De rattenfluisteraars van Apopo

© LIEVE BLANCQUAERT

‘Rattenfluisteraars’ leiden in het Tanzaniaanse Morogoro reuzenhamsterratten op om landmijnen en tbc op te sporen. Dagelijks redden de Hero Rats mensenlevens. Met dank aan twee Belgen.

Met zijn neus tegen de grond trippelt Ghadafi van het linkerbeen van de ene begeleider naar het rechterbeen van de andere. Geconcentreerd besnuffelt hij elke vierkante centimeter aarde. Tot hij plots stilstaat, door zijn achterste pootjes zakt en met de voorste zenuwachtig in de grond begint te krabben. ‘Ghadafi heeft weer een mijn gevonden’, fluistert Jared Mkumbo, die vanaf de zijkant toekijkt. Mkumbo vist een pen uit zijn borstzakje en duidt op een plattegrond de vindplaats van de mijn aan.

Ghadafi is een Afrikaanse reuzenhamsterrat in de laatste fase van haar opleiding tot levende detector van landmijnen. Mkumbo is haar trainer. Elke ochtend van de werkweek laden hij en zijn collega’s op de campus van de Sokoine University of Agriculture (SUA), aan de rand van de Tanzaniaanse stad Morogoro, hun pick-uptruck vol kooien met ratten. Vandaar rijden ze over hobbelige wegen naar het 24 hectare grote oefenveld op een plateau in de groene Ulugurubergen.

Mkumbo en co. werken voor het door de Belgen Bart Weetjens en Christophe Cox opgerichte APOPO, wat staat voor Antipersoonsmijnen Ontmijnende Productontwikkeling. Weetjens kreeg het idee om ratten mijnen te laten opsporen in 1996, op een conferentie over landmijndetectie in Edinburgh. ‘Ik ontmoette er de Nederlander Inne ten Have’, vertelt hij. ‘Inne had net als ik productontwikkeling gestudeerd. Halverwege de jaren negentig kwam de problematiek van de landmijnen in de actualiteit, onder andere door het bezoek van de Britse prinses Diana aan de slachtoffers van landmijnen in Angola. Wereldwijd liggen in bijna zeventig landen ontploffingsklare mijnen, achtergelaten na een militair conflict. Hun impact is immens: ze doden en verwonden jaarlijks tienduizenden mensen en blokkeren de economische ontwikkeling van hele regio’s. Prinses Diana bracht de landmijnen prominent onder de aandacht, en zette ook mij ertoe aan om er iets aan te gaan doen – al wist ik eerst niet goed wat en hoe. Mijn ontmoeting met Inne bracht alles in een stroomversnelling. In opdracht van de Nederlandse overheid had hij een literatuurstudie over ontmijning gemaakt. Tussen zijn documenten zat een wetenschappelijk artikel over een Amerikaans onderzoek waarbij woestijnratjes getraind werden om op luchthavens springstof op te sporen. Toen ik dat las, kreeg ik meteen het idee dat ratten misschien ook mijnen zouden kunnen opsporen. Op de landmijnenconferentie in Edinburgh legden de deelnemers zich toe op dure, hoogtechnologische opsporingstechnieken die ontwikkelingslanden nooit kunnen betalen. Inne ten Have en ik waren de enigen die vonden dat landmijndetectie eenvoudiger en goedkoper moest.’

Landmijnen werden voor het eerst op grote schaal gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Alle legers legden op de slagvelden miljoenen antitankmijnen. Om te vermijden dat de vijand met die antitankmijnen aan de haal ging, begroeven ze er een veelvoud aan antipersoonsmijnen rond. In de jaren zestig werd de techniek geperfectioneerd om landmijnen vanuit de lucht te droppen en te verspreiden over uitgestrekte gebieden. Het Amerikaanse leger experimenteerde in Vietnam volop met die nieuwe mogelijkheid en dropte massa’s landmijnen op wegen, dorpen, waterbronnen of bruggen. Na de Vietnamoorlog werden de spotgoedkope antipersoonsmijnen het favoriete wapen van armlastige militairen, paramilitaire organisaties, terreurgroepen en guerrillalegers.

