“Op film moet je het breedsprakige inperken zonder dat het verwatert.” Kevin Kline over Shakespeare in de bioscoop.

Hoewel hij meer pijlen op zijn boog heeft, heeft Kevin Kline iets met Shakespeare. Voor het New York Shakespeare Festival speelde de Amerikaanse acteur Richard III, Henry V, de Hertog in Measure for Measure, Benedick in Much Ado About Nothing en twee keer Hamlet. En nu speelt Kline (52), die via het Newyorkse toneel in Hollywood terechtkwam, Nick Bottom in zijn eerste Shakespearefilm A Midsummer Night’s Dream van Michael Hoffman. In deze dolle komedie vol maskerade-elementen zijn enkele favoriete thema’s van de Bard aan de orde, waarbij een aantal tegengestelde begrippen voortdurend met elkaar botsen: schijn en wezen, bedrog en zelfbedrog, passie en beheersing, orde en chaos.

De ongelofelijke kneedbaarheid van Shakespeare, wiens teksten aangepast kunnen worden aan iedere tijd en plaats, wordt nogmaals bewezen met deze grotendeels in Romeinse studio’s gedraaide productie, die niet langer speelt in een antiek Athene maar in het Toscane van 1900. Het sensueel glinsterend woud waarin de geliefden en hun achtervolgers verdwalen en waar onder invloed van een liefdesdrankje chaotische passies ontbranden, werd volledig nagebouwd op een groot studioplateau van Cinecittà. De amoureuze strijd tussen de elfen en de romantische perikelen van hun menselijke marionetten worden rijkelijk overgoten met Italiaanse operamuziek.

De jonge liefdespaartjes worden gespeeld door Calista Flockhart en Christian Bale; Anna Friel en Dominic West. David Strathairn is Theseus, de hertog die op trouwen staat. Michelle Pfeiffer is Titania en Rupert Everett is Oberon, het vorstenpaar van het elfenrijk. Stanley Tucci is de kabouter Puck, Oberons dienaar die met zijn guitenstreken de plannen van de vier geliefden in ’t honderd stuurt.

Maar de betoverende show in het delicaat schimmenspel wordt gestolen door Kevin Kline. De rol van Nick Bottom, de wever en amateurtoneelspeler, is de ster uit Cry Freedom en In & Out op het lijf geschreven en biedt hem de kans om naar hartelust de cabotin uit te hangen. Maar Kline suggereert ook de kwetsbaarheid achter de façade van flamboyante theatraliteit. Hij gelooft zijn eigen ogen niet als hij in het betoverend woud in een ezel wordt getransformeerd (Kline draagt geen masker maar er groeien wel ezelsoren uit zijn behaarde kop) en het hart doet smelten van de elfenkoningin.

Shakespearekenner Harold Bloom noemt Bottom “the playwright’s most engaging character before Falstaff and a triumphant early example of Shakespeare’s invention of the human.”

Kevin Kline: Zoals Falstaff is Bottom doodeerlijk. Falstaff is een personage dat op een briljante manier het onechte doorprikt. Bottom is een ander paar mouwen. Hij omarmt het artificiële, houdt van de transformerende kracht van acteren en hunkert naar een rol van heroïsche en romantische status. Maar in zijn aspiratie om al die rollen zelf te vertolken, geeft hij zich ook bloot.

Harold Bloom merkt ook op dat Bottom zelfs in de meest uitzinnige en extreme situaties zichzelf blijft – zoals bij zijn transformatie in een ezel die de liefde bedrijft met de elfenkoningin. Hij gedraagt zich even natuurlijk in de wereld van de elfen als in het gezelschap van zijn vrienden. Emotioneel is hij heel oprecht, hij kent veel meer zijn eigen gevoelens dan de andere personages die, eenmaal dat ze het liefdesdrankje hebben ingenomen heel onzeker zijn over wat ze willen.

