Wordt Karel De Gucht een groot minister van Buitenlandse Zaken? Om een groot minister te onderscheiden van een gewoon minister, bestaat er een universele lakmoestest met vier ingrediënten: hij moet lef hebben; hij moet inpluggen op het vitale belang van zijn land; hij moet zijn landgenoten overtuigen; hij moet een vertrouwensband creëren met het ‘Huis’, oftewel het diplomatieke apparaat.

O ja, bijna vergeten, en vijf: hij moet wat geluk hebben. Dat was er het afgelopen jaar niet bij voor Louis Michel. Dat jaar zal de diplomatieke geschiedenis niet ingaan als een grand cru. Sinds mei 2003 leefde politiek België tussen postelectorale naweeën en pre-electorale barensweeën. En op een onstabiel binnenvlak kan geen fraai buitenlands beleid worden opgebouwd.

Wat staat Karel De Gucht te wachten? Vooreerst is er de erfenis van zijn voorganger. Louis Michel was een man met lef, een minister in de flamboyante stijl van Paul-Henri Spaak, die toch ook zorgde voor een grote continuïteit in het beleid. Of het nu over Europa, de Verenigde Naties, Amerika of Afrika ging, de gelijkenissen met zijn voorgangers waren veel groter dan de verschillen – als men tenminste even de moeite neemt (wat de meeste waarnemers niet doen) om naar de inhoud en niet enkel naar de stijl te kijken.

Vervolgens moet De Gucht zich opmaken voor ‘ les trois glorieuses’, zoals Louis Michel ze omschrijft. In 2006 zal België één jaar lang de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa leiden, een organisatie die het hele Europese continent omvat, van Lissabon tot Vladivostok. Dat is de opmaat naar twee jaar lidmaatschap van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, in 2007 en 2008. Een rode draad om die drie ‘glorierijke’ jaren aan elkaar te rijgen, ontbreekt nog. De Belgische diplomatie heeft nog niet echt nagedacht over de inhoud van het OVSE-voorzitterschap, en ook de discussie over de accenten die België wil aanbrengen in de Veiligheidsraad moet nog van start gaan. Als de minister zijn oor te luisteren legt bij het ‘Huis’, dan zal hij iets vernemen wat de buitenwereld nog niet heeft gehoord. Sinds twee jaar behoort het thema ‘mondialisering’ tot het kerntakenpakket van Buitenlandse Zaken. Het departement legt zich toe op een reflectie in de diepte, met de ambitieuze doelstelling om stevige coördinatiestructuren op te zetten over mondiale thema’s zoals drugs- en mensenhandel, vluchtelingenstromen, kinderarbeid, overdraagbare ziekten, terrorisme en een sociaal-economische veiligheidsraad. België, pleitbezorger van een mondialisering met een menselijk gelaat? Klinkt aardig.

Verder laat het zich voorspellen dat er een fiks debat zal komen over Europa. De socialisten hebben met staatssecretaris Didier Donfut voor het eerst sinds 1999 opnieuw een rood biesje gestikt op het monochroom blauwe gewaad van de Belgische Europapolitiek. Kiften over het sociale Europa en de plaats van de publieke sector zou overigens een mooi cadeau zijn aan Europa: dat brengt het immers tot bij de toog van ons stamcafé.

Wellicht krijgen we traditiegetrouw ook nog wat touwtrekkerij met de minister van Ontwikkelingssamenwerking en met de deelstaten. Ook zal Karel De Gucht moeten beslissen of Afrika een bescheiden dan wel een prominente rol toegemeten krijgt in zijn beleid (de afgelopen vijftien jaar balanceerde het Afrikabeleid tussen beide, afhankelijk van de minister).

Tot slot, een gok: zou Karel De Gucht, die in Vlaanderen een reputatie heeft verworven door zijn publieke confrontaties met het Vlaams Blok, dit persoonlijke engagement doortrekken naar de internationale scène? Daar zijn immers enkele tijdbommen aan het tikken – zoals het groeiende onbegrip tussen niet-moslims en moslims. Een man met lef kunnen we dus best wel gebruiken. Meer nog, hij is dringend nodig.

INFO : De auteur doceert internationale politiek aan de Universiteit Gent.

Rik Coolsaet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content