Sociaal beleid gaat over de zorgen van de mensen. Daarom staat het verhaal van de minister in ?Tien kleine Belgen? naast dat van negen andere landgenoten. Mensen die vertellen over ziekte en solidariteit, dure medicijnen en een laag pensioen. In deze voorpublicatie zet Frank Vandenbroucke uiteen hoe hij de rechtvaardigheid probeert te organiseren.

Sinds ik minister van Sociale Zaken en Pensioenen ben, heb ik meer dan 11.000 persoonlijke brieven ontvangen. Ik heb het dan niet over de ontelbare officiële brieven die binnenstromen bij een minister of bij de instellingen waarvoor hij of zij verantwoordelijk is. Ik heb het over brieven van mensen die ‘bij de minister’ hun nood klagen, hun hart uitstorten, uitleg vragen of zich boos maken over zijn beslissingen. Heel dikwijls gaat het over nieuwe medicamenten die we niet of nog niet terugbetalen, over dure behandelingen, of over pensioenen die veel te laag zijn om dat allemaal te beta- len.

Het zijn vaak ontroerende verhalen. Brieven van mensen, van wie sommigen haast nooit een brief schrijven. Ze hebben voor mij een bijzondere betekenis. Elke brief is een nieuwe toetssteen: als het inderdaad zo is dat ik een rechtvaardig beleid voer, dan moet ik immers in staat zijn elke briefschrijver recht in de ogen te kijken, terwijl ik het antwoord onderteken. Wat ook mijn concreet antwoord is op de vraag over het nieuwe medicament, de dure behandeling, of het lage pensioen…, ik moet aan de briefschrijver kunnen uitleggen dat ik de juiste keuze gemaakt heb. De meest rechtvaardige keuze.

Een groeiende groep mensen valt door de mazen van het sociale net en dat heeft te maken met de manier waarop dat net gebreid is. Mensen die slechts af en toe een beroep moeten doen op een dokter of een medicament, worden daarvoor meestal goed terugbetaald, en dus goed beschermd. Er is bovendien voor gezorgd dat mensen die leven van een kleine uitkering een extra bescherming krijgen. Die bescherming wordt georganiseerd per bezoek aan de dokter, per ligdag in het ziekenhuis, per aankoop van een medicament, per prestatie dus.

AFHANKELIJK VAN HET INKOMEN

Het kwam er tot nu toe op aan voor een redelijke terugbetaling te zorgen voor iedereen en voor sommige mensen wat meer. Dat ‘wat meer’ gold voor welbepaalde categorieën: weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen, de zogenaamde WIGW’s, die recht kregen op de zogenaamde ‘voorkeursregeling’ als ze een laag inkomen hadden. Die benadering paste bij de samenleving van na de Tweede Wereldoorlog. De selectie van deze categorieën was toen een goed middel om de beste bescherming te bieden aan wie dat het meest nodig had. Zo waren gepensioneerden vijftig jaar geleden bijna allemaal mensen met een bescheiden inkomen en bijgevolg waren ze bijna per definitie kwetsbaar.

Vandaag echter zijn er nieuwe categorieën van kwetsbare mensen. Categorieën die vroeger niet eens bestonden. Mensen met een zware ziekte die overleven omdat de medische wetenschap zo gevorderd is. Ik weet dat het een beetje cru klinkt, maar destijds hielden die mensen het niet lang vol. Of neem mensen die deeltijds werken en alleen staan. Veel sociaal zwakkeren van vandaag kunnen, met andere woorden, niet worden ondergebracht in de klassieke categorieën zoals ze in de industriële samenleving werden bepaald. Dus moeten we die indeling herdenken, en ervoor zorgen dat iemand die niet gepensioneerd is, geen weduwe is, niet invalide is en geen wees is maar wel zorgbehoevend, ook daadwerkelijk beschermd wordt. We moeten dus de gaten in de sociale zekerheid dichten door oog te hebben voor nieuwe groepen van mensen die bescherming verdienen.

Extra bescherming mag dus niet langer afhankelijk zijn van de categorie waartoe men toevallig behoort, maar wel van het inkomen, of beter, van de verhouding tussen de kosten voor noodzakelijke gezondheidszorg enerzijds, en het inkomen anderzijds. Voor een gezin met een jaarinkomen van 20.000 euro, is een totale ‘gezondheidsfactuur’ van 800 euro heel zwaar; voor een gezin met een jaarinkomen van 80.000 euro is een totale ‘gezondheidsfactuur’ van 800 euro veel, maar toch te dragen. Dat principe hebben we gehanteerd bij het ontwerpen van de Maximumfactuur, de maximale factuur die ten laste mag worden gelegd van het gezinsbudget.

