Goede vragen vereisen steeds weer nieuwe antwoorden. Of kunst de wereld kan veranderen, was een goede vraag. Maar dat is ze lang niet meer, sinds de oorlog in Bosnië.

EEN BERICHT UIT SARAJEVO

NIETS IS SIMPEL in de Balkan. De geschiedenis vertekent er alles. Met die woorden begint de Britse diplomaat David Owen, die drie jaar over een onhaalbare vrede in voormalig Joegoslavië onderhandelde, zijn pas verschenen boek ?Balkan Odyssey”. Owen mislukte omdat Europa verdeeld was en in de Balkan alles moeilijk is. Onder meer de vlucht naar Sarajevo. Ook na de vrede van Dayton eist de Belgische luchtmacht dat alle passagiers, ongeacht of ze operaster, dirigent of minister zijn, met helm en kogelvrije vest in het vliegtuig plaatsnemen. Comfortabel zitten, is er bijgevolg niet bij. Zeker niet als het om een C-130 gaat, waar je in een soort hangmat wordt gedumpt, de benen niet kunt strekken en het lawaai van de motoren elk gesprek overstemt. Na drie uur vliegen, ben je murw en ervaar je de landing als een bevrijding. Voor een paar happen frisse lucht schakelt het lichaam het geheugen uit.

Meer dan duizend dagen was Sarajevo de negatie van vrijheid en leven. Vanop elke heuvel en vanachter elk vensterraam dreigden dood en vernieling. Meer dan 12.000 burgers verloren er het leven. De luchthaven zelf, die drie jaar lang het enige verbindingspunt met het buitenland was, werd aan flarden geschoten. Vandaag zwijgen de mortieren en de meeste sluipschutters hebben hun wapens opgeborgen. Of ze vrede willen, is twijfelachtig. Misschien is het niet meer dan een winterstop of een wapenbestand. Sluipschutters zijn niet gek, wel laf. Als ze het tegen een te grote vuurkracht moeten opnemen, druipen ze af.

Zelfs de koelste Navo-minnaar wordt in Sarajevo verplicht om zijn kritisch denken over de westerse militaire machinerie te nuanceren. Als er in de hoofdstad van Bosnië opnieuw een schijn van normaal leven kiemt, is het dankzij de alliantie en haar kanonnen. Sinds de oorlog verlieten zowat tweehonderdduizend mensen Sarajevo, want alles was beter dan daar op het einde te wachten. Vandaag, omdat bij de 60.000 militairen de vinger aan de trekker houden, kunnen de winkels weer open, is er opnieuw voedsel en kan er in de kathedraal van Sarajevo op nauwelijks honderd meter van de markt waar een granaat op 5 februari 1994 achtenzestig mensen doodde weer naar Johan Sebastian Bach worden geluisterd. Ademloos, alsof Bach alle lijden en wanhoop kan uitwissen. Onder de toehoorders een Britse luitenant-kolonel, die op het Ifor-hoofdkwartier admiraal Leighton Smith assisteert. ?Vandaag heb ik vrijaf genomen. De oorlog moet maar een dag wachten. Trouwens, wie naar Bach luistert, denkt niet meer aan vechten.” Een misvatting natuurlijk, maar één die iedereen zou moeten koesteren.

CONCENTRATIEKAMP.

Al twaalf jaar is het Ibrahim Spahic, een bezige en bevlogen duizendpoot, gelukt het Winterfestival van Sarajevo te organiseren. Ook tijdens de somberste dagen van het beleg slaagde hij erin om in een relatief veilig hoekje van de stad de schoten met muziek te overstemmen en de terreur even op de achtergrond te duwen. Dit jaar klaarde hij het om opnieuw met een echt festival uit te pakken. Dankzij Dayton, de Navo en Bernard Foccroulle van de Brusselse Munt kon Sarajevo voor het eerst sinds vele jaren nog eens naar een echte opera kijken. Foccroulle slaagde erin om zijn raad van bestuur, enkele sponsors en de Europese Unie te overtuigen om Der Kaiser von Atlantis, een speelse fabel tegen oorlog en dictatuur, in Sarajevo op te voeren.

