Deze maand zou de Volksunie vijftig geworden zijn. Maar de partij blies drie jaar geleden al haar laatste adem uit, na een langgerekte en soms gênante doodsstrijd. Oudgedienden Vic Anciaux en Hugo Coveliers blikken terug op de woelige jaren op de barricaden.

‘De VU is zoals Berchem Sport’, zegt Hugo Coveliers (VLD). ‘Met de ex-spelers van die voetbalploeg kon je destijds het nationale elftal vullen, maar Berchem zelf zakte naar provinciale.’ Vic Anciaux (Spirit) is het daar helemaal mee eens. ‘Met de ex-VU’ers kunnen we de federale en de Vlaamse regering vullen, alleen de Waalse regering niet. Maar ook dat zou gelukt zijn, hadden we nog een beetje langer bestaan.’

Drie jaar na de boedelscheiding van de Volksunie en meer dan tien jaar nadat Coveliers in het zog van een sliert VU’ers richting VLD trok, zitten de voormalige partijgenoten weer samen aan tafel. Anciaux is lid van Spirit, maar houdt zich niet meer actief met de nationale politiek bezig. Coveliers is senator voor de VLD, en zal het na zijn herhaaldelijke aanvaringen met de partijtop wellicht niet verder meer brengen. Vijftig jaar nadat de Volksunie in café Sint-Michiels aan de Brusselse Grote Markt werd opgericht, overlopen ze een halve eeuw Vlaamse en interne strijd. In zaal F van de Senaat nog wel, waar jaren geleden hardop gedroomd werd van politieke herverkaveling. De herinneringen delen ze, de overtuigingen al lang niet meer.

VIC ANCIAUX: De Volksunie is niet toevallig ontstaan. Na de Tweede Wereldoorlog was het Vlaams-nationalisme in Vlaanderen weggevaagd en de gevolgen van de repressie bleven nog lang voelbaar. Toch ontstond de VU evenzeer uit verontwaardiging over sociale wantoestanden. De Vlamingen waren in de jaren vijftig de kansarmen – al vind ik die term als sociaal activist niet helemaal kloppen – van de Belgische staat. Hoogstens 65 procent van de Vlaamse arbeidskrachten vond werk in Vlaanderen. Premier Gaston Eyskens (CVP) vroeg zich af waarom daar zoveel heisa over werd gemaakt. Die mensen konden toch gewoon in Wallonië gaan werken? Hij moedigde de Vlamingen zelfs aan te emigreren.

Maakte het odium van de collaboratie het een Vlaams-nationalistische partij niet erg moeilijk in de jaren vijftig?

ANCIAUX: Natuurlijk. We werden uitgescholden voor ‘zwartzakken’. Ook ik, hoewel ik maar een doodgewone militant was en mijn familie uit weerstanders bestond. Ontegensprekelijk kwamen sommige sympathisanten uit collaboratiekringen, maar er zaten ook veel mensen in de partij die daar helemaal niets mee te maken hadden. Ook al waren de stichters van de Volksunie veeleer rechts en traditioneel, ze hielden zich bewust uit het vaarwater van het vooroorlogse VNV.

HUGO COVELIERS: Ik ben van na de oorlog. Pas aan het begin van de jaren zestig heb ik in het Antwerpse Sint-Lievenscollege kennisgemaakt met de thema’s van de Vlaamse beweging. Het was een zeer Vlaams college, maar ik herinner me toch nog levendig dat mijn wiskundeleraar, een priester, altijd in het Frans preekte. In die periode werd de Volksunie uitgebouwd, er kwamen steeds meer afdelingen bij. Dat ging trouwens gepaard met de groei van de VMO (Vlaamse Militantenorde).

ANCIAUX: De band tussen de VMO en onze partij was vooral een Antwerps fenomeen. Toenmalig voorzitter Frans Van der Elst wou daar niets mee te maken hebben, en de VU heeft in 1963 officieel afstand genomen van die organisatie. Bij ons in Brussel lag de nadruk veel meer op het sociale aspect. Als huisarts in Machelen werd ik eind jaren vijftig bijvoorbeeld al geconfronteerd met de nog altijd bestaande wantoestanden in de Brusselse ziekenhuizen. Ons taalflamingantisme was op sociaal onrecht gebaseerd.

COVELIERS: Tijdens mijn legerdienst liepen we bijvoorbeeld mee in anti-Vietnambetogingen.

ANCIAUX: Dat was toch redelijk links, hé.

COVELIERS: Wie in zijn jeugd niet links is, heeft geen hart. Wie op latere leeftijd niet rechts is, heeft geen verstand.