We vertrekken van de financiële draagkracht van een gezin en beschermen zijn budget. Dat doen we door op te tellen wat dat gezin moet betalen, van de 1e januari tot de 31e december, aan remgeld voor dokters, verpleegkundigen, kinesitherapie, medicamenten van de categorieën A en B, technische prestaties zoals een operatie, en ziekenhuisopname. De totale som van al die onkosten mag nooit boven een maximum uitstijgen. Dat maximum wordt berekend in verhouding tot het inkomen van het gezin. Medicijnen van categorie A zijn overigens medicijnen die volledig worden terugbetaald. Voor medicijnen van categorie B moet een remgeld van 10 of 25 procent worden betaald, voor medicijnen van categorie C is dat 50 procent of meer.

Maar, ik geef een eenvoudig voorbeeld. Wie een laag inkomen heeft, tot 13.731 euro (of 554.000 frank) netto belastbaar per jaar, betaalt dankzij de Maximumfactuur hooguit 450 euro (of 18.153 frank) remgeld per jaar. Een gezin met een inkomen tussen 13.731 euro en 21.110 euro betaalt dankzij de Maximumfactuur ten hoogste 650 euro. Alle uitgaven van het gezin worden samengeteld vanaf de eerste januari van het jaar, en de uitgaven die boven dat bedrag uitkomen worden, voor mensen met die bescheiden inkomens, in de loop van dat jaar terugbetaald door het ziekenfonds. Bij een iets hoger inkomen kan er maximaal wat meer betaald worden, maar hoe dan ook wordt ervoor gezorgd dat mensen niet langer in armoede verzeilen omdat ze ziek zijn. Voor mensen met hogere inkomens gebeurt de terugbetaling ook minder snel: ze wordt verrekend in de belastingaanslag, die met twee jaar vertraging komt. In de toekomst zou dat best ook sneller gebeuren, maar de Maximumfactuur wordt stap voor stap uitgebouwd.

ZORGEN VOOR EEN KIND

In 2001 deden we een eerste test, om te kijken of het systeem administratief werkbaar is. In 2002 wordt een eerste volledige stap uitgevoerd. Er zijn daarna nog veel stappen te zetten. Zo zal u hebben gemerkt dat vandaag niet alle kosten die door de ziekteverzekering terugbetaald worden, opgenomen zijn in de teller van de Maximumfactuur. Bijkomende kosten die mensen hebben voor materialen in ziekenhuizen (prothesen, bijvoorbeeld) zitten er nog niet in, maar zouden er volgens mij in de toekomst ook moeten bijhoren. Inzake medicatie tellen we alleen de uitgaven die mensen hebben voor medicatie die behoort tot de categorie A en B; medicatie die behoort tot de categorie C valt nog niet onder de bescherming door de Maximumfactuur.

Geneesmiddelen C worden doorgaans gebruikt om tijdelijke symptomen te verlichten: jeuk bijvoorbeeld, of buikloop en braakneigingen. In de toekomst wil ik bepaalde groepen medicamenten uit de categorie C toevoegen aan de teller van de Maximumfactuur, maar er zal daarbij toch voorzichtig te werk moeten worden gegaan. De vraag welke onderdelen van de ziekteverzekering gedekt moeten worden door het principe van een Maximumfactuur en welke niet, verdient een grondig maatschappelijk debat. Het onderscheid dat we daarbij maken, vertrekt niet van de vraag of een bepaalde behandeling al dan niet opgenomen moet worden in de terugbetaling door de ziekteverzekering. Het onderscheid vertrekt van de vraag of dergelijke behandeling zo essentieel is dat we mensen die relatief veel eigen onkosten hebben in de ziekteverzekering een totale terugbetaling moeten geven.

De nieuwe regeling is kindvriendelijk. De Maximumfactuur zorgt ervoor dat een gezin met een chronisch ziek kind geen zware medische kosten heeft die andere gezinnen niet moeten dragen. Voor kinderen tot de leeftijd van vijftien jaar is er immers een bijzondere bescherming voorzien: ongeacht het inkomen van het gezin mogen de gezondheidskosten voor een kind nooit boven 650 euro of 26.221 frank per jaar uitstijgen. Vooral de verhalen van chronisch zieke kinderen leren ons dat die nieuwe regeling hoogst noodzakelijk is. Ouders van chronisch zieke kinderen zullen dus niet langer hun huis moeten verkopen of een lening moeten afsluiten om hun kind te kunnen verzorgen.

Overigens kunnen we uit die verhalen ook leren dat er nog meer nodig is dan de Maximumfactuur: sommige kosten die langdurig zieken hebben zijn zo ‘bijzonder’, dat het moeilijk is om een oplossing te vinden binnen de algemene spelregels van de ziekteverzekering. Er zijn situaties waarvoor oplossingen ‘op maat’ nodig zijn. Het Bijzonder Solidariteitsfonds van de ziekteverzekering biedt vandaag voor sommige mensen met uitzonderlijke problemen al uitzonderlijke oplossingen, maar dat volstaat duidelijk niet.

