Krijgt België behalve een nieuwe koning ook een nieuwe monarchie? Als het van de maandag officieel aangestelde kabinetschef afhangt wel: topdiplomaat en baron Frans van Daele is een overtuigd voorstander van een moderne en mediatieke invulling van het koningschap. Een aartsmoeilijke opdracht, maar mislukken staat niet in Van Daeles woordenboek.

Dat de benoeming van Frans van Daele pas daags na de plechtigheden en feestelijkheden werd meegedeeld, is helemaal volgens het boekje: een koning kan zijn kabinetschef moeilijk benoemen voor hij zelf de eed heeft afgelegd. Maar verder droeg de hele ceremonie de signatuur van de nieuwe kabinetschef in pectore. Dat was zelfs zichtbaar bij de eedaflegging. Jacques van Ypersele de Strihou, kabinetschef sinds 1983, was één dag eerder door Albert, en officieel op voordracht van Elio Di Rupo, benoemd tot minister van staat. En dus volgde ‘Van Yp’ de eedaflegging vanaf de banken met de andere ministers van staat. En stond tussen de andere hofdignitarissen Frans van Daele, weliswaar reeds ereambassadeur en baron, maar officieel nog niet in dienst van het hof.

André Oosterlinck, ererector van de Leuvense universiteit en voorzitter van de Leuvense associatie, kent Van Daele goed – de kabinetschef is lid van de raad van bestuur van de KU Leuven en voorzitter van de Alumni Lovaniensis, de vereniging van oud-studenten. ‘Van Daele is er de man niet naar om de zaken op hun beloop te laten. De plechtigheden van zondag zijn feilloos verlopen: ik meen er zijn stempel in te hebben herkend. Zo’n dag slaagt alleen maar met een intelligente regie en een stevige organisatie.’

Een gewone 21 juli, met een kleine plechtigheid erbij: dat was vooraf de officiële communicatie. In werkelijkheid was het zaterdag al een volksfeest op het Vossenplein, hartje Marollen, en had ook het concert in het Paleis voor Schone Kunsten een hoog feelgoodgehalte. En zondag liet de koninklijke familie evenmin een steek vallen: niet tijdens de abdicatie, noch bij de eedaflegging, de toespraken of het defilé. Resultaat: van De Standaard tot La Dernière Heure, van Le Soir tot Het Laatste Nieuws: Filip kreeg goede punten. Zeker, er was nog enig voorbehoud: ‘Het echte werk volgt in 2014.’ Dat is waar, maar Filip heeft zijn entree alvast niet gemist. Toen hij in 2000 in het huwelijk trad, maakte de pers zich collectief vrolijk over zijn stramme houding, zijn onvermogen om zijn bruid spontaan te kussen. Vandaag is de beoordeling van Filip en Mathilde veel positiever. Het publiek zag een liefdevol, ongedwongen koppel. Politici keken naar een uitstekend op elkaar ingespeeld team. En ze luisterden naar een koning die een toespraak gaf zoals het hoort. Frans van Daele had slechter aan zijn nieuwe functie kunnen beginnen.

Nochtans was er de voorbije weken nog deining geweest over zijn benoeming, of daar leek het in de pers toch op. De regering-Di Rupo wil voor het zomerreces immers nog akkoord raken over een rist topbenoemingen, en in dergelijke onderhandelingen worden de onderlinge politieke evenwichten op een weegschaal afgewogen. Vandaar dat het bijzonder verleidelijk was om van de nieuwe functie van de christendemocraat Van Daele ‘een CD&V-benoeming’ te maken. Een regeringsbron: ‘Ze probeerden Van Daele in dezelfde ‘zak’ te steken als Open VLD’er Karel Pinxten (benoemd bij de Europese Rekenkamer) en CDH’er Melchior Wathelet senior (benoemd bij het Europees Hof van Justitie). Dat zijn echte politieke benoemingen, die hebben telkens een demarche van de federale regering vereist. Van Daele is op geen enkel moment voorgedragen door CD&V. Het hof heeft hem gevraagd voor die functie, en vervolgens heeft Van Daele dat meegedeeld aan voorzitter Wouter Beke. Einde verhaal.’

