De man die dieren als mensen schilderde

DE KOE MET DE PARASOL Wilde verbeelding en een gevoel voor vlammende kleuren. © Metropolitan Museum of Art, New York

Liefde en lijden verenigen zich in het wonderbaarlijke universum van Marc Chagall met Russische, Joodse en Franse ingrediënten. De grote retrospectieve in Brussel schetst het hele panorama van zijn leven en werk, van Parijs tot de Provence.

Hij werd geboren onder de tsaren, stichtte een kunstschool onder de bolsjewieken, stortte zich in de bijenkorf van de avant-garde in Parijs, vluchtte voor het antisemitisme naar Amerika, zocht na de Tweede Wereldoorlog het paradijs in het Franse zuiden en ontsliep er vredig in zijn achtennegentigste levensjaar. Een wandelende Jood was hij, Marc Chagall, en wel een erg bedrijvige. Tekeningen en tapijten, potten en mozaïeken, etsen en gouaches, boekillustraties, fresco’s, theaterdecors en een vracht olieverfschilderijen.

Overal bracht hij dezelfde vertrouwde motieven aan, in onuitputtelijke variaties. De realiteit en de fabels van de Russische wereld, figuren en folklore van de Joodse traditie, de grote liefde en het grote lijden. Eindeloos veel weelderige bloemenruikers ook, om het leven te vieren in het licht en de kleuren onder de Franse zon. De grote retrospectieve die op 28 februari landt in de Koninklijke Musea voor Schone kunsten in Brussel, schetst het hele panorama van zijn leven en werk.

In een tijdperk dat breed openlag voor de ontwikkeling van een nieuwe kunst, had hij genoeg zin voor avontuur om in 1911 moedertje Rusland in te ruilen voor Parijs, de grootste brandhaard van de moderniteit. Onbemiddelde jonge kunstenaars klitten er samen in de rotonde van een bijenkorf (la Ruche) in Montparnasse. Ze konden er voor geen geld een van de 140 ateliers betrekken. Geflankeerd door schilders als Fernand Léger, Chaim Soutine, Amedeo Modigliani en Robert Delaunay, en vooral door de dichtende goeroe Guillaume Apollinaire, absorbeerde Chagall de principes die ten grondslag lagen aan het kubisme en zijn afgeleiden: vormen worden herleid tot hun geometrische essentie, de kleur zelf wordt gebruikt als vorm, de terugkeer naar de magische kern en de primaire vormentaal van ‘natuurvolkeren’.

De loubok (volksprenten) en iconen uit zijn land van herkomst leverden al voldoende magische elementen om Chagall te inspireren. Hij toetste ze naar hartenlust aan zijn eigen wilde verbeelding, zijn gevoel voor vlammende en contrasterende kleuren, en de lessen van het kubisme (selectief toegepast).

Chagall zag in Parijs een stralende toekomst voor zich weggelegd, maar dan wel in het gezelschap van zijn jeugdliefde die hij in Rusland had achtergelaten. Terwijl hij Bella Rosenfeld ging halen om met haar te trouwen, brak de Eerste Wereldoorlog uit, en was er van een snelle terugkeer naar Parijs geen sprake meer. Maar een schilder werkt nu eenmaal met het materiaal dat hem ter beschikking staat, en Bella werd de ster op een trits liefdesschilderijen, bevolkt met primitieve motiefjes, voorzichtig kubistisch gecomponeerd, maar fel en contrastrijk van kleuren.

Joods Theater

De geschiedenis bleek meer voor hem in petto te hebben, want midden in zijn landelijke geluk zag hij de aantocht van de Russische Revolutie, die hem dwong om kleur te bekennen. Zonder verpinken liet hij zich benoemen tot kunstcommissaris voor de regio Vitebsk, en had grootse ideeën voor de kunstschool die hij er oprichtte. Met de benoeming van Kazimir Malevitsj en El Lissitzky tot leraren, haalde hij de grootste nieuwlichters binnen, die ook zijn eigen ondergang betekenden. De heren richtten onder zijn ogen een afdeling ‘suprematisme’ op – een puur geometrisch-abstracte kunst met radicale opvattingen over ruimte.

