Het is dat paars-groen zo pril is, anders was Alstom uitgegroeid tot het soort conflict dat in 1991 Wilfried Martens deed struikelen. Het potje pruttelde ook al onder Dehaene. Een reconstructie.

De verkiezingen kwamen geen dag te vroeg voor de regering-Dehaene. Behalve de dioxinecrisis was er sinds februari 1999 een heruitgave in de maak van het communautair geladen wapenconflict dat in 1991 leidde tot “de institutionele atoombom”.

In de laatste maanden van de regering-Dehaene was de inzet daadwerkelijk van nucleaire aard: de levering van Belgische apparatuur van de firma Alstom uit Charleroi voor de uitrusting van de kerncentrale van Karachi (KANUPP), Pakistan. Aan de vooravond van de verkiezingen stond de SP in dit dossier lijnrecht tegenover PS en PSC.

Al op 24 februari 1997 leverde de Belgische regering, ook toen al tegen sterk Amerikaans en Brits verzet in, een uitvoervergunning af aan Alstom. Die beslissing volgde op een positief advies van de Commissie van Advies voor de Niet-Verspreiding van Kernwapens (CANVEK). CANVEK bestaat uit experts en vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Handel, Ontwikkelingssamenwerking, Defensie, Justitie (afdeling Nucleaire Veiligheid) en Economische Zaken. De Commissie bracht eind 1996 een bezoek aan Pakistan en voerde daar een gunstige expertise uit.

Omdat de aanmaak van de apparatuur vertraging opliep, moest Alstom ook na 24 februari 1997 nog verschillende keren aankloppen bij de regering om de vergunning te verlengen. Dat leverde geen probleem op, tot minister van Energie Jean-Pol Poncelet (PSC) in februari een ronduit negatief advies van CANVEK kreeg. Aan de basis van die “bocht” lag het verzet van de minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP) tegen de uitvoer naar Pakistan. Zijn vertegenwoordiger in CANVEK slaagde er op 16 februari in om een verlenging van de vergunning door de voltallige commissie te laten afkeuren.

Op 1 april ondernam de minister van Buitenlandse Handel, Elio Di Rupo (PS), een poging om het CANVEK-advies te elfder ure om te buigen. Tevergeefs. Toch beslisten Poncelet en Di Rupo enkele dagen voor het aantreden van de nieuwe regering om het licht op groen te zetten.

DE TOESTAND VERERGERDE

Dat CANVEK op 16 februari het geweer van schouder veranderde, had alles te maken met de kernproeven die Pakistan in 1998 openlijk uitvoerde als antwoord op de Indiase proeven. Voor zijn eerdere positieve adviezen baseerde CANVEK zich op een uitzonderingsclausule in het Non-Proliferatieverdrag. Levering van apparatuur en technologie aan burgerlijke kerncentrales in landen die dat verdrag niet hebben geratificeerd, is volgens die clausule toegelaten als ze moet dienen om de centrales te beveiligen. Om het leefmilieu en de volksgezondheid een tweede Tsjernobyl te besparen.

Maar de kernproeven verhoogden de internationale druk om de door Amerika en Groot-Brittannië al van bij het begin gewraakte uitzonderingen te herzien. Kort na de proeven kondigde de G-8 een verstrenging van de controle op de nucleaire uitvoer naar Pakistan en India aan. Bovendien verwachtte CANVEK al op 16 februari dat de landen van de Nuclear Suppliers Group (NSG) spoedig zouden beslissen om de achterpoortjes in het Non-Proliferatieverdrag te sluiten.

NSG is een initiatief van landen die nucleaire uitrusting en technologie produceren en exporteren. Het is deze groep die normaal gezien alleen maar zakendoet met landen die over hun hele grondgebied controles toelaten van de zogenaamde Full Scope Safeguards. Pakistan weigert die controles. België is lid van NSG, maar pleitte er lange tijd samen met Duitsland en Frankrijk voor om de uitzonderingen te handhaven.

CANVEK haalt op 16 februari nog een andere reden aan om haar vroeger positief advies te verstrengen. In de nabijheid van de centrale in Karachi blijkt een opwerkingsfabriek te zijn gebouwd. Dat kan erop wijzen dat de burgerlijke kerncentrale van Karachi – de enige van Pakistan overigens die door het Internationaal Atoomagentschap wordt erkend – een sluis is voor militaire doeleinden.

Hoewel sommige leden van de commissie op de vergadering van 16 februari vragen stelden bij “de tussenkomsten van Buitenlandse Zaken die dikwijls politiek getint zijn”, kwam de vergadering tot een eensluidend negatief advies. De internationale druk was te groot, de toestand in Pakistan te ernstig. “Aan de minister belast met Energie zal voorgesteld worden om de vroeger verleende machtiging in te trekken.”

Als Di Rupo op 1 april, bij monde van zijn vertegenwoordiger in CANVEK – die de vergadering van 16 februari gemist had -, de commissie toch nog tracht te overtuigen om terug te komen op het negatief advies, vangt hij bot. Een van zijn argumenten luidde dat “de firma Alstom de goedkeuring verkregen had voor deze uitvoer (in 1997, nvdr) en dus de fabricatie van de apparatuur heeft gestart. Zij heeft reeds vele uitgaven gedaan”.