Rode Leuven

Zeker, Frans van Daele is een christendemocraat van gezindte, maar ook een diplomaat van opleiding, en een netwerker van natuur. Een Europeaan ook. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was grootvader frontsoldaat: grootmoeder vluchtte naar Zeeuws-Vlaanderen, dus in Nederland. In 1947 zag in Oostburg kleinzoon Frans het levenslicht. Van Daele houdt er tot vandaag een lichte Nederlandse dictie aan over, al heeft hij dat altijd weten – en ook moeten – onderdrukken. Wie zijn middelbare school loopt in Knokke wordt snel duidelijk gemaakt dat de goede beheersing van het West-Vlaams een voorwaarde is om te kunnen overleven. De ‘Hollandse’ Van Daele heeft het nochtans niet onder de markt: een herexamen Frans is zijn deel. Maar de jongen is taai en gaat de uitdaging aan: aan de Leuvense universiteit behaalt hij een licentie (‘master’) in de Romaanse talen.

Tussen 1967 en 1970 maakt Frans van Daele de hoogdagen van het zogenaamde ‘Rode Leuven’ mee. En de linkse tijdgeest krijgt hem in zijn greep. Paul Goossens was toen studentenleider en zou later meermaals het pad kruisen van Van Daele: van 1978 tot 1991 als hoofdredacteur van De Morgen, later als doyen van de in Europa gespecialiseerde pers. Goossens: ‘Frans Van Daele hoorde zeker niet tot de kerngroep van de Studenten Vakbeweging (SVB). Maar we zijn een keer met een paar bussen vanuit Leuven naar de hoogovens van Cockerill in Ougrée getrokken, om daar de arbeiders te overtuigen van ‘la lutte des classes, version louvainiste’. Voor die actie kregen we een man of honderd op de been, en hij was erbij.’

Maar Van Daele is geen revolutionair. Al in de vroege jaren negentig bezoekt hij vergaderingen van de Brusselse CVP – zo heette CD&V toen. Later wordt hij woordvoerder van Leo Tindemans, die zich toen ‘minister van Buitenlandse Betrekkingen’ noemde. Goossens: ‘Tindemans en De Morgen leefden permanent op oorlogsvoet, maar Van Daele hield altijd de kanalen open met ons. Hij was en is een meesterlijk ontmijner. In 1985 was Tindemans met koning Boudewijn op bezoek in Zaïre. Boudewijn hield daar een ongewoon scherpe toespraak voor Mobutu, met veel aandacht voor de mensenrechten. Tindemans was razend, want zijn communicatie bestond uit één lange lofzang op het regime. Er dreigde een politiek schandaal, maar Van Daele heeft het bij alle aanwezige journalisten toen zo kunnen uitleggen dat er daarvan nauwelijks een echo is doorgedrongen tot in België.’

De man die Van Daele bij de CVP had geïntroduceerd, is zijn schoonbroer Eric Kirsch. En ze leren er de jonge Herman Van Rompuy kennen: het is het prille begin van een netwerk van (internationaal) niveau. De paden van de schoonbroers Kirsch en Van Daele zullen elkaar nog vaak kruisen, zij het dat Kirsch altijd in de schaduw van de Wetstraat zal opereren, en Van Daele zijn actieradius uitbreidt tot Washington, de NAVO en de Europese instellingen. Maar de twee behoren tot de belangrijkste en bekwaamste commis d’état waarover de Vlaamse christendemocraten beschikken. Kirsch maakte vooral naam als lid van de zogenaamde ‘Toshiba-boys’, het groepje cabinettards van Dehaene dat in 1988 (‘Sire, geef me honderd dagen’) de nieuwe financieringswet opstelt. Hij wordt topman van luchthavenuitbater BIAC, werkt op de NAVO en de Belgische permanente vertegenwoordiging in Europa, wordt kabinetschef van premier Leterme (die hij in april naar de OESO volgde) en bij minister van Financiën Steven Vanackere, en hij adviseerde CD&V-voorzitter Wouter Beke tijdens de onderhandelingen voor de zesde staatshervorming.

Washington en Brussel

In zijn lange diplomatieke carrière passeerde Frans van Daele ook bij de NAVO en de Permanente Vertegenwoordiging van België in Europa, en werkte hij als kabinetschef voor Leterme, zij het in de korte tijd dat die in 2009 minister van Buitenlandse Zaken was. Een andere topdiplomaat: ‘Van Daele is een machtsmens, een politiek beest, wat niet van elke diplomaat kan worden gezegd. Hij heeft de handigheid om zich aan te passen aan elke politieke weersverandering.’

