijke beslissingen voor zich uit’

Pensioenexperts Marjan Maes en Marc De Vos geloven niet dat ons land er ooit nog in zal slagen de pensioenuitgaven onder controle te krijgen. ‘Alle maatregelen in het regeerakkoord zijn erop gericht om de kosten nog verder te laten oplopen. Het is van de pot gerukt.’

In het 83 pagina’s tellende regeerakkoord staan 3 pagina’s over de pensioenen. Terwijl de regering-Michel en de regering-Di Rupo heel gedetailleerd hun plannen uit de doeken deden, beperkt de regeringsploeg van Alexander De Croo (Open VLD) zich tot een summiere opsomming. Maar wat er staat, stemt pensioenexperts Marjan Maes (professor economie aan de KU Leuven) en Marc De Vos (oprichter van de denktank Itinera en decaan van de Macquarie University in Sydney) weinig hoopvol. Maes: ‘Eerlijk? Ik was er niet goed van toen ik het regeerakkoord doornam. Het is echt teleurstellend. Structurele en concrete maatregelen zijn nergens te bespeuren. Deze regering lijkt vooral van plan nog heel veel zaken te onderzoeken en te bestuderen. Zo schuift ze alle moeilijke beslissingen voor zich uit. Dat stemt me weinig optimistisch, want er zijn ingrijpende hervormingen nodig. De ervaring leert dat die aan het begin van een regeerperiode moeten worden genomen, anders komen de volgende verkiezingen te dichtbij en durft geen enkele politicus die moeilijke keuzes nog te maken.’

Het nieuwe deeltijdse pensioen is een extra koterij, achter de vele koterijen die er al staan.’ Marjan Maes, professor economie aan de KU Leuven

Marc De Vos gaat nog verder: ‘Alle maatregelen in het regeerakkoord zijn erop gericht om de pensioenkosten nog verder te laten oplopen. Het is van de pot gerukt. Het lijkt alsof we leven in een periode waarin de wetten van de budgettaire zwaartekracht niet gelden. De overheid kan blijkbaar tientallen miljarden euro’s aan nieuwe schulden maken en de staatsschuld naar een Italiaans niveau tillen. En de rekening? Die wordt nog maar eens doorgeschoven naar de volgende generatie.’ De professor maakt zich geen illusies: ‘De mogelijkheid om de vergrijzingskosten op te vangen zijn al lang vervlogen. Opeenvolgende regeringen hebben nagelaten ingrijpende hervormingen door te voeren, waardoor de pensioenkosten zeker nog tot het midden van deze eeuw verder zullen oplopen. In die context is het budgettaire surrealisme van dit regeerakkoord echt onbegrijpelijk en onverantwoord.’

Waar loopt het mis? We vatten het voor u samen in zeven punten van kritiek.

1 Werkzaamheidsgraad van 80 procent is onrealistisch

Hoe meer mensen werken, hoe meer mensen sociale bijdragen betalen om de pensioenen van de huidige generatie gepensioneerden mee te betalen. Daarom wil de regering de werkzaamheidsgraad opkrikken naar 80 procent tegen 2030. Maes: ‘Die doelstelling is zo ambitieus dat het bijna lachwekkend is. Zeker als je weet dat het regeerakkoord niet de minste aanzet bevat die duidelijk maakt hoe de regering dat wil bereiken.’

De werkzaamheidsgraad – dat is het gedeelte van de bevolking op beroepsactieve leeftijd dat daadwerkelijk aan de slag is – ligt op 75 procent in Vlaanderen, 62 procent in Brussel en 65 procent in Wallonië. Een recente studie van het Steunpunt Werk noemde een werkzaamheidsgraad van 80 procent voor Vlaanderen ‘ambitieus’. Voor Brussel en Wallonië lijkt het helemaal onbegonnen werk om die ambitie waar te maken. Maes: ‘Daarbovenop schiet de regering zichzelf in de voet. Ze vraagt aan vakbonden en werkgevers om zelf voorstellen te doen om de werkzaamheidsgraad op te krikken. Tegelijkertijd zet de regering de wettelijke financiële responsabiliseringshefboom on hold, terwijl die ervoor zorgt dat sociale akkoorden geen bijkomende kosten kunnen doorschuiven naar de belastingbetaler. Dan krijgen de sociale partners weinig stimulansen om enige moeite te doen.’