In ruime kring kon de intendant van de Munt op sympathie voor deze genereuze onderneming rekenen. Alleen het kabinet van de minister van Landsverdediging liet zich van zijn kleinste kant zien en deelde de dag voor het vertrek mee dat de Munt de volle pot voor de C-130 1,8 miljoen frank moest betalen en geen aanspraak kon maken op het humanitair tarief. Het heeft Foccroulle zeer ontgoocheld. ?De minister heeft het belang van het project niet begrepen. Blijkbaar wou hij dat niet. Hij beantwoordde mijn brieven niet en vond het niet eens nodig om me te ontvangen. Het is altijd hetzelfde met de politici, ze zijn alleen in prestige geïnteresseerd.”

Der Kaiser von Atlantis is geen gewone opera. Hij werd in 1943 in het Tsjechische concentratiekamp Theresienstadt door de Joodse gevangene Viktor Ullmann gecomponeeerd. De première vond pas veel later plaats. De ?repetities” in Theresienstadt moesten immers worden opgeschort, omdat de componist en zowat alle zangers en orkestleden in oktober 1944 naar Auschwitz en Birkenau werden getransporteerd. Op 18 oktober ging Ullmann de gaskamer binnen.

Drie avonden na elkaar en niet zonder moeilijkheden de technische apparatuur liet het al eens afweten en dikwijls moest geïmproviseerd worden werd de opera van Ullmann opgevoerd in het nationaal theater van Sarajevo, dat op een bijna miraculeuze wijze aan de verwoestingen ontsnapte. De aanwezigen applaudisseerden dankbaar, nooit uitbundig. Met de terugkeer van de opera en het normale leven was voorlopig een punt gezet achter het meest zichtbare deel van de oorlog. De kant van de oorlog die wel de frontpagina’s van de kranten en de headlines van de tv-journaals haalt. De verborgen kant, die niet in beeld is te brengen, de herinnering, het verdriet, de achterdocht en het nauwelijks te beheersen gevoel dat wraak wordt genoemd, woekert nog altijd voort. Zelfs tijdens een opera-opvoering.

LOOPGRACHTEN.

De eerste kennismaking met het huidige Sarajevo is een schokkende ervaring. Het luchthavengebouw is een ruïne, bijgevolg wordt op de kille tarmac op de bagage gewacht. Op een uithoek van de landingsbanen staan een paar kleinere vliegtuigen, goed voor de schroothoop. Langs een sluikweg verlaten de autobussen de luchthaven en komen ze in Dobrinja, een buitenwijk. Overal staan vernielde appartementsgebouwen, bijna nergens zijn er nog ramen en overal zie je kogelgaten of gaten van voltreffers van mortiervuur. Hele muren zijn weggeblazen. Gedurende eindeloze maanden was het leven hier een hel en wie zich buiten waagde, riskeerde vrijwel zeker een kogel. Het is een mysterie hoe de mensen hier overleefden. Tussen de appartementsgebouwen liggen bijna overal loopgrachten, de enige manier om enigszins ongemerkt de bevoorrading te organiseren en de kogelregen van Groot-Servië te ontwijken.

De rit tussen de luchthaven en het stadscentrum duurt circa dertig minuten en langs het hele traject word je doorlopend met de vernieling geconfronteerd. Totaal uitgebrande torengebouwen, een tramdepot met alleen maar kapotgeschoten rijtuigen, op elkaar gestapelde autowrakken die de voetgangers enige bescherming boden tegen de sluipschutters, de snipers. En verder veel betonplaten en vooral containers, het meest gebruikte schild tegen de gerichte kogels uit de Servische wijken. Ook de Holiday Inn, een massief en protserig bouwwerk langs Snipers Alley, is zwaar toegetakeld. Eén kant van het hotel is onbruikbaar, stukgeschoten. De kamers die nog gaaf zijn, worden tegen woekerprijzen verhuurd. Alle kapotte ramen werden door plasticfolie vervangen en het meeste puin is opgeruimd. Aan de kogelgaten in de liften en de muren is men echter nog lang niet toe.