We kunnen ons met Bottom vereenzelvigen omdat we toch allemaal, misschien onbewust, willen geloven dat we in staat zijn te groeien en te veranderen.

Was u meteen gewonnen voor de benadering van Bottom in deze film, die behoorlijk afwijkt van de meeste versies?

Kline: Gewoonlijk is hij meer een clown. Shakespeare schrijft trouwens zelf in het vierde bedrijf: “Enter the Clown”. Michael Hoffman maakte de clown ook aangrijpend. Wanneer we in het vijfde bedrijf arriveren – het stuk in het stuk – is Bottom na zijn betoverende ervaring in het woud niet langer louter een clown. Je ziet nu hoe kwetsbaar hij is. Precies omdat hij echter wordt, wordt het des te grappiger als tijdens de opvoering van alles in ’t honderd loopt. Hoe meer we in een personage kunnen geloven, hoe meer kracht de komedie heeft.

Ik denk dat Shakespeare van onze film zou gehouden hebben, zelfs al hebben we duchtig in de tekst moeten snoeien. Leefde Shakespeare nu, dan zou hij waarschijnlijk voor de film geschreven hebben, wordt altijd beweerd. Dan zou hij zeker begrip hebben voor de praktische problemen met films die veel langer duren dan twee uur. In Shakespeares tijd hadden ze wellicht ook grotere blazen, vandaar dat de spektakels ook langer mochten duren.

Veel Shakespeare-adaptaties situeren zijn drama’s in een andere tijd. Dat gebeurt ook nu weer in “A Midsummer Night’s Dream”.

Kline: Zelf heb ik een Hamlet geregisseerd die ik verplaatste naar het einde van de negentiende eeuw, en ik geloof dat Shakespeare de laatste zou zijn om zich daar aan te storen. In de opvoeringen die hij zelf bracht, droegen zijn acteurs eigentijdse kleren. Julius Caesar werd niet opgevoerd in Romeinse toga’s maar in Elizabethaanse kledij. Ik denk daarom niet dat Shakespeare zich aan een update zou storen. Wel geloof ik dat we toch een beetje moeten teruggaan in de tijd, dat je niet straffeloos zijn stukken naar onze tijd kunt verplaatsen, omdat je toch het kader moet scheppen waarin die antieke taal kan resoneren. Ik kan me moeilijk A Midsummer Night’s Dream inbeelden overgeheveld naar hartje New York anno 1999. Ik heb daar voorbeelden van gezien en altijd weer maak je de bedenking: waarom praten ze zo anders dan wij?

De late negentiende eeuw is perfect voor A Midsummer Night’s Dream: een andere wereld, maar toch al een voldoende herkenbare lichaamstaal om de handelingen van de personages te begrijpen.

Ook voor Hollywood is Shakespeare niet dood, maar springlevend.

Kline: Alleen omdat enkele relatief goedkope Shakespearefilms scoorden aan de kassa, zet Hollywood nu makkelijker het sein op groen.

Wat wij acteurs zo prachtig vinden, is dat het wemelt van de sterke rollen in zijn stukken. Zelfs in Romeo en Julia heb je naast de hoofdrollen nog een aantal geweldige karakters waarin acteurs graag hun tanden zetten. Toch is het lang niet makkelijk een degelijke cast bij elkaar te krijgen, omdat veel filmacteurs de noodzakelijke training ontberen, problemen hebben met zijn verzen en bang zijn om op een roemloze manier af te gaan. De taal blijft de grote uitdaging. De acteur moet een compromis vinden tussen een natuurlijke manier van praten en een al te poëtische voordracht, waarbij je de dialogen bijna gaat zingen. Het is heel moeilijk om de juiste middenweg te vinden.

Al Pacino zegt in “Looking for Richard” dat het niet nodig is om elk woord te verstaan en te kunnen uitleggen, zo lang de acteur maar de essentie vat van het betoog.