Al hoeft dat laatste niet afgedaan te worden als het gedrag van een windhaan. Van Daele is gepokt en gemazeld in de christendemocratie, maar dat belette hem in de paarse jaren niet om het vertrouwen te winnen van premier Guy Verhofstadt (Open VLD) en minister van Buitenlandse Zaken Charles Michel (MR). Het optreden van Van Daele was instrumenteel voor het welslagen van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Toen na 9/11 de Belgische regering compleet onderschatte hoe gevoelig de (weigering tot) militaire hulp in de VS lag, werd hij als troubleshooter naar Washington gestuurd. Goossens: ‘Hij had bijzonder precieze instructies gekregen, en een extra budget. En hij heeft die missie tot een goed einde gebracht.’

‘Doelgericht optreden’ is het wezenskenmerk van de diplomaat Van Daele. Hij is geen ambassadeur voor Afrika of het Verre Oosten. Zijn actieradius beperkt hij liever tot de cenakels van de macht: Washington en de internationale instellingen met hoofdzetel in Brussel. Diplomaten met enige ervaring weten dat ze daar marge hebben om zelf iets te doen. Bij Europese onderhandelingen kunnen ze het zich niet veroorloven te blijven zwijgen. Ze moeten luisteren, en vervolgens zelf met voorstellen op de proppen komen. Onder Belgische diplomaten heeft Van Daele de reputatie daarin onklopbaar te zijn: iemand die kan vatten wat de desiderata, gevoeligheden en grenzen van alle betrokken partijen zijn, en dan graag zelf het best mogelijke compromisvoorstel formuleert.

Al heeft ook dat een schaduwzijde. Goossens: ‘Van Daele is bereid de gênantste en onfatsoenlijkste opinies aan te horen. Hij geeft geen krimp. Hij is voorzichtiger in het formuleren van zijn eigen mening. Want vergis je niet: in wezen is Frans van Daele een conservatief. Bevlogen projecten zijn minder aan hem besteed dan de zorg om de continuïteit van de instellingen. En dus heeft hij de neiging om liefst dat standpunt te steunen dat het meest haalbaar is. Van Daele beheerst het als geen ander: de kunst van de machtspolitiek. Hoger machiavellisme, zeker wel.’ De topdiplomaat: ‘Van Daele kan een situatie niet alleen goed inschatten, hij kan er ook voor zorgen dat de baas naar hem luistert.’

Wie het parcours van Van Daele al langer volgt, is niet verwonderd over dat oordeel. Na zijn universitaire studies twijfelde Van Daele tussen journalistiek, diplomatie en politiek. Het werd diplomatie. En Mark Eyskens (CD&V), oud-minister van Buitenlandse Zaken, herinnert zich Van Daeles intrede nog goed. ‘Ik zat in de jury toen hij zijn diplomatieke examen aflegde. Hij viel meteen op door zijn kennis. Hij heeft ook een prachtige carrière gemaakt. Hij schitterde zowel op het bilaterale als op het multilaterale front. Dat is weinigen gegund, want veel diplomaten specialiseren zich in het ene of het andere. Maar Van Daele was zowel een uitstekend ambassadeur in Rome en Washington, als een klasbak in de NAVO of de Europese instellingen.’

En hij verzorgde zijn relaties met de pers. Goossens: ‘Ze waren memorabel, de off the record-bijeenkomsten die hij op vrijdag durfde te organiseren, de fles whisky op tafel. Aanwezigen meenden dat hij vertrouwelijke informatie met hen deelde, maar eigenlijk geeft hij vooral die indruk. Au fond houdt hij de lippen op elkaar.’

André Oosterlinck bevestigt dat beeld: ‘Frans is een discreet man. Hij kan als geen ander een geheim bewaren. En, nog belangrijker, hij kan als geen ander inschatten met wie hij welk geheim wél kan delen.’ Vanwege die kwaliteit werden hem binnen het universitaire bestuur enkele vertrouwelijke en delicate dossiers toevertrouwd, ook van persoonlijke aard.

Legendarisch adresboek

Zijn lange staat van dienst, zijn permanente aanwezigheid in de cenakels van de macht, zijn talenkennis, zijn werkijver en zijn sociale vaardigheden hebben ertoe geleid dat in de loop der jaren Frans van Daele iedereen kent die ertoe doet. En omgekeerd. Hi is een eersteklasnetwerker met een legendarisch adresboek. Dat maakte hem na zijn verplichte pensioen als kabinetschef van voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy tot een gegeerde naam bij belangrijke bedrijven en instellingen. Umicore, het Fonds Baillet-Latour van InBev, Deloitte: zij maakten graag gebruik van zijn diensten. Aan Paul Goossens vertrouwde Van Daele ook toe dat hij aangezocht is geweest door Goldman-Sachs. (Goossens: ‘Verdient gij soms nog niet genoeg?’ Van Daele: ‘Mijn prijs was de hunne. Maar ik heb het niet gedaan. Ik vond dat ik het niet kon maken op dat aanbod in te gaan.’)