De toerist heeft nochtans geen reden tot mopperen, hij wordt er verwend. In het hotel is er permanente verwarming, elektriciteit en stromend water. In Sarajevo nog altijd een uitzonderlijke luxe. Zo werd het Winterfestival in een onverwarmde schouwburg geopend. Hoewel het buiten vroor en de stad dik onder de sneeuw lag, was er niemand die er zich aan stoorde. Ook in een dikke warme jas en met koude voeten kun je van muziek genieten.

?Het vreemdste aan dit Sarajevo vind ik de vlugge terugkeer van het normale. Enkele maanden terug was het nog zelfmoord om op straat te lopen, nu wordt er opnieuw gewandeld. De mensen lachen zelfs en er is weer tijd om in de cafés een praatje te slaan. Bizar hoe vlug de mens erin slaagt om de hel te vergeten en zich op het heel gewone stort. We zijn taaie dieren.” Die bedenking ontvalt Luc Deleu, de eigenzinnige kunstenaar-architect, die in het kader van het Winterfestival met enkele Belgische kunstenaars in het museum van Sarajevo exposeert.

Onder hen Philippe Van Snick die hier zijn lichtblauwe, zwarte en gele volumes op fragiele, houten schragen toont. Het is een variatie op de dag en de nacht, met veel zon en weinig duisternis. ?Ik heb een moment van verstilling willen tonen, zonder tranen. Hier kunnen de mensen even vertoeven zonder dat ze met de wanhoop worden geconfronteerd. Ik wil tonen wat het leven zou kunnen of moeten zijn : een ernstig, respectueus omgaan met ideeën en ze klaar en duidelijk formuleren. Als er mij van Sarajevo iets zal bijblijven, is het dat we heel zorgzaam moeten omspringen met de dingen die we liefhebben. Voor je er erg in hebt, is een stad of een land op drift en zegt iedereen dat Serviërs punthoofden hebben. Laten we in België maar vlug voldoende geld voor de integratie uittrekken. Als je ziet wat een fortuin ze hier op enkele maanden kapot knalden…”

BLACK-OUT.

Met zijn zeventig moskeeën, tientallen orthodoxe en katholieke kerken en vijf synagogen was Sarajevo ongetwijfeld één van de meest multiculturele steden van Europa. De stad ligt nu in scherven en het is zeer de vraag wat er overblijft van de droom dat culturen vreedzaam kunnen samenleven. ?Deze stad blijft een symbool,” aldus festivalleider Spahic. ?Ze heeft zich tegen de claustrofobie verzet en is tegen de xenofobie blijven vechten. Tijdens de oorlog hebben de Kroaten, de Serviërs, de Moslims en de joden zich in deze stad tegen het geweld van buitenaf verzet. Ze hebben niet tegen elkaar gevochten, maar wel tegen de misdadigers die deze multiculturele stad probeerden te vernietigen. Het festival bewijst dat multicultureel samenleven geen utopie is. Voor ons is het trouwens geen idee, wel het normale leven. Zonder dat bestaat Sarajevo niet meer.”

Voor de oorlog telde Sarajevo 600.000 inwoners. Vandaag zouden het er slechts 400.000 zijn. Velen, vooral Serviërs, vertrokken. Hoewel het leven nu iets dragelijker is, hoopt vooral de jonge generatie om zo vlug mogelijk naar het buitenland te emigreren en de nachtmerrie voor altijd te ontvluchten. De voorzitter van de joodse gemeenschap Nikolic Danilo, een solide zestiger, denkt er niet aan om Bosnië te verlaten. In het Joodse Centrum, een taai gebouw aan de Servische kant van de Miljacka-rivier, vertelt hij dat zijn wortels hier liggen. Al meer dan een half millennium zijn er joden in Sarajevo en tot nu is de stad het grootste joodse centrum van de Balkan. Toch is de exodus al geruime tijd ingezet. Van de 14.000 joden die hier in 1939 woonden, blijven er nu slechts 500 over. Velen stierven in de gaskamers en anderen trokken naar Israël. Danilo twijfelt er niet aan dat ook de huidige beproeving voorbij zal gaan.