Kline: Daar ben ik het nu totaal niet mee eens. De acteur moet precies elk woord begrijpen van wat hij zegt. Als je in een zin uit Shakespeare alleen maar de algemene toon vat, dan ga je het echt vernauwen. Het is precies door de taal dat het algemene specifiek wordt. Bij Shakespeare zit het allemaal in de taal, niet in de actie. Je krijgt trouwens heel weinig regie-aanwijzingen, hooguit een “Enter” en “Exit”. Maar nooit iets in de stijl van: hij wandelt naar de schrijftafel, neemt een boek ter hand, kijkt in de spiegel, strijkt met zijn hand door zijn haar. Nee, het verhaal wordt verteld door de taal. Het ergste Shakespeare-acteren is dat waarin alles veralgemeend wordt. Het probleem is niet alleen dat die taal vierhonderd jaar oud is maar ook dat Shakespeare veel woorden verzon, dat hij een eigen taal heeft uitgevonden. Voor een acteur van nu is het heel moeilijk om dit ten volle te begrijpen, maar je moet je er door worstelen. Zonder er ooit zeker van te zijn dat je het precies begrijpt zoals Shakespeare het vier eeuwen geleden bedoeld heeft en zoals een publiek het toen hoorde.

Wat heeft Shakespeare volgens u het publiek van nu te bieden?

Kline: Behalve dat hij op het gebied van poëtische taal het hoogste heeft bereikt wat iemand in zijn vak kan bereiken, is er natuurlijk zijn ongelofelijk veelomvattend en diep inzicht in de menselijke staat, dat is wat hem zo tijdloos en universeel maakt. Zoals onze vriend Harold Bloom al zei: voor het eerst zie je in dramatische literatuur herkenbare mensen. Zijn personages zijn zo veelomvattend omdat ze, zoals wij allemaal, gecompliceerd zijn. En dan is er ook nog zijn wereldbeeld. De waarheid die hij onthulde is een grote waarheid, ze beperkt zich niet tot een kleine kring of enkele aspecten van het leven. Hij ontvouwt een reusachtige waaier van menselijke ervaringen. En wanneer hij een bepaalde wereld volledig had verkend, schiep hij een andere wereld.

Wat was de grootste moeilijkheid om “A Midsummer Night’s Dream” naar film te vertalen?

Kline: Hetzelfde probleem als met alle Shakespeareverfilmingen. Er is is iets aan het filmmedium – de illusie van het documentair realisme, de camera die de realiteit vastlegt – wat ons aanspoort tot ultranaturalistisch acteren. Maar hoe maak je daarin gebruik van dit verhevigd, poëtisch taalgebruik? Je zou Shakespeare natuurlijk ook heel neutraal kunnen voordragen, maar dat zou wringen, want zijn poëzie is ook heel extatisch, iets wat je niet dient door het allemaal kleurloos en zachtjes op te dreunen. Op het podium ben je gewoon om je volle stem te gebruiken, zodat ze je ook op de achterste rij kunnen verstaan. Bij film moet je het inperken, maar het gevaar is dat het dan verwatert, dat het té verinnerlijkt wordt en je dat breedsprakige verliest dat er bijhoort. Dat is de moeilijkheid: het mag niet te groot en niet te klein zijn.

Je kan je trouwens afvragen of Shakespeare zich wel zo goed leent tot verfilming.

Kline: Ik ken die redering wel: Shakespeare is een kwestie van taal en film is een visueel medium, dus… Maar hoe verklaar je dan My dinner with André, een schitterende film die louter bestaat uit het gesprek van twee mannen aan een tafel?

Shakespeare is trouwens heel visueel. Je zou A Midsummer Night’s Dream ook met een budget van honderd miljoen dollar kunnen maken en van de elfen digitale wonderen waarvan je mond openvalt. Zouden die special effects echt iets toevoegen aan het stuk? Met behulp van CGI had men ook mijn transformatie tot ezel wonderbaarlijk kunnen maken. Ik denk dat die visuele stunts de taal en de poëzie hadden ondermijnd. Ik hou meer van een van alle franjes bevrijde Shakespeare. Ik voerde mijn Hamlet op een nagenoeg leeg podium op.

