Interbrew heeft zich in zijn hoogmoed verslikt. Met de overname van Bass nam het bedrijf een onverantwoord risico.

De bierconsumptie was afgelopen zomer maar zwak. Het was te kil en te nat. Dat deerde Interbrew in Leuven echter niet, want daar liepen ze op wolkjes. De Belgische biergroep had net Bass Breweries, de op één na grootste Britse brouwer, gekocht nadat het een paar weken eerder al Whitbread Beer Company, de Britse nummer vier, had ingelijfd. Interbrew werd daardoor de tweede brouwer ter wereld, na de Amerikaan Anheuser-Bush (van Budweiser), en het was groter dan het Amsterdamse Heineken. Zulke overwinningen smaken de strijders van de globale economie. Zij dromen over big, bigger en vooral the biggest.

Voorzitter van de raad van bestuur Paul De Keersmaeker en topman Hugo Powell genoten van hun heldenrol. Moeiteloos brachten ze de biergroep in december naar de beurs. Het was de grootste beursintroductie die België ooit heeft gekend. Daarmee was Interbrew klaar voor nieuwe veroveringen. Het heldendom heeft echter maar zes maanden geduurd. Want Heineken krijgt zonder slag of stoot zijn tweede plaats terug. Dat hebben de Nederlanders te danken aan de Britse minister voor Handel Stephen Byers die Interbrew verplicht om Bass weer te verkopen. De Belgen hebben een té dominante positie op de Britse markt, daardoor verzwakt de concurrentie en dat is in het nadeel van de bierdrinkers.

De ‘historische families’ achter Interbrew – Spoelbergh, Van Damme en Mévius – hebben de afgelopen tien jaar een pak risico’s genomen om de internationale expansie van hun groep mogelijk te maken. Met de beursgang traden zij uit hun traditionele beslotenheid, al hebben ze daar zelf financieel voordeel bij en behouden ze met meer dan driekwart van de aandelen de absolute macht. Het Britse avontuur bevalt de families niet. Ze zijn ontevreden over het management. De toekomst van gedelegeerd bestuurder Hugo Powell wankelt, wellicht moet zelfs Paul De Keersmaeker aan zijn pensioen gaan denken.

ECONOMISCHE FORMULE 1

De bestuurders van Interbrew, de vertegenwoordigers van de families dus, waren halverwege vorig jaar weinig enthousiast over de overhaaste koop van de grote Britse brouwer. Ze waren een beetje bang om 155 miljard frank voor Bass op tafel te leggen, zonder er zeker van te zijn dat de Europese en Britse autoriteiten met die koop akkoord zouden gaan. Een drietal jaar geleden trok de Britse regering immers al een streep door de plannen van Carlsberg om Bass te kopen. Iedereen weet dat de concurrentiebewakers de brouwers wantrouwen.

Maar het management kon die twijfels pareren. Interbrew kocht Bass zonder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de overheid. Zoiets is geen vergetelheid, daar hebben dure advocaten en zakenbankiers over nagedacht. Hugo Powell nam het risico om een voorsprong op andere kandidaat-kopers te nemen. Na de mislukte overnamepoging van het Franse Kronenbourg – ‘een voor Interbrew niet te missen deal‘ – wou hij geen tweede keer naast het succes grijpen. Interbrew zou Heineken in een risicobocht passeren, dit was de Formule 1 van de wereldeconomie.

Hugo Powell hekelt de Britse beslissing nu als excessief en totaal buiten proportie. Hij heeft gelijk. In Europa wordt het beheersen van bijna 40 procent van de markt als concurrentieverstorend beschouwd. Met Bass veroverde de Leuvense brouwer 38 procent van de Britse biermarkt, zonder Bass blijft het steken op 14 procent. De Britse overheid vreesde vooral dat Interbrew en Scottish & Newcastle met hun tweetjes het bierleven zouden domineren, twee op de drie geschonken pintjes komen uit hun fabrieken. Onterecht of niet, het is onbegrijpelijk dat Interbrew geen rekening hield met de mogelijk negatieve beslissing van minister Byers. Een megagok of zelfoverschatting?

Formeel kan Interbrew weinig tegen het verkoopbevel inbrengen. Bass staat dus te koop en kandidaat-kopers zijn er genoeg. Maar zij zullen voor die gedwongen verkoop met minder geld over de brug komen dan de Leuvenaars voor hun overwinning veil hadden. Analisten verwachten dat Interbrew er twintig tot dertig miljard frank bij zal inschieten.

De beleggers zijn terug bij af. De koers van Interbrew is afgebrokkeld. De beleggers die op 1 december 2000 in de Belgische biergroep stapten, voelen zich bedot. Het beursprospectus minimaliseerde het Britse risico. Interbrew heeft weliswaar een probleem, maar verkeert niet in een crisis. Het blijft een van de sterkste brouwerijgroepen.

Het grootste gevaar is dat de ‘bezittende families’, na dit fiasco van het eigenzinnig management, minder geneigd zijn om risico’s te nemen. Is het elan van tien jaar opeenvolgende successen doorbroken? Een andere grote overname kan de aandacht van de Bass-nederlaag afwenden en de beurs nieuwe moed geven. Alles is mogelijk, Interbrew lijkt dan ook in niets op Lernout & Hauspie.

G.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content