Zijn bureau is rommelig. In een hoek staat een brandkast en achter zijn rug prijkt een grote foto van de jonge Josip Broz ?Tito”, de dissidente communistische despoot die verhinderde dat het onder zijn bewind in Joegoslavië tot een oorlog tussen de deelrepublieken kwam. Aan een andere muur hangt goede raad waar ieder verstandig mens zijn voordeel kan mee doen : ?Don’t confuse your rank with our authority.”

SPROOKJES.

Aan de andere kant van de stad, in een building waar vooral Serviërs wonen, heeft Stefan Bulajic al afscheid van Sarajevo genomen. Veertig jaar heeft hij er gewoond. Deze zomer nog zal hij vertrekken, naar Montenegro waar zijn dochter woont. Zijn appartement, waar hij ruim twintig jaar met zijn vrouw woont, zijn huisraad, zijn boeken, hij weet dat hij het allemaal moet achterlaten.

?Ik vertrek zonder spijt. Ik heb hier geen vrienden meer, ze zijn ofwel dood of vertrokken. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal, dat is het lot. Vroeger was Sarajevo een multiculturele stad, dat is ze al lang niet meer en de mensen die er ons willen in doen geloven, spelen onder één hoedje met de moslim-fundamentalisten. Ze willen ons in sprookjes doen geloven waar zelfs kinderen mee lachen. Het is triest, maar het is nu eenmaal zo.” Bulajic zegt dat hij nog altijd communist is, maar ook een orthodox gelovige. Als zestienjarige partizaan vocht hij tegen de nazi’s, toen werd hij communist en belandde hij al vlug in een concentratiekamp van Tito. ?Het is altijd hetzelfde. Na enige tijd legt de bureaucratie haar klauw op de revolutie. Met Tito was het niet anders en meer dan twee jaar heb ik stenen moeten kappen. Het was een vreselijke tijd.”

Bulajic werd later journalist en schrijver. Vooral van jeugdboeken en geromanceerde, autobiografische verhalen over de ?mooiste jaren van zijn generatie”, de partizanentijd. Zijn nieuwste manuscript is bijna af. Titel : ?Hoe we onze tante Jana hebben vermoord”. ?Het was een misverstand. We dachten dat ze met de Duitsers collaboreerde en hebben ze toen terechtgesteld. Pas veel later is gebleken dat we ons vergisten. Die wroeging raak je nooit meer kwijt. We hebben hier zoveel geweld gekend dat we allemaal een beetje invalide zijn. Er schort wat in ons hoofd.”

Vanop de zeventiende verdieping van zijn appartement heeft Bulajic een prachtig uitzicht over het westen van Sarajevo. De laatste drie jaar heeft hij dat gezicht en die vrije ruimte vooral vervloekt, want levensgevaarlijk. Al die jaren leefden hij en zijn vrouw in de hal van het appartementsgebouw waar ze iets minder risico liepen om door een projectiel dat allicht uit een Servische loop kwam, getroffen te worden. Drie jaar zonder water, telefoon, verwarming en nooit een stukje vlees. ?We hebben alleen rijst en macaroni gegeten en gewacht tot het voorbij was. Ik heb wel duizend boeken gelezen, meesterwerken uit de wereldliteratuur en stationsromannetjes. Alles door elkaar. Ik herinner me echter niets meer van die boeken. Een complete black-out, het is alsof ik duizend dagen in coma heb geleefd.”

BELGISCH MODEL.