Het leert iets over de reputatie van de man, de aard van zijn netwerk, dat zelfs een internationale bankier als Goldman Sachs hem vraagt – en dat hij zich kan veroorloven nee te zeggen tegen an offer you can’t refuse. Oosterlinck: ‘Ook in het zuiden van het land is hij uitstekend geïntroduceerd, niet het minst bij de PS.’ Eyskens: ‘Zijn persoonlijkheid helpt hem zeker. Van Daele maakt gevatte analyses, zonder wijdlopig te zijn. Hij praat aangenaam. Misschien één schaduwzijde: als hij adviseur wordt, is hij met zijn sterke persoonlijkheid erg aanwezig. Soms stelt hij zelfs zijn baas in de schaduw. Ik heb mensen gekend die een bezoek wilden brengen aan de premier en die zeiden: “Als het Van Daele is, is dat ook goed.”‘

Zo heeft hij ook de koninklijke familie leren kennen. Toen hij tussen 1986 en 1989 ministerraad (de diplomatieke ‘nummer twee’) was in Rome, nam hij weleens de taak van de ambassadeur over om Filip, Astrid en Laurent, die hun Italiaanse familie kwamen bezoeken, van de luchthaven te halen. Gravin Luisa Gazelli di Rossana e di Sebastiano, Paola’s moeder en dus hun grootmoeder, woonde in de Italiaanse hoofdstad tot haar dood in 1989. Daar ontstond de band tussen de prins en de diplomaat. Toen Filip later als kroonprins naar contacten in Europa zocht, kwam hij opnieuw bij de permanente vertegenwoordiger Frans van Daele uit.

Oosterlinck: ‘Het klikt echt tussen hen. Frans van Daele is een man met een merkwaardige culturele bagage. En Filip is erg geïnteresseerd in filosofie en wat daarmee te maken heeft: astronomie, kosmologie, de fundamentele vragen van het leven. Hij heeft me zijn bibliotheek getoond: die is opvallend rijk gestoffeerd. En aan de streepjes en de notities in de marge, zie je dat hij zijn boeken ook leest.’

Sindsdien bellen Filip en Van Daele elkaar regelmatig en, zegt een insider, het is heus niet altijd Filip die als eerste zijn telefoon gebruikt. Het was ook geen toeval dat prins Filip te gast was op het trouwfeest van Van Daeles zoon. Oosterlinck: ‘Van Daele is een van de weinigen die introducties hebben bij koning Albert en bij – toen nog – prins Filip. Meestal steunt men ofwel de vader, ofwel de zoon.’

Dat hielp bij een plan om vorig jaar al Van Daele kabinetschef te maken. Hij zou dan nog een jaar ‘introductie in de job’ hebben gekregen terwijl Albert zijn laatste jaar als koning vervolmaakte. Maar na een lek in Le Soir werd dat plan opgeborgen. Zo kwam aan het licht dat Van Daele niet de enige was met ambitie voor die functie. Maar de andere naam die vaak geciteerd werd, diplomaat Jan Grauls jr., heeft een persoonlijke aanvaring met Filip achter de rug.

Grauls werd dus niet ‘gevraagd’. Van Daele wel. Al is ‘gevraagd’ een rekbaar begrip. De topdiplomaat: ‘Ik ben er zeker van dat Van Daele redelijk snel de potentiële voordelen begreep van zijn bevoorrechte relatie met Filip. Hij is niet naïef. Kabinetschef van de koning is een droomjob voor een man met een loopbaan als Van Daele. Hij heeft de capaciteit om dit te doen, en ook de ambitie.’

Vlaamse koers

En Van Daele is er niet de man naar om te falen in zijn opdracht. Waarnemers gaan ervan uit dat Van Daele de man is achter de uitgesproken ‘Vlaamse’ koers van de kroonprins. Bijna al zijn medewerkers zijn Vlamingen. Zijn kinderen volgen Nederlandstalig onderwijs. Bij de eedaflegging viel op dat Filips Nederlands de laatste jaren sterk is verbeterd. Oosterlinck: ‘Van Daele kent de gevoeligheden van de Vlaamse Beweging. Die Vlaamse reflex zit bij hem ingebakken.’ In de gemeenteraad van faciliteitengemeente Linkebeek is schoonbroer Eric Kirsch niet toevallig de waakzame woordvoerder van de Vlaamse oppositie.

