Het taaltechnologiebedrijf Lernout & Hauspie heeft alweer een nieuwe baas. Philippe Bodson verdiende zijn sporen in de oude economie. Hij mag nu de scherven bijeenvegen van wat tot voor kort de trots van de Vlaamse hightech was.

Foute boel. Dat was, in twee woorden samengevat, de reactie van de Amerikaanse financiële krant The Wall Street Journal op het bericht dat landgenoot John Duerden aan het hoofd van Lernout & Hauspie was vervangen door de Belg Philippe Bodson. Baron Philippe Bodson.

Waarnemers schudden veelbetekenend het hoofd: er wordt al langer gefluisterd dat de Amerikaanse topman zelf de zakenkrant van informatie over het bedrijf voorzag. Bodson lag er niet wakker van. ‘The Wall Street Journal? Och. Ze draaien wel bij nadat ze met mij hebben gepraat.’ Twee dagen na zijn aanstelling vloog de nieuwe Chief Executive Officer van L&H al naar de Verenigde Staten. Ze kennen hem daar vast nog uit zijn vorige leven.

De idee om de leiding van het geteisterde bedrijf met Bodson weer in Belgische handen te geven, kwam naar verluidt van Gerard Van Acker. Van Acker vertegenwoordigt de Vlaamse investeringsmaatschappij GIMV in de raad van bestuur van L&H. Hij werd vorige week door een rechtbank in Hasselt nog veroordeeld voor schriftvervalsing in de SuperClub-affaire. Dat is niet zonder belang, want het kan hem zijn job kosten aan het hoofd van de GIMV en alle mandaten die hij als gevolg daarvan bekleedt. Zoals dat bij Lernout & Hauspie.

Het voorstel kwam Bodson vast goed uit. Hij zat zich ogenschijnlijk toch maar wat te vervelen in de Senaat. Philippe Bodson werd na zijn vertrek bij Tractebel door Louis Michel nog net voor de verkiezingen van juni 1999 met een persconferentie in het sjieke Brusselse Hilton naar de PRL gehaald. ‘Waarom? Tja, ik ben toch werkloos’, grapte hij toen. ‘Nee. Ik heb het gevoel dat ik bij de PRL kan zeggen wat ik wil. Voor de buitenwacht zal ik de muziek van de fanfare spelen, maar ik heb in deze partij een stem. Waar ik vandaan kom, was dat niet meer het geval.’ Bodson had zijn mésaventure bij Tractebel op dat moment in ieder geval nog niet verteerd.

De mediagenieke zakenman scoorde zonder veel campagne bijna 42.000 voorkeurstemmen en werd met gemak tot Senator verkozen. Toen enkele weken later de samenstelling van de regering werd bekendgemaakt, kwam zijn naam een beetje onverwacht niet voor op het lijstje van de excellenties. Bodson verbeet zijn ontgoocheling, want ‘nee, concréét had Michel hem niets beloofd’. Maar hij had duidelijk wel iets verwacht.

REPUTATIE VAN PATRON

Philippe Bodson (55) is een burgerlijk ingenieur van de universiteit van Luik. Hij ging als jongeman onder meer in Duitsland, de Verenigde Staten en Frankrijk aan de slag, voor hij in 1977 de neus aan het venster stak in Brussel en bij de Generale Maatschappij – hij werd directeur van de afdeling spiegels en nieuwe activiteiten van de glasgroep Glaverbel. Drie jaar later was hij, 35 jaar oud, algemeen directeur van de hele groep. Glas was op dat moment – samen met steenkool, staal, textiel en scheepsbouw – een van de vijf zogenaamde ‘nationale sectoren’. Dat wou toen zeggen: sectoren met grote problemen, waarvan terwille van de werkgelegenheid moest worden gered wat kon worden gered.

Bij Glaverbel vestigt Bodson zijn reputatie van patron. Over de moeilijke herstructurering van het bedrijf zei hij later in het weekblad Trends/Tendances: ‘Het is voor een Fransman veel gemakkelijker om een bedrijf te sluiten in Brussel dan in Parijs. Bedrijfsleiders die zeggen dat ze zich alleen door de cijfers laten leiden, dat is nonsens. Een Belg voelt zich verbonden met zijn omgeving, zoals iedereen. Ik heb bij Glaverbel fabrieken gesloten in België: ik heb daarover zelf onderhandeld, met de vakbonden, met de lokale overheden, met de regering. Ik moest op datzelfde moment ook een fabriek sluiten in Spanje. Dat ging over de telefoon met de man die ter plekke verantwoordelijk was.’