Ook De Vos hekelt ‘de mythologie van de reddende werkzaamheidsgraad’, die de vergrijzingscommissie bijna twintig jaar geleden al op tafel legde. ‘En ik ben al helemaal benieuwd wat het effect van de coronacrisis zal zijn. Die geeft een dreun aan onze economie. We kunnen een golf van bedrijfssluitingen en collectieve ontslagen verwachten. In het verleden kozen beleidsmakers steevast voor de gemakkelijke oplossing van het brugpensioen. Dat is zelfs een pavlovreflex geworden. Ik wil wel eens zien hoe deze regering de werkzaamheidsgraad wil opkrikken zónder bij collectieve sluitingen brugpensioen toe te staan.’

2 Het deeltijdse pensioen is een nieuwe koterij

De regering-De Croo wil net als de vorige regering een deeltijds pensioen invoeren. Daarmee kunnen werknemers, zelfstandigen en ambtenaren voor de helft met pensioen gaan en voor de andere helft aan de slag blijven. Maes: ‘De invoering van een deeltijds pensioen is een hele goede maatregel, die beantwoordt aan de behoefte van veel mensen om gradueel te stoppen met werken. Op voorwaarde dat het geen bijkomende druk zet op onze sociale zekerheid. En daar loopt het al mis.’

De pensioenexperte hekelt dat er geen financieel correctiemechanisme is voor mensen die ervoor kiezen om vóór de pensioenleeftijd al gedeeltelijk met pensioen te gaan. ‘Zweden, Noorwegen en Spanje hebben ook zo’n deeltijds pensioen. Maar die landen combineren dat met een correctiemechanisme: een lager pensioen voor wie deeltijds stopt met werken, een hoger pensioen voor wie langer werkt. Zo stimuleer je mensen om langer te blijven werken en kost het de sociale zekerheid geen extra geld.’

De invoering van het deeltijdse pensioen komt ook boven op de bestaande loopbaaneinderegelingen, zoals tijdskrediet, brugpensioen en de zachte landingsbanen. ‘Doorgaans vervangt een deeltijds pensioen de andere eindeloopbaanregelingen. Maar volgens het regeerakkoord komt het gewoon boven op bestaande eindeloopbaanregelingen. Daardoor is het nieuwe deeltijdse pensioen een extra koterij achter de vele koterijen die er al staan.’ Maes denkt dat de nieuwe regeling weinig succes zal hebben. Want waarom zouden mensen kiezen voor een deeltijds pensioen als ze ook meteen met brugpensioen kunnen gaan? Ook de academische pensioencommissie velde een soortgelijk oordeel over het deeltijdse pensioen: een goed idee, áls het ter vervanging komt van de bestaande regelingen, met de nodige correctiemechanismen.

3 Een minimumpensioen van 1500 euro is de verkeerde prioriteit

Momenteel bedraagt het minimumpensioen 1291 euro voor werknemers en zelfstandigen en 1392 euro voor ambtenaren. Dat wordt geleidelijk verhoogd richting 1500 euro. Het is een van de grote trofeeën waarmee de regering-De Croo uitpakte. Maes: ‘Het optrekken van de minimumpensioenen, zonder een hervorming van de gelijkstellingen voor langdurige werkloosheid, zou wel eens heel perverse effecten kunnen hebben. Er zijn vandaag mensen die 45 jaar gewerkt hebben en toch geen recht hebben op een minimumpensioen. Dat is een grote onrechtvaardigheid.’

Om recht te hebben op een minimumpensioen moet u minstens 30 jaar hebben gepresteerd, binnen hetzelfde stelsel weliswaar. Wie 30 jaar als werknemer werkte, heeft recht op een minimumpensioen. Wie 15 jaar als werknemer werkte, daarna 15 jaar als ambtenaar en daarna 15 jaar als zelfstandige (en in totaal een loopbaan heeft van 45 jaar) heeft geen recht op een minimumpensioen.

