Hubert van Humbeeck

Dat jaar, 1971, was misschien wel het laatste in lange tijd dat het ons economisch zonder meer goed ging. De gouden jaren zestig zomerden nog na, weinig liet vermoeden dat er aan al die onbekommerde voorspoed spoedig een einde zou komen. De Club van Rome moest zijn eerste, verontrustende rapport over de ‘Grenzen aan de groei’ nog publiceren. Op de wisselmarkten hield het stelsel dat in 1944 in Bretton Woods was opgezet nog recht: de Verenigde Staten zouden pas in de loop van 1971 beslissen om de dollar van het goud los te koppelen en op de markt te laten vlotten.

In de universiteitssteden golfden de demonstraties tegen de oorlog in Vietnam door de straten. Ho! Ho! Ho-Chi Minh! In de Wetstraat zwaaide ‘vader’ Gaston Eyskens nog de plak, en op de omslag van het eerste nummer van Knack stond een andere rots uit de naoorlogse Belgische politiek: Paul-Henri Spaak had zich op zijn oude dag tot het FDF en het franskiljonisme bekeerd. Louis Paul Boon publiceerde zijn Pieter Daens – een hommage aan de sociale strijd in Aalst aan het einde van de negentiende eeuw. In Vlaanderen stonden de zuilen pal overeind. Er waren nog zekerheden in het leven.

Mensen konden het zich permitteren om in hun beroepsleven risico’s te nemen, waarover ze tien jaar en twee oliecrisissen later eerst diep zouden nadenken. Zo ruilde de gelauwerde Standaard-journalist Frans Verleyen de trotse krant voor het verse weekblad Knack, dat net zijn eerste, onzekere passen op de markt had gezet. Verleyen was op dat moment, toeval, dertig. Net zo oud als de dertig Vlamingen die in deze verjaardagsbijlage worden voorgesteld: wie zijn ze en wat doen ze?

De verwijzing naar Verleyen is hier nuttig en interessant. Gaandeweg verzamelde hij rond zich een redactie van generatiegenoten – in die tijd niet toevallig vrijwel allemaal mannen die, zoals hij, eind jaren vijftig, begin jaren zestig volwassen waren geworden. Mensen met dezelfde achtergrond en ervaringen. Veel later vergeleek hij die generatie, zijn generatie, vaak met die van zijn opgroeiende kinderen. Op het moment dat ze, enkele jaren geleden, ongeveer zo oud waren als hij toen hij bij Knack aan de slag ging – dertig. Die vergelijking kon, in zijn optiek, alleen in het voordeel uitvallen van de jongelui uit de latere decennia van de twintigste eeuw.

Wat Verleyen beschreef, was de ontvoogding van de mens die hij tijdens zijn leven vorm zag krijgen. Zijn jeugd in de zware slagschaduw van de katholieke kerk, die bepaalde wat mensen mochten denken, lezen en zien. De omgang met de dingen waar geen woorden voor waren. De gesloten gemeenschap die Vlaanderen was. Hij vergeleek die herinnering met de complexloze, vrije jonge mensen die hij later rond zich zag. Mondige, goed geïnformeerde lui die zich door niemand meer laten voorschrijven wat ze moeten lezen of denken.

De boodschap was eenvoudig: ze kunnen het zich vandaag niet voorstellen hoe het was om zich van de bevoogding te bevrijden. Om de muur in jezelf langzaam, steen voor steen, af te breken. Tot uiteindelijk de Muur van Berlijn zelf viel, als een laatste reminiscentie aan de Koude Oorlog, de jaren vijftig – aan Stalin op het bordes op het Rode Plein.

Maar het vrijgevochten volkje, dat enkele jaren geleden zo door wijlen Frans Verleyen werd benijd, heeft ondertussen ook al wel geleerd dat elke generatie zijn muur heeft die moet worden gesloopt. Zijn spoken die in de ogen moeten worden gekeken. Zo bracht onder meer de val van de Muur van Berlijn een migratiestroom op gang van mensen uit Midden- en Oost-Europa die op zoek gingen naar een beter leven. Maar ook van dievenbenden die, nog nauwelijks door grenzen gehinderd, hun slag slaan en weer vertrekken. Wat de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie op die ontwikkeling zal zijn, weet alsnog niemand.

De ruimte waarin we leven, wordt groter. De geborgenheid van het warme, Vlaamse nest verdwijnt. De indruk neemt toe dat Europa een onveiligere plek wordt om te wonen – en dat is na meer dan een halve eeuw van vrede een tamelijk absurde gedachte. Toch dreigt de angst, en de onzekerheid die daarvan het gevolg is, ervoor te zorgen dat de samenleving zich helemaal naar binnen plooit. In zichzelf keert, uit vrees voor het onbekende.

Dat is de strijd die wie vandaag dertig is, moet voeren. Tot ze hun kinderen op hun beurt kunnen leren dat er niet minder samenhang nodig is, maar meer.

De redactie dankt alle lezers en lezeressen voor de jaren van geduld en vertrouwen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content