Dat was voor Chagall een brug te ver, en hij maakte zich uit de voeten. Het Joods Theater in Moskou kon een decorateur gebruiken, en met Chagall kregen ze er ook een decor- en kostuumontwerper, en zelfs een halve regisseur bij.

Dat hij ooit naar de Lichtstad zou terugkeren, stond in de sterren geschreven. Hij koos in 1923 een route via Berlijn – waar hij in 1914 op weg naar Parijs al geëxposeerd had bij de galerie van Herbert Walden – en stelde vast dat er van alles wat hij toen had getoond geen spoor meer te bekennen viel. Hij sleepte Walden voor de rechter, maar te bewijzen viel er niets. Pas gearriveerd in Parijs, spoedde hij zich naar zijn oude stek in La Ruche om er zijn achtergelaten spullen en licht surrealistische landschapsschilderijtjes op te halen. Maar ook hier bleek alles spoorloos verdwenen.

Behept met een tomeloze werkkracht, borduurde hij verder op beproefde recepten en zag zijn reputatie steil de hoogte ingaan toen de grote handelaar en promotor van moderne kunst Ambroise Vollard hem in 1927 een reeks etsen voor een nieuwe uitgave van de fabels van Lafontaine toevertrouwde. De klus was Chagall, die dieren als mensen en mensen als dieren schilderde, op het lijf geschreven. Maar de goegemeente vond het maar niks dat een parel van het Franse patrimonium in handen werd gegeven van een geboren Rus, een Jood op de koop toe. Het kwam tot een parlementaire tussenkomst, die Chagalls roem alleen maar vergrootte.

Tegen het groeiende antisemitisme in Europa stond ook hij machteloos. Smartelijke figuren kwamen zijn schilderijen bevolken, met navenant schrille kleuren en donkere schaduwen. Onder het naziregime werd zijn schilderij van een Rabbi door de straten van Mannheim in processie rondgedragen om door het volk te worden gehoond. Andere werken van hem in Duitse collecties werden als ‘ontaarde kunst’ in het buitenland verkocht. De stad Luik kocht in 1939 in Lüzern La maison bleue.

Maar ook in Frankrijk werd Chagall geviseerd. Het nazivriendelijke Vichy-regime deporteerde systematisch Joden naar de nazikampen. Hoewel hij intussen het Franse staatsburgerschap had verkregen, vluchtte de kunstenaar in het begin van de Tweede Wereldoorlog met zijn vrouw en dochter naar de Verenigde Staten, waar hij enkele jaren ongestoord en met succes kon werken en tentoonstellen. De verhoopte terugkeer naar Frankrijk in 1948 werd overschaduwd door de plotse dood van Bella.

Enige dochter Ida nam het leven en de carrière van haar vader in handen. Eerst bezorgde ze hem een minnares in de persoon van een nieuwe huishoudster, en nadien een vaste levensgezellin tot het eind van zijn dagen, Valentina Brodsky (Vava).

In Vence in de Provence, waar hij zich vestigde, waande Chagall zich in het Aards Paradijs, in de Bijbelse betekenis van het woord. Naast tal van odes aan de liefde en de natuur, schilderde hij ook een serie monumentale doeken met de Bijbelse Boodschap.

De grote expo in Brussel brengt meer dan 200 werken samen uit alle periodes van zijn leven, en presenteert in primeur de eerste vertaling uit het Russisch van zijn gedicteerde memoires uit 1977. Chagall legde er zijn hele ziel in bloot: ‘Ik bleef maar rondtollen, op zoek naar dat ene plekje dat me ergens kon van genezen, me kon helpen om ‘buitenaardse’ doeken te schilderen, geen academische, geen formele, maar doeken die me vrede zouden schenken en als tranen in de lucht zouden blijven hangen.’

DOOR JAN BRAET

‘Ik bleef maar rondtollen, op zoek naar dat ene plekje dat me kon helpen om ‘buitenaardse’ doeken te schilderen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content