Laatstejaars staan voor een belangrijke keuze. Wie kan hen helpen?

Het is al jaren bekend: slechts een op de twee Vlaamse studenten slaagt in het eerste jaar hoger onderwijs. Of anders gezegd: een op twee slaagt niet. Dat is een van de hoogste scores van Europa en heel wat mensen maken zich zorgen over het financiële plaatje, maar ook over de psychische kostprijs voor de jongeren die niet geslaagd zijn. Mislukken is voor niemand prettig.

Sinds jaren worden daarom verklaringen gezocht bij dat resultaat. Wetenschappers doen onderzoeken, houden enquêtes en publiceren studies, met één constante: niemand krijgt de zwartepiet toegeschoven. Integendeel, zowel het secundair als het hoger onderwijs proberen de slaagscore voortdurend omhoog te krijgen. En ook dat al jaren.

Een van de gesuggereerde oplossingen was om het advies van de klassenraad bindend te maken. Wie kent immers de leerlingen beter dan de leraren die hen jarenlang les hebben gegeven? Het zou dus de vergadering van alle leraren zijn die beslist of een leerling van het zesde jaar in het hoger onderwijs mag starten of niet. Maar dat ging te ver. De klassenraad brengt wel advies uit, maar de toegang tot het hoger onderwijs blijft open. België is trouwens een van de weinige Europese landen waar iedereen met een geldig getuigschrift secundair onderwijs aan hoger onderwijs mag beginnen waar hij of zij wil. De keerzijde van de medaille is het hoge aantal mislukkingen, ondanks het feit dat ons secundair onderwijs een van de beste ter wereld is.

Steeds meer mensen zijn zich beginnen realiseren dat de lage slaagcijfers vooral veroorzaakt worden door de manier waarop leerlingen hun studie kiezen. Sinds 1999 bestaan er dan ook verscheidene ‘werkboeken’ waarmee laatstejaars begeleid worden in hun zoektocht. Een daarvan is KiesKeurig, uitgegeven door de Dienst Studieadvies van de KU Leuven. De samenstellers – Lieve Schodts en Bart Dejonghe – baseerden zich op wetenschappelijk onderzoek rond keuzetheorieën en schoolpsychologie en op de ervaring die ze in de loop der jaren opdeden.

Lieve Schodts: ‘Vroeger bestonden boekjes waarin alleen de informatie over de mogelijke studierichtingen werd opgenomen. Maar we zagen dat in de zomermaanden nog veel studenten kwamen aankloppen. Ze konden niet kiezen omdat ze niet goed wisten wat het verschil is tussen bijvoorbeeld pedagogiek of psychologie, omdat ze zichzelf niet goed konden inschatten of omdat ze niet durfden te beslissen. Het was dus duidelijk dat informatie over de studies – hoe belangrijk ook – op zich niet voldoende was.’

Bart Dejonghe: ‘Daarbij kwam dat de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s) vraaggestuurd gingen werken. In sommige scholen wordt het CLB snel te hulp geroepen, in andere scholen wordt het amper geraadpleegd. Dat gaat trouwens ook op voor de begeleiding van de studiekeuze. Sommige scholen organiseren heel veel, anderen beperken zich tot de Studie- en Informatiedagen (SID-in’s).’

De diensten Studieadvies van de verschillende universiteiten zagen zich allemaal met dat probleem geconfronteerd. Dus stelden ze zich de vraag: hoe kunnen we die keuze begeleiden? Wat moeten leerlingen weten over het hoger onderwijs, over zichzelf en over de manier waarop je een weloverwogen keuze maakt?

KiesKeurig is een denk- en doeboek geworden. Het geeft zowel de objectieve informatie – welke studies bestaan er? welke beroepen zijn er? – als subjectieve informatie: praten met mensen uit het beroep of met oud-leerlingen die aan een universiteit of hogeschool studeren is een belangrijk onderdeel. Het boekje geeft zowel opdrachten voor bijvoorbeeld een bezoek aan de SID-in’s als informatie over zelftests. Interessant is dat leerlingen van het ene deel naar het andere kunnen springen, dat regelmatig een stand van zaken wordt opgemaakt en dat leerlingen en leraren dingen kunnen overslaan of toevoegen. Er is één beperking: het is opgesteld vanuit de idee om te helpen bij de keuze voor hoger onderwijs. Andere mogelijkheden – werken, of werken en leren – zijn te vinden in de brochures van de CLB’s.