Tot eind jaren tachtig was de Belgische munitiefabriek Poudreries Réunies de Belgique (PRB) wereldwijd een van de grootste producenten en exporteurs van landmijnen. Deze dochter van de Generale Maatschappij had over de hele wereld meer dan 70 vestigingen voor de productie en verkoop van oorlogstuig. De fabrieken in Matagne en Balen produceerden diverse types antitank- en antipersoonsmijnen die verscheept werden naar conflictzones in Azië, Latijns-Amerika en Afrika. Tot aan het faillissement van PRB in september 1990 exporteerde het bedrijf honderdduizenden mijnen. Ondanks de onfrisse voorgeschiedenis van PRB ontpopte België zich de voorbije vijftien jaar tot een voortrekker in de strijd tegen landmijnen. Als eerste ter wereld verbood ons land in 1995 eenzijdig het gebruik, de productie en de verkoop van antipersoonsmijnen. In juni 1997 vond in Brussel een internationale conferentie plaats die de laatste obstakels voor het Verdrag van Ottawa moest opruimen. In de herfst van datzelfde jaar vernietigde België zijn laatste mijnenvoorraden. In december 1997 ondertekenden 122 landen het Ottawaverdrag. Onder impuls van de Verenigde Naties, het Rode Kruis en de Internationale Campagne voor een Ban op Landmijnen (ICBL) sloten ze zich aan bij een verbod op de productie, het gebruik en de opslag van antipersoonsmijnen. Tot nu toe weigeren 39 landen het Ottawaverdrag te tekenen, waaronder China, Rusland en de Verenigde Staten.

Vriendschap gaat door de maag

Jared Mkumbo stopt Ghadafi in zijn kooi, haalt Benson uit een andere kooi, gespt hem een harnas met een leiband om, en hangt de leiband aan een touw dat tussen het linkerbeen van de ene rattentrainer en het rechterbeen van de andere gespannen staat. Met hun spitse snuiten en lange snorharen lijken de reuzenhamsterratten van APOPO levende kopieën van het tekenfilmfiguurtje Ratatouille. Mkumbo werkt van in het begin bij APOPO. ‘Ik doe deze job ondertussen elf jaar’, zegt hij. ‘Veel Tanzanianen zijn bang van ratten. Ze verspreiden ziektes en vernietigen oogsten, heet het. Vroeger vond ik ratten ook gevaarlijke, niet te vertrouwen beesten, maar door hier te werken heb ik mijn mening snel herzien. Bart Weetjens’ idee om ratten mijnen te laten opsporen was revolutionair. Er werden al honden voor getraind, maar een rat opleiden tot detector van mijnen is toch een ander paar mouwen. Honden zijn huisdieren en van nature aanhankelijk. Onze ratten zijn wild en moeten eerst wennen aan de mens. Ze moeten gedomesticeerd worden voordat we met hen kunnen beginnen te werken. Ze nemen geen bevelen aan en reageren niet op ‘zit’ of ‘lig’. We kunnen ze alleen trainen door ze te belonen met voedsel. Vriendschap gaat bij hen door de maag. Geen eten? Geen vriendschap. Zo simpel is het.’

In 1997, een jaar na de landmijnenconferentie in Edinburgh, nam Bart Weetjens contact op met zijn oude studiegenoot Christophe Cox. ‘Tijdens onze studie productontwikkeling aan de Antwerpse hogeschool zaten we al op dezelfde golflengte. Christophe had een paar jaar in Kenia aan een ontwikkelingsproject gewerkt. Ik vertelde hem over mijn plannen om ratten mijnen te laten opsporen. Samen met een aantal mensen van de Universiteit Antwerpen zijn we toen met APOPO van start gegaan.’

Weetjens ging op zoek naar de meest geschikte rat. ‘Biologieprofessor Ron Verhagen van de Antwerpse universiteit voerde hier aan de landbouwuniversiteit van Morogoro al twintig jaar onderzoek. Hij stelde de reuzenhamsterrat voor. Ze is inheems, wordt in gevangenschap acht jaar oud, en weegt met haar 1 kilogram te licht om landmijnen te laten ontploffen, want die exploderen pas vanaf 5 kilo. Reuzenhamsterratten hebben een bijzonder goed ontwikkelde neus waarmee ze voedsel onder de grond zoeken. Ron had ooit een dorpeling gezien met zo’n rat aan de leiband, waaruit hij afleidde dat die rattensoort misschien wel getemd kon worden.’

Weetjens, Cox en een aantal professoren van de Universiteit Antwerpen gingen op zoek naar geld om het rattenproject op te starten. In november 1997 kreeg APOPO een eerste toelage van het Belgische ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Een paar maanden later werden de eerste reuzenhamsterratten vanuit Tanzania naar België overgevlogen. Weet-jens: ‘De eerste drie jaren stonden volledig in het teken van wetenschappelijk onderzoek aan de Antwerpse universiteit: kan de reuzenhamsterrat tam gemaakt worden en is het mogelijk om een geschikt trainingsprotocol te vinden om ze springstof te laten opsporen?’