Het optrekken van het minimumpensioen is ook duur. Volgens het Planbureau kost een verhoging van het minimumpensioen tot 1500 euro netto 3,2 miljard extra per jaar, en tot 1500 euro bruto is dat 1 miljard extra per jaar. ‘Dat komt boven op de vergrijzingskosten, die op zichzelf al oplopen tot 1,7 à 2,1 miljard euro extra pensioenuitgaven per jaar. Onbegrijpelijk. Als een regering zo’n maatregel invoert, moet ze die ook financieren, zodat het betaalbaar is. En dat is mogelijk door bijvoorbeeld de gelijkgestelde periodes – waarin mensen niet werken maar wel hun pensioen blijven opbouwen – verder te beperken of de ambtenarenpensioenen te hervormen. Maar dergelijke structurele hervormingsmaatregelen zijn nergens te bespeuren’, zegt Maes.

'De regering schuift alle moeilijke beslissingen voor zich uit'

Volgens pensioenexperts gaat de discussie over een verhoging van het minimumpensioen ook volledig voorbij aan een meer fundamenteel probleem. Maes: ‘De pensioenuitkering zou een sociaal vervangingsinkomen moeten zijn, wat betekent dat iedereen vanaf zijn pensioen een uitkering krijgt die bijvoorbeeld 60 procent bedraagt van het vroegere loon. Maar dat is in ons land al lang niet meer het geval. Het stelsel evolueert al een paar decennia in de richting van een vlak en laag pensioen.’ Volgens de pensioenexperte blijft een groot deel van de middenklasse in de kou staan: hun wettelijk pensioen bedraagt soms amper 30 of 40 procent van hun vroegere loon, en het aanvullend pensioen is nog steeds inadequaat.

We weten goed welke hervormingen nodig zijn. Dat weten we al twintig jaar. Alleen is er politieke wil voor nodig.’ Marc De Vos, decaan van de Macquarie University, Sydney

4 Gelijke berekening zonder aangepaste sociale bijdragen

De regering schaft de zogenaamde correctiecoëfficiënt voor zelfstandigen af. Momenteel wordt het zelfstandigenpensioen berekend op basis van 69 procent van hun beroepsinkomen, terwijl voor werknemers het volledige loon meetelt (tot een bepaald plafond weliswaar). Door de afschaffing van die correctiecoëfficiënt wordt het pensioen voor werknemers en zelfstandigen voortaan op dezelfde manier berekend.

Die correctiecoëfficiënt was een compensatie voor de lagere sociale bijdragen die zelfstandigen betalen. Zelfstandigen betalen 20,5 procent op hun inkomen. Op het brutoloon van een werknemer betaalt een werkgever 25 procent sociale bijdragen, terwijl de werknemer zelf ook nog eens een persoonlijke bijdrage betaalt van 13,07 procent op het brutoloon. Maes: ‘De afschaffing van dat correctiemechanisme op zich is terecht omdat het van het pensioen een sociale verzekering maakt. Nu valt driekwart van de zelfstandigen terug op een minimumpensioen. De afschaffing van de correctiecoëfficiënt zorgt ervoor dat minder zelfstandigen daarop terugvallen. Maar dan zou er ook een gelijkschakeling moeten komen met de hogere sociale bijdragen die werknemers en werkgevers betalen. Dat is niet voorzien, waardoor het hier weer gaat over een maatregel die op geen enkele manier wordt gefinancierd.’

5 Een pensioenbonus zonder malus

De regering haalt ook de pensioenbonus vanonder het stof. Dat is een bonus voor wie voldoet aan de voorwaarden voor een vervroegd pensioen en toch nog aan de slag blijft. Zo wil de regering ervoor zorgen dat mensen die langer werken meer pensioenrechten opbouwen. De regeling wordt ingevoerd voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Alle studies tonen aan dat de pensioenbonus de vergrijzingskosten doet toenemen. ‘Sinterklaas komt eraan en hij heeft de pensioenbonus meegebracht’, reageert Maes. ‘De bedoeling is niet om mensen langer te doen werken op zich. Wel om het pensioenstelsel op een billijke manier financieel houdbaar te maken. Dat doet die bonus absoluut niet.’

Maes verwijst naar landen zoals Zweden, Noorwegen, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal en Griekenland. Al die landen kennen een pensioenbonus, maar die wordt pas toegekend aan wie na de wettelijke pensioenleeftijd blijft doorwerken. Bovendien combineren die landen dat ook met een malus: wie vroeger stopt, krijgt ook minder pensioen. Dankzij die correctiefactoren kan men gepensioneerden uiteindelijk ook een beter pensioen geven. ‘De vergrijzingskosten van ons land behoren tot de hoogste van Europa en deze regering neemt alleen maar maatregelen die de kosten nog meer doen oplopen.’

