De jacht op topvoetballers

Het is weer druk op de transfermarkt in het internationale voetbal. Oliesjeiks, schimmige Russen en gehaaide managers laten het geld eens te meer duchtig rollen. Maar welke logica zit erachter? En hoe kan iemand die beroepshalve tegen een bal trapt, zoveel waard zijn? Voetbalclubs blijken legendarisch slecht in het aanwerven van geschikt personeel.

Begin oktober 1893 daverde de voetbalwereld op zijn grondvesten. De Schot Willie Groves, de sierlijkste voetballer van de Britse eilanden, maakte toen de overstap van West Bromwich Albion naar Aston Villa. De transfer lag bijzonder gevoelig, want de twee clubs uit Birmingham zijn aartsrivalen. De vaderlandse pers nam zowel de ‘stropersmanieren’ van Aston Villa als het knettergekke transferbedrag onder vuur. Aston Villa betaalde liefst honderd pond voor Groves, een fenomenaal bedrag voor die tijd.

111 jaar later pronkt James Rodriguez met zijn nagelnieuwe Real Madrid-shirt. Rodriguez is 23 jaar oud, Colombiaans international en heeft zonet een zesjarig contract getekend. Real betaalde naar verluidt 80 miljoen euro voor de topscorer van het afgelopen WK. Het is een bijna jaarlijks terugkerend tafereel in Madrid. Een jaar geleden betaalde de club om en bij de 100 miljoen euro voor de Welshe winger Gareth Bale, tot op vandaag de duurste speler aller tijden. Uiteraard is er ook gemor, omdat de Spaanse samenleving al jaren onder de economische crisis kreunt. Toch lijkt bijna niemand zich nog echt te verbazen over de transfersommen. Astronomische bedragen horen er nu eenmaal bij.

‘Bovendien zit er wel degelijk een economische logica achter die gigantische sommen’, bevestigt econoom Jeroen Schokkaert, die aan de KU Leuven een doctoraat schreef over sportmigratie. ‘Voor échte topspelers zijn zulke bedragen economisch te verantwoorden. Eerst en vooral brengen ze doorgaans een sportieve meerwaarde. Een speler kan natuurlijk altijd geblesseerd raken, maar over het algemeen slagen topclubs erin de transfersom via commerciële inkomsten te recupereren. Een jaar nadat Real Madrid 94 miljoen euro betaalde voor Cristiano Ronaldo, hadden ze dat bedrag al volledig teruggewonnen. Dat gebeurt in de eerste plaats via de verkoop van shirts. Bovendien zorgen grote namen ook voor extra sponsorovereenkomsten, waardoor de clubs meer geld binnenhalen om nieuwe spelers mee te kopen.’

Sugar daddy

Toch zijn astronomische transferbedragen een vrij recent fenomeen. Toen Johan Cruyff in 1974 de duurste speler aller tijden werd, maakte FC Barcelona 6 miljoen gulden over aan Ajax. Zelfs als we dat bedrag indexeren volgens de huidige koopkracht, kostte het ‘Orakel van Betondorp’ amper 8,5 miljoen euro. Daarvoor kun je vandaag niet eens een Rode Duivel binnenhalen – of hij moet Laurent Ciman heten.

De explosie van de transferbedragen kwam er na het Bosman-arrest, in 1995. Voorheen konden clubs het contract van hun speler min of meer stilzwijgend verlengen. Na een procedureslag besliste het Europese Hof van Justitie op 15 december 1995 dat het transferreglement in strijd was met het vrije verkeer van diensten in de EU. Voortaan konden spelers na afloop van hun contract ongehinderd naar een andere club trekken. ‘Het arrest heeft de onderhandelingsmacht bij de spelers gelegd’, zegt Jeroen Schokkaert. ‘Als een club niet toegeeft aan hun eisen, wandelen ze op het einde van hun contract gratis de deur uit. Om dat te vermijden, geven clubs hun spelers dan ook langere contracten. Hoe langer een speler onder contract ligt, hoe hoger de transfersom.’ Bovendien is de voetbalwereld sinds 1995 ook erg gegroeid, weet Thomas Peeters, voetbaleconoom aan de Universiteit Antwerpen. ‘Clubs halen via tv-contracten, sponsoring en merchandising veel meer geld op en kunnen dus veel meer uitgeven aan spelers.’