Als in de Balkan niets simpel is, dan is a fortiori in Bosnië en zeker in Sarajevo niets eenvoudig. Bij elke uitspraak en ieder standpunt rijst de vraag naar de loyauteit. Niet voor niets zegt festivalleider Spahic dat hij alleen Bosniër is. Het is een goed bedoelde poging om de etnisch-religieuze tegenstellingen te overbruggen, maar die krijgt weinig navolging. Zowat iedereen weet van iedereen of hij of zij Moslim, Kroaat of Serviër is. Niet zelden voedt die kennis nieuwe achterdocht en twijfel.

De Brusselse Gewestministers Jos Chabert (CVP) en Hervé Hasquin (PRL), die in het zog van de kunstenaars en met vier overjaarse autobussen van de MIVB waren meegereisd om er het Belgisch pacificatiemodel te slijten, keerden niet echt hoopvol naar België terug. Bij de meeste van de politieke gesprekspartners overheerste de twijfel over de slaagkansen van de nieuwe staat.

Heel expliciet was de vroegere voorzitter van het Grondwettelijk Hof, Cazim Sadikovic. ?Bosnië is in feite een anachronisme, dus een veroordeelde staat. Het kreeg in Dayton onvoldoende bevoegdheden om te overleven.” Even negatief was de president van de Moslim-Kroatische Federatie Kresimir Zubak, verantwoordelijk voor 51 procent van het grondgebied, die pas onder zware internationale druk zijn handtekening onder de Dayton-akkoorden zette. Hij gelooft niet dat het iets wordt met de Bosnische staat en zei dat ook met zoveel woorden tegen de Brusselse bewindslui. Onmiddellijk en in een taal die Zubak niet begreep, werd die uitspraak in een ?juist perspectief” geplaatst. ?Zubak is een Kroaat, vandaar…”

Toch was de belangstelling voor het Belgisch model reëel en de meeste gesprekspartners hadden zich vooraf de moeite getroost om de Belgische grondwet door te nemen. De twee Brusselse ministers kregen vele, niet altijd even gemakkelijke vragen te beantwoorden. Of er een Belgische natie bestaat ? Hoe België het probleem van de nationale vlaggen oplost ? Wat de rol van het koningshuis is ?

Chabert wist op bijna alle vragen een antwoord en soms verbaasde hij. ?We hebben veel bezetters gekend. Die kwamen allemaal met hun vlag, zodat we op dat vlak heel breeddenkend en tolerant zijn.” ?Het Belgisch koningshuis is modern en als het niet bestond, zouden we het moeten uitvinden.”

LANGER BLIJVEN.

Terwijl in Bosnië iedereen over bijna alles van mening verschilt, is er één punt waarrond zich een consensus aftekent. De vrede van Dayton mislukt vrijwel zeker indien het mandaat van de Navo-troepen niet wordt verlengd. Op één jaar tijd is het compleet uitgesloten om een land te normaliseren dat zo door de oorlog werd opengereten. Dat hoor je in het Bosnië-hotel waar Europees gezant Carl Bildt met zijn medewerkers’s avonds eet, bij de Belgische militairen die sinds december aan de slag zijn in Visoko, een stadje op ongeveer 30 kilometer van Sarajevo, en voor de gehavende residentie van president Alija Izetbegovic, waar de internationale pers wacht op de Amerikaanse bemiddelaar en architect van het vredesakkoord, Richard Holbrooke.

De hoop is algemeen dat Washington na de Amerikaanse presidentsverkiezingen zal beslissen om zijn troepen langer in Bosnië te stationeren. Holbrooke zelf, die op 26 februari met zijn opdracht stopt, kan of mag er niet over praten. Zoals hij als een zelfverzekerde sheriff uit zijn gepantserde Landrover stapt, de pers te woord staat en dan de residentie van Izetbegovic binnenstormt, is er geen twijfel mogelijk. Dayton zal en moet just on track worden uitgevoerd.