Wat maakt Michelle Pfeiffer zo geschikt voor de rol van Titania, de elfenkoningin?

Kline: Ze heeft niet alleen de perfecte leeftijd voor de rol, maar ook de kwetsbaarheid en bovenaardse schoonheid. Ze heeft zelfs iets vorstelijks. Titania belichaamt de kwintessens van vrouwelijkheid, ze is de oermoeder. Een jongere actrice had zeker dat koesterende niet kunnen overbrengen. Het is beslist geen rol voor een ingénue. En dan is er ook Michelles liefde voor Shakespeare, voor poëzie. Je ziet haar genieten van de sensualiteit van de rol.

Wie is uw favoriete Hamlet?

Kline: Mijn favoriete Hamlet is die Russische acteur – Innokenti Smoktunovsky – uit de Russische versie van de vroege jaren zestig met een score van Dmitri Sjostakovitsj.

Als taal zo belangrijk is, hoe kan u dan een Russische acteur verkiezen?

Kline: Voor mij leek hij op Hamlet en gedroeg hij zich zoals Hamlet. Zelfs al kon ik de woorden uit zijn mond niet begrijpen en was ik aangewezen op de onderschriften, toch begreep ik wat hij voelde. Ik denk zelfs niet dat hij in onberijmde verzen sprak maar dat het omgezet was in proza. Er was in ieder geval iets dat de taalbarrière transcendeerde. Noem het authenticiteit. Voor mij was hij Hamlet, veel meer dan alle Engelse vertolkingen die ik gezien had. Het is buitengewoon wat hij doet. Wanneer hij de geest van zijn vader ziet, moeten ze hem in bedwang houden. Hij is niet bang van de geest, maar wil hem vastgrijpen, die grote, angstaanjagende zwarte schaduw in de wolken, terwijl Sjostakovitsj’ dissonante muziek aan het zwellen is. Hij stormt op een tragische manier op zijn lot af. Ik heb het nog nooit zo briljant gespeeld gezien. Tijdens een van zijn grote monologen hoor je alleen zijn “voice over”, je hoort zijn gedachten en je ziet in zijn ogen hoe gekweld hij is, die machtige maar ook kwetsbare prins.

Wat vond u van de oude Max Reinhardt-filmversie van “A Midsummer Night’s Dream” uit 1935?

Kline: Ik hield er niet van, maar zelfs Max Reinhardt hield er niet van, hij regisseerde maar de helft van de film, de rest liet hij aan een assistent over. Het was geen prettige ervaring, de film werd ondergerepeteerd en overgeproduceerd. Mickey Rooney zat waarschijnlijk aan de drugs, u weet hoe ze al die kinderacteurs zoals Rooney en Judy Garland moesten oppeppen met benzedrine opdat ze veertien uur aan een stuk in de filmstudio konden werken. Misschien komt het wel daardoor dat Mickey Rooney er zo opgewekt bijloopt. Ik ben gek op James Cagney, maar zijn Bottom is zeker niet een van mijn favoriete rollen.

U kreeg uw enige Oscar voor de mannelijke bijrol in “A Fish Called Wanda”. Teleurgesteld dat u geen erkenning krijgt voor veel subtieler werk, bijvoorbeeld in “The Ice Storm” van Ang Lee?

Kline:The Ice Storm kreeg juichende kritieken, maar toen het tijd was voor prijzen, werd hij over het hoofd gezien: geen Golden Globes, geen Oscars. Wat ik heel erg vond voor Ang Lee, een briljant filmmaker. Veel mensen vonden het een downer, té depressief. Ik heb er mij bij neergelegd dat subtiliteit en terughoudendheid bijna nooit opgemerkt, gewaardeerd, laat staan beloond worden.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content