De kus van de muze

La Petite Bande en Sigiswald Kuijken. © GF
Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Twee goede platen die verschijnen, dat is mooi. Twee goede platen die samen verschijnen, dat is toeval. Twee goede platen die samen verschijnen en daardoor een oud verhaal van een pointe voorzien: tja, dat is mooi toeval.

Jaren geleden zat ik samen met enkele popmuzikanten. Tot even voordien had ik bij hen gehoord en er werd bijgepraat. Iemand had Blood on the Tracks opgezet, de prachtplaat van Bob Dylan, waarover ooit raak werd gezegd dat als God bestond, Hijzelf deze collectie liedjes zou hebben geschreven. Er ontstond een lange stilte die alleen onder vrienden geen ongemak veroorzaakt, en waarvan de sinds lang bekende songs gebruik maakten om zich volkomen hernieuwd als meesterwerk te tonen. Ik zei: ‘Wat is dit goed.’ De zanger, nochtans een musicoloog, antwoordde: ‘Even goed als Bach.’ Half gemeend, dat is hier deels mijn punt, maar ook half om iets uit te lokken, want hij wist wat Bach voor mij betekent. Ik wilde bezwaar maken tegen zijn vergelijking, maar de genadestoot kwam snel: ‘de Brandenburgse Concerto’s?’

Knal! De aloude, zinledige maar zo vaak gevoerde discussie over hogere en lagere kunst tot een simpele, praktische casus herleid: onmogelijk kon ik beweren ooit Blood on the Tracks in ruil te willen geven voor de Brandenburgse Concerto’s.

Wat leerde dat me? Niet dat Bach de Brandenburgers op een slechte dag schreef, wel dat ik een hiërarchie moest herdefiniëren.

Dat het componeren van Bach een meer geavanceerde culturele uiting is dan wat eender welke popmusicus doet, is simpelweg waar. Zoals een differentiaalvergelijking oplossen opzienbarender is dan tellen, of Chaim Soutine meer gevorderd dan Andy Warhol.

Wat over alle disciplines heen echter één en ondeelbaar is, en het meest fundamentele wat ons in kunst aanspreekt, is de inspiratie. Het idee. De inval. De kus van de muze. Het godsgeschenk. De rest is smaak, talent en geschiedenis.

Dat alles kwam me weer helder voor de geest toen zopas een nieuwe opname verscheen van, jawel, de Brandenburgse Concerto’s, door La Petite Bande en Sigiswald Kuijken. Een fantastisch werkstuk: deze musici hebben de staat van wijsheid bereikt waarin ze niet meer hoeven te ‘interpreteren’. Ze vallen bij het spelen gewoon samen met de muziek, en dat is in Bachs geval het hoogst denkbare compliment.

Tegelijk verscheen The Accident (and Other Love Stories), het nieuwe werkstuk van de kompanen van weleer, die nu Spencer the Rover heten – voor het geval u dat enigszins erover vindt: het is de titel van een traditional. Een brok complexloze, goedgemaakte pop, met voor de gelegenheid behoorlijk dichte, gretig imiterende blazersarrangementen en melodieën die duidelijk door een man van veel muziekjes zijn gevonden. En nu moet ik wel met Dylan eindigen: ‘There’s nothing, really nothing to turn off.’

BACH, THE BRANDENBURG CONCERTOS, LA PETITE BANDE, ACCENT 24224. WWW.LAPETITEBANDE.BE; WWW.SPENCERTHEROVER.COM

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content