Maatzorg vereist geïntegreerde zorgpakketten, die aangepast zijn aan specifieke ziektes. Verzorging op maat staat haaks op de traditie van de Belgische ziekteverzekering. In de financiering van de gezondheidszorg werden allerlei beschotten ingebouwd (tussen de financiering van prestaties van artsen, prestaties van verpleegkundigen, medicamenten, het verblijf in het ziekenhuis, enzovoort). Daardoor worden samenhang van en samenwerking in de verzorging wel bijzonder moeilijk.

Laat mij dat opnieuw illustreren met het voorbeeld van een bekende, dramatische ziekte waarrond gelukkig veel positief werk gebeurd is: mucoviscidose of taaislijmziekte. Het is een ongeneeslijke ziekte die kinderen vanaf de geboorte treft. De gevolgen inzake levenskwaliteit en levensverwachting zijn ontzettend. Ook voor de ouders is de belasting zeer groot. Gelukkig is er in de behandeling van de ziekte veel vooruitgang geboekt, is er veel deskundigheid ontwikkeld. De hamvraag is nu hoe je deze meervoudige deskundigheid kan integreren in de zorg op maat van één kind, liefst thuis, liefst zoveel mogelijk door het kind en de ouders zelf.

Maatwerk is, bijvoorbeeld, ook nodig bij de hervorming van de verhoogde kinderbijslag. De huidige reglementering vertoont, zoals eerder vermeld werd, een gebrek aan maatwerk. We hebben twee confectiepakjes: je krijgt alles of je krijgt niets op basis van het al dan niet bereiken van de 66-procentgrens van ongeschiktheid. Iets tussenin bestaat niet. De hervorming zal zorgen voor een maatpak waarbij de zwart-witbenadering aan de kant wordt geschoven en inspanningen worden beloond. Die nieuwe regeling voor verhoogde kinderbijslag, met veel meer schakeringen of maatzorg, zal wel wat meer geld kosten. Ik hoop dat Karel De Gucht het mij niet kwalijk neemt.

VOOR EEN HALVE EURO MEER

De Maximumfactuur maakt ongeveer één procent van het totale budget van de ziekteverzekering uit: dat komt omdat slechts een kleine minderheid van de mensen zo zwaar getroffen wordt door het lot dat ze langdurig ziek zijn, en veel kosten maken. Dat er in een zo sluitende bescherming kan worden voorzien voor zo weinig extra geld, is een gevolg van de selectiviteit die het systeem kent: elke euro die we aan de Maximumfactuur besteden, komt terecht daar waar hij terecht moét komen.

Een uitdaging voor het sociale beleid in een democratie is dat je soms beslissingen moet nemen waar een grote meerderheid van mensen een klein beetje nadeel van ondervindt en een kleiner deel van mensen een zeer groot voordeel mee doet. Die kleine minderheid is wel de zwakste groep. Maar meestal werkt een democratie zo niet en dat verklaart voor een deel waarom chronisch ziek zijn zo lang een verzwegen probleem is gebleven. Democratie kijkt spontaan naar de grote meerderheid. Toch vind ik dat je daarover het debat moet aangaan.

Rechtvaardigheid vereist dat je durft herverdelen en soms een groot aantal mensen tegen de haren instrijken. Ik ben ontroerd door het verhaal uit de streek van Moeskroen, waar massaal balpennen werden gekocht om een chronisch ziek meisje te helpen. De vader van het meisje heeft gelijk en is terecht verontwaardigd, als hij zich de vraag stelt of dat in een sociaal vooruitstrevend land wel kan. Maar tegelijk is hij ook trots dat het hem gelukt is. En iedereen die hem heeft geholpen, mag in die trots delen. Het is het bewijs dat onze samenleving minder koel is dan sommigen beweren en dat mensen kunnen worden gemobiliseerd om andere mensen te helpen. Als ik de vergelijking even mag maken: als we pakweg een halve euro meer vragen aan wie nu en dan eens een geneesmiddel moet kopen, dan verkopen we eigenlijk een balpen. Met de opbrengst van die verkoop helpen we duizenden mensen die anders zeer diep in hun zakken moeten tasten om hun noodzakelijke geneesmiddelen te krijgen.

Begrijp me niet verkeerd. Ik ben niet tegen algemene maatregelen die een zeer breed publiek bereiken. Denk aan de afschaffing van het kijk- en luistergeld. Sommige politici doen daar een beetje minachtend over. Toch is dat voor een regering die de belastingdruk wil verminderen, een rechtvaardige keuze, omdat een volkomen verouderde belasting, die vooral bescheiden inkomens treft, ermee verdwijnt. Of denk aan de promotie van het openbaar vervoer, doordat het gratis wordt voor kinderen en ouderen. Ik voel me dan ook goed in een partij die algemene maatregelen neemt, op voorwaarde dat ze verantwoord en rechtvaardig zijn. Een partij die tegelijk durft om hier en daar wat meer verantwoordelijkheid van de burgers te eisen: bijvoorbeeld van de hardrijders op onze wegen.

Frank Vandenbroucke

De Maximumfactuur kost één procent van het totale budget van de ziekteverzekering.

Er zijn nieuwe groepen van mensen die bescherming verdienen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content