De Belgische diplomatie spreekt dat officieel niet tegen. Sinds kort is er trouwens een heuse ambassadeur deeltijds in Sarajevo aktief. Baron André de Viron, die voordien in Peru op post was en van wie kan betwijfeld worden of hij voldoende stressbestendig is, pendelt nu tussen de Bosnische hoofdstad, Brussel en Skopje, de hoofdstad van Macedonië. België doet het dus zuinig. In Sarajevo heeft De Viron niet eens een ambtswoning. Een ambassadeur op kamers, die soms moet schooien om zijn hotelrekening betaald te krijgen.

SNEEUWPRET.

In Bosnië heerst nu grauwe armoede. Tijdens de oorlog is het gemiddeld inkomen met 80 procent gedaald en de industriële productie bedroeg vorig jaar niet eens vijf procent van het peil van 1990. Ook vandaag overleeft Bosnië alleen via massale humanitaire hulp. Essentieel voor de dynamiek van het vredesproces is dat de levensomstandigheden vlug en ingrijpend verbeteren. ?De mensen willen vandaag jam op hun boterham, niet binnen vijf jaar,” zegt een hoge Ifor-officier. ?Als we daar niet in slagen, loopt het opnieuw uit de hand.”

Carl Bildt moet dus snel gaan en de Amerikanen porren hem voortdurend aan om het tempo te verhogen. Zelf willen de VS echter aanzienlijk minder bijdragen dan de Europese Unie noodzakelijk acht. Het gaat immers om enorme bedragen. Meer dan 100 miljard frank de drie volgende jaren. Voor een paar duizend inwoners van Bosnië is de komst van de Navo-troepen alvast het begin van een iets comfortabeler leven. Schoonmaakploegen, keukenpersoneel en tolken worden door de organisatie in harde marken betaald en verdienen een veelvoud van wat universiteitsprofessoren in de waardeloze, lokale munt krijgen. De maandwedde van een tolk in een Navo-basis is gemakkelijk het tienvoud van die van een ingenieur in de privé-sector.

Er wordt natuurlijk gebedeld in de straten van Sarajevo, maar weinig en meestal door oorlogsslachtoffers. Op de markten is er weer vlees, eieren, fruit en onwaarschijnlijk veel buizen, bouten en kranen, nodig voor het elementaire loodgieterswerk. Het is een heldere zondagvoormiddag en in de zon smelt de sneeuw. Op de begraafplaatsen rond het Olympisch stadion loopt weinig volk. Ook het monument dat in de jaren twintig voor volksheld Gavrilo Princip, die op 28 juni 1914 de Oostenrijkse aartshertog Frans Ferdinand vermoordde, zo de Eerste Wereldoorlog uitlokte en in de gevangenis van Theresienstadt stierf, ligt er verlaten bij. De doden moeten weer wijken voor het leven.

In het park langs de Marsala Tita telt alleen de sneeuwpret. Kinderen amuseren zich gek en glijden tussen de bomen en de graven van mensen die hier in 1994 inderhaast in de grond werden gestopt. Misschien kunnen kinderen gemakkelijker aan het normale leven wennen. Ze weten minder, pakken hun slee en vergeten. De hoboïst Theo Peeters kan dat niet meer. ?Dit blijft je altijd bij. Wat hier gebeurde, is niet te begrijpen. Ik hoop maar dat mensen er van leren, maar ook daaraan twijfel ik. Zulke dingen gebeuren altijd opnieuw. Het zit in ons. Als we genoeg mooie muziek maken, is er misschien een kleine kans dat de frequentie waarmee die dingen gebeuren vermindert.”

Paul Goossens

De vernielde bibliotheek van Sarajevo. Leven is ernstig en respectvol omgaan met ideeën.

Belgische militairen maken deel uit van de Ifor-macht, die onder leiding van de Navo in Bosnië de uitvoering van het vredesverdrag van Dayton moet opleggen.

Vier bussen van de Brusselse maatschappij voor openbaar vervoer over de noodbrug van Visoko.

Duizenden verloren het leven in etnische strijd. Bij ieder standpunt rijst de vraag naar de loyauteit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content