Toch is er een probleem, zeggen sommige leraren. Scholen deden vroeger ook veel inspanningen om hun leerlingen te helpen bij de studiekeuze, maar sinds dat een verplichting is geworden – de doorlichting mag het controleren – en de CLB’s anders werken en niet veel tijd meer hebben, kiezen ze voor zekerheid. De administratieve aanpak verdringt het echte advies dus. Enkel in een gesprek met leerlingen en hun ouders geven leraren nog gericht advies. Een onbedoeld bijverschijnsel van de remedie.

‘HET LIJKT WEL HUISWERK’

Leerlingen snakken naar informatie, daar zijn hun leraren het over eens. Maar de vorm van de informatie stoort veel leerlingen. Ze vinden dat al die studiekeuzedossiers erg bureaucratisch overkomen – ‘het lijkt te veel op huiswerk maken’ – en zien echt het nut niet van het invullen van zo’n dossier.

Van hun kant benadrukken mensen van de diensten Studieadvies dat het niet de bedoeling is om iedereen verplicht door het keuzeproces te jagen. Een kleine groep heeft de aangeboden instrumenten niet nodig om te kiezen, maar de meerderheid kan best een steuntje gebruiken. En dan levert elk studiekeuzedossier handige tips.

Schodts: ‘Wat zien we? In veel gevallen verzamelen leerlingen wel de informatie, maar daar stopt het. Belangrijker is dat de leerlingen terugkoppelen en de gevonden informatie toepassen op zichzelf. Dat komt veel minder voor. En nochtans is dat de bedoeling, want je kiest voor jezelf, niet voor een ander.’

Dejonghe: ‘Kiezen is een proces dat we proberen zo goed mogelijk te structureren en zo concreet mogelijk te maken. Veel factoren spelen daarbij een rol: de studierichting in het secundair onderwijs bepaalt al een stuk, maar niet alles. Sommige leerlingen kunnen wat met faalangst kampen, of komen uit een sociaal milieu waar hogere studies niet zo voor de hand liggen. Zij kunnen een steuntje in de rug gebruiken. Anderen moeten wat afgeremd worden in hun zelfoverschatting. Zelftests kunnen helpen om te zien of een studierichting de leerling ligt. Open lesweken kunnen jongeren doen beseffen dat hogere studies toch wel anders zijn dan middelbaar onderwijs. Het tempo ligt hoger, de manier van lesgeven is anders, de leerstof zwaarder. Begeleiding is dus belangrijk.’

Schodts: ‘Zeker in richtingen waarbij jongeren eigenlijk geen concreet beeld hebben van het studiepakket, de inhoud van de vakken en de eisen die gesteld zullen worden, is begeleiding en informatie erg belangrijk. Niemand gaat wiskunde, geschiedenis of talen studeren als hij of zij er niet goed in is. Maar voor brede richtingen als bijvoorbeeld rechten, criminologie, socio- logie en psychologie – studierichtingen waarvan het studiepakket en de toetredingseisen niet zo duidelijk zijn – missen zij een spiegel.’

Dejonghe: ‘Samengevat durven we te stellen: goed kiezen is goed geïnformeerd kiezen. Vandaar onze raad: informeer je grondig over het studieaanbod en de beroepswereld. Leer ook jezelf kennen: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik? Zoek ook uit of je de studierichting aankunt of een risico-student bent. Anders gezegd: vraag je af of je bekwaam én bereid bent veel te studeren, of je je tijd kunt beheren, waarom je die studie volgt en wat je van een later beroep verwacht. Maar de laatste stap is toch: durf ervoor te gaan.’

Misjoe Verleyen

Informatie over de studies is op zich niet voldoende.

‘De laatste stap is toch: durf ervoor te gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content