In de Wetstraat gaat men er ook van uit dat Van Daele heel wat zal investeren in goede relaties met de sterkhouders van de regeringspartijen. Voor een kabinetschef van de koning is een rechtstreekse lijn met de kabinetschef van de premier een conditio sine qua non om te kunnen opereren. Ooit bestond dat model. In de jaren zeventig werkte André Molitor, toen kabinetschef van Boudewijn, uitstekend samen met Jan Grauls sr. (inderdaad, vader van hogervermelde jr.), die ofwel kabinetschef van de premier was, of secretaris van de ministerraad. Koninklijke toespraken, reizen, initiatieven: Molitor en Grauls spraken vooraf door waarover overlegd moest worden. Zo behoedde deze tandem Boudewijn voor prestigeverlies en de regering voor politiek kabaal. Toen Grauls sr. met pensioen ging, roemde Le Soir hem als ‘le vice-roi caché du royaume de Belgique’. Het vaste epitheton van Molitor was ‘de wijze’. Molitor was zich in alle omstandigheden bewust van de beperkingen van het koninklijke optreden. Zijn boek La fonction royale en Belgique dateert van 1979, maar is nog altijd een meesterlijk essay. Het zou verplichte lectuur moeten zijn voor iedereen die naar belangstelling hengelt met meningen over de monarchie.

Of Van Daele gewoon verstandig is of echt wijs wordt, zal nog moeten blijken. Maar dat hij willens nillens een ‘onderkoning’ sui generis wordt, daarvan zijn velen in de Wetstraat overtuigd. Eén bron heeft het zelfs over een ‘bicefale monarchie’: een tweehoofdig koningschap. Het gebeurt wel meer, op krantenredacties, in instellingen en bedrijven. Eén iemand is het gezicht naar buiten, de ambassadeur. Dat moet natuurlijk Filip zijn, met Mathilde heeft die een even besliste als charmante partner in crime. En de ander werkt achter de schermen.

Insiders zijn ervan overtuigd dat Van Daele al langer dan vandaag mee de krijtlijnen trekt waarbinnen de Belgische monarchie moet functioneren. Hij zou een overtuigd voorstander zijn van een moderne monarchie, die nieuwe vormen van communicatie hanteert en een maatschappelijke en politieke rol vindt die zowel door de Wetstraat als door de publieke opinie gedragen – of minstens gedoogd – wordt. Met als gevolg dat de koninklijke familie niet langer onophoudelijk aan kritiek en contestatie blootstaat, zoals de afgelopen jaren het geval was.

Maar dat concept valt níét samen met de zogenaamde ‘protocollaire monarchie’ waarvan vooral de N-VA een pleitbezorger is. Het is tegelijk een harde en een subtiele discussie. De N-VA en anderen vertrekken van de vaststelling dat een aantal koninklijke verantwoordelijkheden feitelijk uitgehold zijn: het verlenen van gratie en van adellijke titels, het ondertekenen van wetten en het opperbevel van het leger. Conclusie: schaf ze dus af. De entourage van Laken – incluis Van Daele – vertrekken van dezelfde analyse, maar komen tot een andere conclusie: men kan die ‘lege’ bevoegdheden dus evengoed behouden. Er bestaat geen twijfel over dat Filip netjes alle wetsontwerpen zal tekenen. Maar uiteindelijk zijn die bevoegdheden peanuts in vergelijking met die ene rol waar het echt om draait: de rol van spelverdeler bij de regeringsvorming. De N-VA wil dat zo snel mogelijk veranderen. De meeste andere partijen aarzelen. Maar men hoeft niet bijster verstandig te zijn om het plaatje te zien. Bij ongewijzigd beleid zit in 2014 Filip aan de knoppen. En staat kabinetschef Frans van Daele zijn koning met raad en daad bij. Voor sommigen is dat een meer geruststellende gedachte dan voor anderen.

WALTER PAULI, HUBERT VAN HUMBEECK EN JÖRGEN OOSTERWAAL

Paul Goossens: ‘Van Daele hield altijd de kanalen open met ons. Hij was en is een meesterlijk ontmijner.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content