Bodson toont dat hij met bonden en overheden overweg kan. Terwijl hij voorzitter is van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) stapt hij in 1989 over van Glaverbel naar Tractebel, waar hij als voorzitter van het directiecomité aan de slag gaat. Philippe Bodson schrijft er een van de indrukwekkendste bladzijden uit de recente Belgische bedrijfsgeschiedenis. In minder dan tien jaar tijd vormt hij de financiële houdstermaatschappij om tot een industriële groep die tot de grootste elektriciteitsproducenten ter wereld behoort. Hij voegt de elektriciteitsmaatschappijen Unerg, Intercom en Ebes samen tot Electrabel en versterkt de controle van Tractebel op de gasmaatschappij Distrigas. Bodson leidt Tractebel naar een internationale expansie die het bedrijf in goed honderd landen brengt. Tractebel telt 60.000 personeelsleden en boekt een omzet van 400 miljard frank.

VERLOREN STRIJD

Philippe Bodson is dan allang de lieveling van het Brusselse mondaine wereldje. Altijd perfect in het pak, thuis in de beste restaurants. In zijn vrije tijd een fanaat van het hooggebergte. In 1993 verheft de koning hem in de adelstand: Bodson wordt baron. Het Vlaamse weekblad Trends noemt hem ‘een typisch product van een elite, die zonder de steun, het geld en de relaties van het Franse grootkapitaal nooit zou staan waar ze staat’. In 1995 repliceert hij in hetzelfde blad: ‘Ik verdien nu veel geld, ja. Maar ik ben klein begonnen. Als ik straks voor bewezen diensten wordt bedankt, staat er geen Jaguar met chauffeur te wachten om me naar een kasteel met bijbehorende landerijen in Waals-Brabant te brengen.’

Ondertussen had Bodson wel de kiem gezaaid van wat bij Tractebel zijn ondergang zou worden. Het was onder zijn impuls dat de Generale (en dus de Franse Suez-groep, op dat ogenblik meerderheidsaandeelhouder van de Belgische Oude Dame) zijn participatie in Tractebel van 30 tot 51 procent verhoogde door de overname van het aandelenpakket van Albert Frère. Wat Bodson niet kon voorzien, was dat Suez in 1997 zou fuseren met de nutsgroep Lyonnaise des Eaux. Daarmee werd zijn Tractebel plotseling geconfronteerd met een controleaandeelhouder, die voor een groot stuk op hetzelfde terrein actief was. Bovendien nam Suez Lyonnaise geen jaar later de Generale-groep helemaal over, zodat de Fransen een rechtstreekse controle kregen over 51 procent van Tractebel.

Van dan af voerde Bodson aan het Troonplein een eenzame en bij voorbaat verloren strijd om zijn bedrijf tegen de Franse invloed te beschermen. Hij bleef eisen dat de beslissingen in Brussel zouden worden genomen, en dat leverde hem het verwijt van een gebrek aan teamgeest op. Zijn houding verhinderde, zo werd gezegd, dat de Fransen Tractebel in hun eigen strategie konden inpassen. Het leidde in 1999 tot het ontslag van Bodson. ‘De Fransen vergaten dat ze toch maar 51 procent van de aandelen hadden’, zei hij daarover achteraf. ‘De andere aandeelhouders hadden ook rechten. Zij vormden de legitimiteit voor mijn gevecht.’

Het zal hem desalniettemin zwaar zijn gevallen dat hij ten slotte niet meer door andere Belgische bestuurders zoals Etienne Davignon of Paul De Keersmaeker werd gevolgd. Ook op de steun van de Belgische regering hoefde hij niet meer te rekenen. ‘Wie deel uitmaakt van een groep, moet zich inschrijven in de strategie van die groep’, sneerde de toenmalige eerste minister Jean-Luc Dehaene. Het kwam daarna nooit meer goed tussen de premier en Bodson – maar daar zou ook het gevaarlijke en mislukte avontuur van Tractebel in Kazachstan iets mee te maken kunnen hebben. De ironie wil dat de twee elkaar nu in de omgeving van Lernout & Hauspie terugvinden.

‘Het voordeel van ouder worden,’ zei Philippe Bodson enkele jaren geleden in een interview, ‘is dat je onafhankelijker wordt. Je hoeft geen compromissen meer te sluiten.’ In Ieper kunnen ze zich beginnen afvragen of dat nu goed nieuws is of slecht voor de trots van de stad. Kiezen kunnen ze niet: Bodson is wellicht de laatste kans die Lernout & Hauspie krijgt.

H.V.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content