ANCIAUX: Ik word nochtans steeds linkser.

COVeLIERS: Tja. (lacht)

In 1971 stapte Karel Dillen, die latere oprichter van het Vlaams Blok, uit de Volksunie.

ANCIAUX: Hij vond ons sowieso te links. Onze congressen over arbeid of milieu waren in de ogen van Dillen en zijn medestanders veel te progressief. Binnen de partij was hij een geïsoleerd figuur, maar hij had wel een aanhang bij organisaties als Were Di en Voorpost.

COVELIERS: Het vertrek van Dillen was voor de partij onbelangrijk. Hij haalde nauwelijks stemmen.

Twintig jaar lang leidde Frans Van der Elst de Volksunie. Was hij een groot voorzitter?

ANCIAUX: Hij was een nobel, maar complex figuur. Als jong, Brussels advocaat, die zelf niets met collaboratie te maken had, pleitte hij na de oorlog vol overgave repressiezaken. Hij was ook een echte dandy, met fluwelen pak en lakschoenen. Na de oprichting van de VU heeft hij, totaal tegen zijn aard in, het hele land afgeschuimd om toespraken te houden en afdelingen op te richten. Zijn grootste verdienste is dat hij zich altijd ver van het extreem-rechtse nationalisme heeft gehouden. Hij wilde het federalistische gedachtegoed aanvaardbaar en geloofwaardig maken.

COVELIERS: Een van de eerste brochures over federalisme van de hand van Van der Elst ging over een huis waarin twee gezinnen wonen. Die gezinnen moeten alles delen: de badkamer, de keuken, de televisie, en dat geeft natuurlijk de hele tijd problemen. Tot een wijs man voorstelt het huis tot een tweewoonst om te bouwen. Schitterend toch?

Zelf heb ik Van der Elst leren kennen via Hugo Schiltz. Bij verkiezingen zakte Van der Elst altijd naar Antwerpen af omdat hij onze lijst wilde trekken. De Antwerpenaars zagen hem nochtans niet graag komen. Ze vonden dat hij de eerste plaats maar moest opeisen in zijn woonplaats Brussel. Schiltz kon heel slecht met hem opschieten, maar ik wist hem wel te waarderen.

Waarom boterde het niet tussen Schiltz en Van der Elst?

COVELIERS: Schiltz wilde snel in een regering stappen, terwijl Van der Elst vond dat de VU eerst een grotere machtsbasis moest verwerven.

ANCIAUX: Dat was in het begin wel zo, maar Van der Elst wilde uiteindelijk ook deelnemen aan het beleid. In elk geval waren hij en Hugo, die hem later als voorzitter zou opvolgen, heel verschillende persoonlijkheden: Van der Elst was een princiepsmens, Schiltz een pragmaticus.

Toen de VU in 1977 in de tweede regering-Tindemans stapte, was lang niet iedereen daar blij mee.

ANCIAUX: In die regeerperiode is het Egmontpact gesloten, en dat was niet niets. We wisten wat we deden: we hadden een stap-voor-stapstrategie uitgestippeld en die heeft gewerkt. We zouden nooit tot een gefederaliseerde staat gekomen zijn als we bruusker te werk waren gegaan.

In het Egmontpact werden afspraken gemaakt over vergaande autonomie voor de gemeenschappen en gewesten en over het taalregime in de Brusselse rand. Toch vonden veel VU-sympathisanten de oogst te mager en werd het pact uiteindelijk gekelderd.

COVELIERS: In de politiek moet je altijd water bij de wijn doen, maar sommigen vonden destijds dat de wijn niet meer te drinken was. Zelf ben ik ervan overtuigd dat we beter het uitdovende inschrijvingsrecht hadden aanvaard, zoals de toenmalige VU-leiding wou. Dan waren we nu van die hele faciliteitenkwestie verlost.

ANCIAUX: Wij hebben in die regering ook laten zien dat we niet alleen met communautaire problemen bezig waren, maar een echt gemeenschapsproject hadden. Zo waren pluralisme en tolerantie heel belangrijke begrippen in onze partij. In die fameuze Egmont-regering heb ik de allereerste migrantennota geschreven, waarin ik pleitte voor gemeentelijk stemrecht voor migranten. In 1978!

COVELIERS: Ik was daartegen. Maar ik geef wel toe dat die pluralistische invalshoek nieuw en aantrekkelijk was.

Na amper een jaar bood premier Leo Tindemans (CVP) het ontslag van zijn regering aan en de VU werd door de kiezers zwaar afgestraft. Was dat het begin van het einde?