De onderzoeksresultaten waren veelbelovend. In 2000 vestigde APOPO zich op de campus van de SUA in Morogoro om de ratten verder te trainen in een omgeving waar ze echte mijnen zouden gaan opsporen. In oktober 2003 volgde de vuurproef: de ratten werden een mijnenveld in Mozambique in gestuurd. ‘Die tests waren een groot succes. Een jaar later zijn we officieel erkend. De voorbije jaren hebben we minstens 150 ratten voor landmijnopsporing getraind.’

Na de burgeroorlog van 1977 tot 1992 bleven er ruim 500.000 landmijnen achter in Mozambique. In 2006 bouwde APOPO er een ontmijningsprogramma uit; twee jaar later werd de organisatie verantwoordelijk voor de ontmijning in de provincie Gaza. Tegen 2014 zullen de ratten van APOPO alle bekende mijnenvelden in Gaza mijnenvrij gemaakt hebben. In 2010 veegden de ratten bijna 800.000 vierkante meter schoon, speurden ze 861 landmijnen, 373 explosieven, één clusterbom en ruim 6200 lichte wapens en munitie op. ‘Toen de ratten voor het eerst een echt mijnenveld in gingen, was ik erbij’, zegt Jared Mkumbo trots. ‘De ratten bewezen dat ze wel degelijk feilloos alle landmijnen in een gebied konden opsporen. Het enige verschil tussen echte mijnen en de exemplaren die hier op ons oefenterrein liggen, is dat onze oefenmijnen gedeactiveerd zijn. De exemplaren in Mozambique staan op scherp. De ratten worden er niet nerveuzer door of krijgen geen last van faalangst. De rat krabt aan de grond als ze TNT ruikt. Wij markeren die plaats. Een tweede rat voert een dubbelcheck uit, en pas dan komen de ontmijners op het terrein.’

Hoe voelde Mkumbo zich die eerste keer in een echt mijnenveld? ‘Niet echt op mijn gemak. Het was alsof ik zelf een examen moest afleggen, misschien ook omdat er een cameraploeg bij stond. Maar alles verliep perfect. De ratten vonden twintig mijnen op een oppervlakte van 500 vierkante meter en lieten er geen enkele liggen. We waren euforisch. Onze ratten werken veel sneller en goedkoper dan andere mijndetectiemethodes. Twee reuzenhamsterratten overlopen samen met hun twee begeleiders in één uur tijd 300 vierkante meter terrein; twee menselijke ontmijners met metaaldetectors hebben daar een volledige dag voor nodig.’

Operante conditionering

Het is pas negen uur in de ochtend, maar de zon brandt al boven het oefenterrein. De kooien van Ghadafi, Benson en de andere ratten worden in de pick-up geladen. ‘Ratten zijn nachtdieren’, zegt Mkumbo. ‘We kunnen ze alleen ’s morgens vroeg op het veld trainen.’ Dus rijden we terug naar het hoofdkwartier van APOPO, waar de trainers de rest van de ochtend jonge, beginnende mijndetectieratten springstof zullen leren opsporen.

Het hoofdkantoor van APOPO ligt op een idyllische plek op de landbouwuniversiteit van Morogoro. Palmbomen en ficussen zorgen voor verkoeling. Een paar rattentrainers drinken koffie, in een van de lage gebouwen gaan de meeste ratten slapen. Op elke kooi hangt een bordje met de naam van de bewoner. Eén ervan heet Astrid. ‘Ze is genoemd naar prinses Astrid, onze erevoorzitster die hier eind juni op bezoek was’, zegt communicatiemanager Hannah Ford. ‘Midden vorig jaar zijn we elke rat systematisch een naam beginnen te geven. Aan de hand van hun namen weten we hoe oud elke rat is en in welk stadium van de training ze zit. Als de rat vier weken oud is, start de begeleider met gewenningstraining. Twee weken later begint de “klikkertraining” en leert de rat de geur van TNT opsporen. Een paar weken later gaat ze het oefenveld op. Na een training van negen maanden kan ze ingezet worden op een echt mijnenveld.’

In het trainingscentrum is Miraji volop bezig met de ‘klikkertraining’. Hij zit voor een grote kooi waarin een rat drie verschillende potjes besnuffelt. In zijn linkerhand heeft Miraji een klikker, met zijn rechter bedient hij een grote spuit vol bananenmoes. Als de rat bij het juiste potje stil blijft staan en met haar pootjes begint te krabben, laat Miraji een klik horen, waarna de rat meteen naar de zijkant van de kooi loopt om aan de spuit met bananenmoes te gaan lurken. ‘We trainen onze ratten volgens de principes van operante conditionering of instrumenteel leren‘, legt hij uit. ‘We belonen het gewenste gedrag van de rat met voedsel; bestraffen doen we nooit. Deze rat leert het onderscheid maken tussen positieve en neutrale stalen. Ze zit in haar derde trainingsweek. Volgende week kan ze het in het veld gaan trainen, maar eerst moet ze een examen afleggen. Eind deze week wordt ze getest. Ze moet 100 procent behalen, anders wordt haar training in de kooi verlengd.’