CANVEK verandert niet van mening en bevestigt zijn negatief advies op 13 april aan de bevoegde ministers. Die leggen het in de luwte van de lopende zaken na 13 juni naast zich neer. Ze negeren de “verergering van de toestand” in de regio, zoals herhaaldelijk onderstreept door CANVEK, en de verhoogde internationale druk om de uitvoer vanuit NSG-landen nagenoeg volledig te bevriezen. Ze blijven bij de al in 1997 gebruikte motivatie dat het hier om een “anti-Tsjernobyl”-levering gaat.

VERHOFSTADT WIJZER DAN DELEUZE

Enkele dagen na de installatie van de regering-Verhofstadt I trekt de nieuwe staatssecretaris van Energie Olivier Deleuze (Ecolo) aan de alarmbel. Hij wil niet wachten op de eerstkomende ministerraad en dat wordt hem vooral door minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) zeer kwalijk genomen. Ook SP-ministers die – in de lijn van Derycke – Deleuzes gelijk in deze zaak vanaf de eerste dag delen, ergeren zich aan de profileringsdrang van de staatssecretaris. “Had hij op de eerste ministerraad zijn dossier rustig voorgelegd, hij had zonder veel circus zijn slag thuisgehaald. Nu voelde Michel zich zo belazerd dat hij wel tegengas moest geven.”

Er spelen evenwel andere factoren mee. Het vervolg van de zaak-Alstom na 13 juni was een eerste conflict niet zozeer tussen groen en blauw over de concrete invulling van het begrip “duurzame ontwikkeling” als wel tussen Vlamingen en Franstaligen en, onderhuids, tussen Louis Michel en Guy Verhofstadt. “Letterlijk en figuurlijk was het tussen die twee een zaak van: wie is hier de baas? Michel waant zich Napoleon”, zegt een regeringsbron.

De premier stond helemaal aan de kant van Deleuze. Tot Deleuzes verbazing diepte Verhofstadt zelfs een VN-resolutie op die het groene pleidooi voor een uitvoerverbod nog kracht bijzette. Michel daarentegen voelde de hete adem van de Franstalige publieke opinie die, zoals in 1991, gevoelig is voor het argument van de werkgelegenheid. En ook al maakt de Pakistaanse order van Alstom het verschil niet in jobs, het bedrijf ligt in de kieskring van PRL-voorzitter Daniel Ducarme.

Voor de staatsman die Michel wil zijn, was het een lelijke knauw om vast te moeten stellen hoeveel steun de onconventionele, saxofoon spelende ecologist in de regering kreeg. Bovendien kijkt men in groene kringen al enkele weken bezorgd naar Michels poging om het buitenlands beleid, inclusief ontwikkelingssamenwerking, volledig naar zich toe te trekken. Jarenlang moest hij verdragen dat dit beleid integraal in handen van Vlamingen was. “Eddy Boutmans dacht hij wel aan te kunnen, maar hij stelde plots tot zijn afgrijzen vast dat er nog een stukje buitenland bij Ecolo zat, namelijk energie.”

Deleuze moest vorige week vrijdag uiteindelijk die bevoegdheid inleveren. Dat was al bij al een minimaal offer, want de facto werd de exportvergunning voor Alstom geweigerd. Het bedrijf mag pas uitvoeren als Pakistan zijn grenzen onvoorwaardelijk opent voor de Full Scope Safeguards. Dat dit nooit zal gebeuren, is een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Doet Pakistan het toch nog, dan heeft België als klein land indirect een van de grootste lacunes in het Non-Proliferatieverdrag uit de wereld geholpen. In vergelijking daarmee zou de bijdrage van ons land aan het wereldwijde verbod op anti-persoonsmijnen klein bier zijn.

Louis Michel stemde uiteindelijk knorrig in met het vorige vrijdag bereikte “compromis”, mede omdat vijf landen via hun ambassades boze brieven aan België hadden bezorgd: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië, Zweden en Duitsland. Michel zit naar verluidt heel erg in over het toch al zwaar gehavend imago van België in het buitenland.

Het is onder andere te danken aan minister van Economie Rudy Demotte (PS) dat de Franstalige socialisten de lijn van voor 13 juni verlieten. Daarmee werd een communautair conflict zoals in 1991 vermeden. Dat deze ploeg aan het begin van de rit staat, en dus nog lang niet aan verkiezingen hoeft te denken, maakte de bom wellicht ook minder schadelijk. Al bevat die analyse vermoedelijk nog te veel sjablonen uit de oude politieke cultuur. Misschien is het juister te zeggen dat de afwikkeling van deze zaak bewijst hoezeer ook in Franstalig België de politieke discussies in nieuwe beddingen beginnen te stromen. En dat deze regering voor het eerst een ernstige afweging heeft gemaakt tussen strikt economische en andere belangen. De uitkomst was voor politiek secretaris Jos Geysels van Agalev in elk geval een reden om “niet euforisch, wel tevreden” te zijn.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content