ANCIAUX: Nadat ik in 1979 voorzitter ben geworden, hebben we toch nog twintig zetels binnengehaald (1981). Dan kun je toch niet van het einde van een partij spreken? De Egmont-regering was ook niet de laatste waaraan de VU heeft deelgenomen.

COVELIERS: Ach Vic, de mot zat er toen al in. Een deel van ons programma was gerealiseerd, en daarmee begonnen de discussies over de bestaansreden van de Volksunie. Onze partij viel keer op keer in twee groepen uiteen. Dat heeft in de jaren negentig geleid tot het begin van de ontbinding van de VU.

ANCIAUX: Toen al die mensen richting VLD vertrokken, werd de situatie inderdaad problematisch. Maar nadien is mijn zoon Bert voorzitter geworden en heeft hij met zijn jeugdige enthousiasme voor een heropleving gezorgd.

In de geschiedenis van de VU kunnen we de periode van Jaak Gabriëls’ voorzitterschap toch niet zomaar overslaan?

ANCIAUX: (droog) Ik weet er in elk geval niet veel over te vertellen.

COVELIERS: Gabriëls heeft geprobeerd om zijn succesformule uit Bree naar de hele VU en later ook naar de VLD over te planten: een grote volkspartij met mensen uit alle mogelijke geledingen van de maatschappij. Vandaar de eerste verruiming van de Volksunie, met onder meer professor Roger Blanpain en Herman Candries, die uiteindelijk naar de CVP is overgestapt. Maar toen het Vlaams Blok bij de verkiezingen van 1991 een schitterend resultaat boekte, werd er geschreven dat zowel Guy Verhofstadt met de PVV als Gabriëls met de VU gefaald hadden. En wat zeiden die twee mislukten? We zouden beter samenwerken. Op zich was dat geen slechte optie, alleen hadden ze beter moeten afspreken wát ze precies samen wilden doen.

Uiteindelijk stapten Jaak Gabriëls en een handvol geestesgenoten naar de liberalen over. Waarom bent u na twee maanden gevolgd?

COVELIERS: Omdat ik twijfelde over het nut van de VU als one issue-partij. Ze hadden me ervan overtuigd dat we onze Vlaamse eisen in de nieuwe VLD zouden kunnen realiseren.

Wie had u daarvan overtuigd?

COVELIERS: Vooral Gabriëls en Verhofstadt, die zeer overtuigend kan spreken als hij oppositieleider is.

Ook Hugo Schiltz overwoog een overstap naar de VLD. Wat heeft hem daar uiteindelijk van weerhouden?

COVELIERS: Schiltz heeft inderdaad nogal wat gesprekken met de liberalen gevoerd. Hij hoopte door een overstap naar de VLD burgemeester van Antwerpen te kunnen worden – zoals u weet nog steeds een zeer aantrekkelijke post – en hij zou dat nog goed gedaan hebben ook. Maar binnen de VLD heeft Ward Beysen zich krachtig tegen dat plan verzet. Schiltz heeft toen laten weten dat hij afzag van samenwerking met de liberalen en dat hij zijn stemmen aan de CVP zou geven. Dat is geresulteerd in de gemeenschappelijke lijst Antwerpen ’94.

ANCIAUX: Mij is altijd verteld dat Hugo Schiltz samen met de hele VU wou overstappen en niet in zijn eentje.

COVELIERS: Dat wou Gabriëls ook.

ANCIAUX: Ja, maar die is uiteindelijk zonder de partij naar de VLD gegaan. Ik heb die onderhandelingen met de liberalen altijd een slecht idee gevonden.

Toch heeft uw zoon jaren later in deze zaal opnieuw met Verhofstadt gepraat.

ANCIAUX: Niet alleen met Verhofstadt, maar ook met mensen als Marc Verwilghen (VLD) en Johan Van Hecke (toen CVP).

COVELIERS: Zelfs ik was erbij, want als fractieleider moest ik die zaal hier afhuren.

ANCIAUX: Het was de periode net na de Dutroux-affaire. Bert meende dat de tijd gekomen was voor een politieke wending, en dus voor een nieuwe partij.

Zoals u al aanhaalde, heeft Bert Anciaux tijdens zijn voorzitterschap voor een korte electorale opflakkering kunnen zorgen.

ANCIAUX: En in 1997 in Leuven voor een prachtig, heel progressief congres. Jef Valkeniers kon zich toen helemaal niet in de resoluties vinden en is naar de VLD getrokken. Maar Jef was eigenlijk altijd al een liberaal. Iets wat niet van Hugo gezegd kan worden.