Sinds 2005 werkt Miraji als rattentrainer. ‘In 2002 ben ik bij APOPO begonnen als klusjesman. De jaren daarvoor werkte ik als timmerman in Morogoro. Ik maakte meubels, omheiningen, daken. Die ervaring kwam van pas bij de inrichting van de gebouwen hier. De meeste collega’s zijn locals, ja.’

Of hij een speciale band heeft met de ratten, wil ik weten. ‘De ratten hangen niet vast aan een welbepaalde trainer, weet je. Ze kunnen overal werken met om het even wie, zolang er maar een banaan in de buurt is. (lacht) Voor buitenstaanders zien de ratten er allemaal hetzelfde uit, maar ik ken ze allemaal. Ik herken ze aan hun lengte, en aan kleine kleurverschillen. Wij noemen onze ratten Hero Rats, omdat ze mensenlevens redden. Via de sitewww.herorat.org kan iedereen die dat wil zijn eigen heldenrat adopteren en financieel bijdragen aan de opleiding van een rat.’

Tbc

Sinds 2003 speuren de ratten van APOPO ook tbc op. Net als elke andere vrijdag rijdt chauffeur Hoessein ook vandaag met de jeep van Morogoro naar het 200 kilometer verder gelegen Dar es Salaam, om in de ziekenhuizen speekselstalen op te halen. Om vier ’s ochtends pikt hij ons op. Hij verontschuldigt zich voor het onchristelijke uur. ‘Het spitsuur in Dar es Salaam is moordend. Als ik later durf te vertrekken, raak ik nooit op tijd terug.’

Het is aangenaam warm, maar Hoessein rilt van de kou. ‘Frisjes’, klaagt hij. Hij draait de verwarming open en het wordt bloedheet in de jeep. Op de weg naar Dar es Salaam is het pikdonker, maar Hoessein houdt er een flinke vaart in. Af en toe vertraagt hij voor een hobbel in de weg, of om uit te wijken voor een tegenligger. ‘Tuberculose is een groot probleem in Tanzania, maar ook in de rest van Afrika’, vertelt hij. ‘Elke week haal ik 700 speekselstalen op in Dar es Salaam. De stalen zijn in de labs van de ziekenhuizen al onder een microscoop onderzocht. De ratten van APOPO voeren een tweede onderzoek uit.’

Maken de laboranten in de ziekenhuizen dan vaak vergissingen? ‘Soms is de hoeveelheid tbc-bacteriën in een staal zo miniem dat zelfs microscopisch onderzoek het niet ontdekt. Onze controles met de ratten hebben de detectieratio van de ziekenhuizen vorig jaar met 43 procent doen toenemen. De stalen worden eerst in ons lab verhit tot 90 graden, waardoor de bacteriën gedeactiveerd worden. De geur zit er nog in, maar de stalen zijn veilig voor mens en dier. Onze labtechnici bereiden daarna een lijn van verschillende stalen voor. Tien potjes worden een voor een geopend, de rat ruikt eraan, en als er een positief staal tussenzit, krabt ze met haar pootjes. De trainers weten niet waar de positieve stalen zitten. Stalen die door de rat aangeduid worden als positief, maar dat volgens de gegevens van het ziekenhuis niet zijn, worden een tweede keer bij ons in het lab onderzocht.’

De ratten werken dus efficiënter dan de laboranten? Hoessein: ‘Een labtechnicus kan op een normale werkdag ongeveer 40 stalen onderzoeken onder een microscoop. Een rat screent 40 stalen in 7 minuten. Elke week vinden we tien tot vijftien patiënten die het lab in het ziekenhuis niet gevonden heeft. Tot nu toe hebben onze ratten ongeveer 2000 patiënten opgespoord die in de hospitalen niet ontdekt zijn. Iemand met actieve tbc besmet jaarlijks tien à vijftien anderen. Indirect redden onze Hero Rats zo nog eens duizenden mensen.’

INFO: WWW.APOPO.ORG EN WWW.HERORAT.ORG

DOOR JAN STEVENS IN TANZANIA

De ratten wegen maar 1 kilogram – te licht om landmijnen te laten ontploffen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content