6 Versterking aanvullend pensioen komt op verkeerde moment

Het is ook de bedoeling van de regering om de tweede pensioenpijler verder te versterken. Binnen die pijler wordt een aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever (doorgaans met een groepsverzekering). Lang niet alle werknemers bouwen nu zo’n aanvullend pensioen op. ‘In een eerste stap moet de harmonisering tussen arbeiders en bedienden op het vlak van het aanvullend pensioen tot een goed einde worden gebracht’, klinkt het in het regeerakkoord. Want een aanvullend pensioen is veel meer wijdverspreid bij bedienden dan bij arbeiders. Ook het aanvullend pensioen moet omhoog. Daarvoor moet de bijdrage van het brutoloon stijgen van de huidige 1,75 procent naar 3 procent. De sociale partners krijgen wel de ruimte om te bekijken hoe ze dat zo snel mogelijk kunnen realiseren. De Vos: ‘Dit is gewoon een lastenverhoging voor bedrijven. Ik ben een sterke believer van een sterke tweede pensioenpijler. Maar gezien de economische context is het gewoonweg het verkeerde moment om de bijdragen voor werkgevers te verhogen. Dat doe je niet op een moment dat ze zelf vechten om te overleven. En het lijkt me sterk dat werknemers bereid zijn om een deel van hun loon af te staan.’

7 Sociale partners moeten de klus klaren

De sociale partners komen vijf keer aan bod in het hoofdstuk(je) over de pensioenen. Zo geeft de regering uitdrukkelijk aan dat initiatieven rond het optrekken van de activiteits- en werkzaamheidsgraad van oudere werknemers genomen zullen worden in samenspraak met de sociale partners. En er zal met hen worden overlegd over hervormingen die nodig zijn om de financiële en sociale houdbaarheid te garanderen. De Vos: ‘Deze regering is politiek niet in staat om een duurzame oplossing naar voren te schuiven voor onze pensioenproblematiek. Alle hoop ligt bij de sociale partners. Maar het proces van bestuderen en overleggen met de sociale partners is al twintig jaar bezig in België. En al die tijd betogen de vakbonden tegen de minste hervorming. Het is nogal optimistisch en zelfs onverantwoordelijk om de moeilijke keuzes nog maar eens door te schuiven naar de sociale partners. We weten nochtans goed welke hervormingen nodig zijn. Dat weten we al twintig jaar. Alleen is er politieke wil nodig om daar een prioriteit van te maken. En dat doet deze regering duidelijk niet.’

Wat staat er níét in het regeerakkoord?

Vaak zijn de zaken die niet in een regeerakkoord staat minstens zo belangrijk als wat er wel staat.

Een hervorming van het ambtenarenpensioen

‘Werknemers en zelfstandigen moeten 45 jaar presteren om recht te hebben op een volledig pensioen, terwijl de grote meerderheid van de ambtenaren genoeg heeft aan een loopbaan van ongeveer 37,5 à 41 jaar. Voor extreem zware beroepen valt dat misschien nog te verantwoorden, maar toch niet voor universiteitsprofessoren, gouverneurs of magistraten. Dat is een grote onrechtvaardigheid tegenover de werknemers en de zelfstandigen die niet vol te houden is’, zegt Marjan Maes. Ook over de verdere afbouw van de eindeloopbaanregelingen, die begon met de regering-Di Rupo, wordt met geen woord gerept. Tot vandaag zijn er nog altijd 57 verschillende eindeloopbaanregelingen voor de publieke sector. Die worden overigens ook nog eens gelijkgesteld voor het pensioen. Daardoor kunnen werknemers van de NMBS al met pensioen vanaf 55 jaar en kunnen militairen en luchtverkeersleiders vanaf hun 56 een pensioen genieten.

Een verlaging van de pensioenleeftijd

Marc De Vos: ‘De belangrijkste beslissing van deze regering is om iets niet te doen, met name het terugdraaien van vorige hervormingen en het verlagen van de pensioenleeftijd. Dat was nochtans een verkiezingsbelofte van de PS. Het ontbreken van dat voornemen is voor mij de enige positieve noot in een voor de rest heel verontrustend regeerakkoord.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content