COVELIERS:(grinnikt) Vroeger had ik een hart, nu heb ik verstand.

ANCIAUX: Na dat congres en na de mislukking van gesprekken in Zaal F begon Bert na te denken over manieren om de VU te verruimen. Uiteindelijk heeft hij ID21 opgericht. In die periode zijn de tegenstellingen binnen de VU onder invloed van de groep rond Geert Bourgeois steeds scherper geworden. Op elk partijbestuur en tijdens elke vergadering was er ruzie.

COVELIERS:I know the feeling.

ANCIAUX: In die tijd zei ik tegen een van de aanhangers van Bourgeois: ‘Man, je weet toch dat jullie de Volksunie op deze manier kapot zullen maken?’ Hij antwoordde dat dát net hun bedoeling was omdat ze zich wilden ontdoen van Bert en Patrik Vankrunkelsven, die toen voorzitter was. Alleen rekenden ze erop onder de naam Volksunie te kunnen doorgaan, maar daarvoor kregen ze te weinig stemmen in het ledenreferendum dat aan de boedelscheiding voorafging. Het is dus niet Bert die de partij kapotgemaakt heeft.

COVELIERS: Zij hebben zich ongelooflijk vergist. Ze willen iets bereiken dat in heel Europa mislukt is: een vooruitstrevende ethische houding combineren met een collectivistische visie op de economie. Wie zichzelf liberaal noemt, moet niet alleen op ethisch vlak een vrije houding aannemen, maar de mensen ook vrij laten in hun economische relaties.

ANCIAUX: Het programma van Spirit is niet veranderd, maar volgens onze partijvoorzitter Geert Lambert is het eigenlijk altijd al links-liberaal geweest. Zelf vind ik die term verkeerd en niet passend, maar ik sta wel achter het programma.

COVELIERS: Lambert noemt zich volgens mij alleen maar links-liberaal om het onderscheid tussen Spirit en de SP.A in de verf te kunnen zetten.

In elke Vlaamse partij zitten nu ex-VU’ers. Kan het gedachtegoed zo invloed blijven hebben?

COVELIERS: In elk geval worden de Vlaamse opties van de VU in de traditionele partijen nu beter verdedigd. Als de VLD vandaag nog een beetje standhoudt in het dossier over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, dan is dat dankzij die Vlaams-nationalistische inbreng. Al zal de komende maanden moeten blijken hoe sterk de Vlaamse reflex van de VLD en de andere Vlaamse partijen is. Zullen ze zich vastklampen aan de macht of zullen ze hun beloftes in verband met Brussel-Halle-Vilvoorde gestand houden? Als de VLD en SP.A-Spirit hun Vlaamse beloftes in de federale regering niet nakomen, verliezen ze hun laatste restje geloofwaardigheid. Ik hoop dus dat we het nieuwe jaar met een gesplitste kieskring zullen ingaan.

ANCIAUX: Ik ook.

COVELIERS: Zonder daar een prijs voor te betalen.

ANCIAUX:(glimlacht) En daar zit natuurlijk het probleem.

Patrik Vankrunkelsven zei onlangs in ‘Knack’ dat er onderhuids nog een netwerk van ex-VU’ers aanwezig is dat geactiveerd kan worden. Klopt dat?

ANCIAUX: Er bestaat een informeel netwerk van mensen die elkaar goed kennen en over het algemeen nog vriendschappelijk met elkaar omgaan. Meer niet.

COVELIERS: Vergelijk het met het old boys-netwerk bij de politie: als je het nodig hebt, kun je het gebruiken. Als er een bepaald probleem rijst, is het soms makkelijker om daarover met een gewezen partijgenoot te spreken dan met iemand die je niet kent. Maar dan kun je evengoed zeggen dat de jezuïeten zo’n netwerk hebben, of de loge.

Sommigen beweren dat elke VU’er in zijn hart een republikeinse separatist blijft.

COVELIERS: Ik word dat elke dag meer en meer.

ANCIAUX: Ik ben nooit een separatist geweest. Het streven naar separatisme is negatief, destructief en bovendien onmogelijk binnen de Europese constellatie. Daarbij komt nog dat ik als uitgesproken federalist én Brusselaar dom zou zijn om voor separatisme te ijveren. Want dan verliezen we Brussel. Ik heb nog nooit een realistisch antwoord gekregen op de vraag wat er met Brussel moet gebeuren na een scheiding.

COVELIERS: Het voortbestaan van België is voor mij geen doel op zich. Ik wil België ook niet per se doen barsten, maar misschien kan het gewoon niet anders.

Door Ann Peuteman en Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content