Naast de sterke economische groei van het voetbal wereldwijd heeft elk land zo zijn eigen trucjes om extra transfergeld in de schaal te werpen. In de Engelse Premier League en bij de Franse topclub Paris Saint-Germain hebben zogenaamde sugar daddies hun intrede gedaan: steenrijke magnaten pompen hun persoonlijke fortuin in hun favoriete speeltje. Het bekendste voorbeeld is de Rus Roman Abramovitsj, die al honderden miljoenen uitgaf om zijn FC Chelsea de UEFA Champions League te zien winnen. In Italië zijn de grote clubs doorgaans in handen van grote bedrijven. In Spanje hebben de clubs met hun grote schare supporters een ideaal drukkingsmiddel om vlot leningen af te sluiten. Zo blijven Real Madrid en FC Barcelona ondanks hun gigantische schuldenberg jaar na jaar tientallen miljoenen aan nieuwe spelers spenderen.

Slechte HR

Dat topclubs meer financiële middelen hebben, betekent overigens niet dat ze verstandigere keuzes maken. Voetbalclubs zijn legendarisch slecht in het aanwerven van het geschikte personeel, betoogt Stefan Szymanski, ’s werelds meest vooraanstaande voetbaleconoom. In Dure spitsen scoren niet, dat hij samen met de Brits-Nederlandse journalist Simon Kuper schreef, veegt de Britse econoom de vloer aan met menig voetbalcliché. Hoge transfersommen blijken volgens hem nauwelijks een invloed te hebben op de eindrangschikking van een club. Managers focussen ook te weinig op het potentieel van spelers, waardoor ze te vaak voor te veel geld spelers kopen die net voorbij hun top zijn. Bovendien slagen maar weinig clubs erin voorbij de waan van de dag te kijken. Uitblinkers op een WK blijken achteraf vaak dure miskopen. ‘Koop nooit een speler net nadat hij op een toernooi heeft uitgeblonken’, bezweren Szymanski en Kuper in hun boek. ‘Iedereen heeft zijn kwaliteiten gezien, maar hij is waarschijnlijk moe en verzadigd.’

En dus slaat de transfercarrousel geregeld op tilt. Zo kwam de Engelse topclub Liverpool eind januari 2011 op het mesjogge idee om zo maar even 40 miljoen euro neer te tellen voor Andy Carroll van Newcastle United. De bonkige spits, een technisch beperkte speler met een reputatie als vechtersbaas en drinkebroer, had op dat moment welgeteld 41 wedstrijden in de Premier League achter de rug. Het seizoen vóór zijn lucratieve transfer speelde hij nog in de Engelse tweede klasse. Tijdens zijn anderhalf seizoen bij Liverpool scoorde Carroll amper zes keer. Ondertussen is hij op de bank verzeild bij het kleinere West Ham United. Enkele dagen voor de komst van Carroll had datzelfde Liverpool nota bene ‘amper’ 26 miljoen euro veil voor Luis Suarez. In tegenstelling tot Carroll zou de Uruguayaanse spits de daaropvolgende seizoenen als een wervelwind door de Premier League razen. Ondanks zijn bijwijlen licht psychopathische gedrag scoorde hij 82 doelpunten in nauwelijks 133 wedstrijden. Suarez verkaste kort na het afgelopen WK voor ongeveer 88 miljoen euro naar FC Barcelona.

Een aalvlugge goalgetter die slechts half zoveel kost als een stijve hark: de economische logica lijkt zoek. Toch zijn er enkele verklaringen. Zo zijn veel voetbalclubs op zijn zachtst gezegd chauvinistisch. ‘Bij veel clubs leeft het idee dat de supporters zich makkelijker identificeren met spelers uit eigen land’, zegt Peeters. ‘Daarom zijn veel Engelse clubs bereid om tonnen geld te betalen voor matige Engelse spelers. Alleen klopt die veronderstelling niet. Uit zowat elk onderzoek blijkt dat supporters in feite goede voetballers willen en dat de nationaliteit van de speler weinig uitmaakt.’ Liverpool heeft met Carroll de klassieke inschattingsfout gemaakt. ‘Vooral bij aanvallers letten clubs te veel op het recente vormpeil’, voegt Peeters eraan toe. ‘Het volstaat dat een aanvaller enkele wedstrijden na elkaar vlot scoort om de interesse van grotere clubs te wekken. Clubs betalen vaak veel te veel geld voor een spits.’

Fair play

Ook in België swingen transfergelden en spelerslonen sinds het Bosman-arrest de pan uit, al wordt zelden of nooit over exacte bedragen gecommuniceerd. De duurste aankoop van ons vaderlandse voetbal is Aleksandar Mitrovic, de Servische spits waarvoor Anderlecht vorig jaar 5 miljoen euro neertelde. Mitrovic is jong en talentvol, en kan – als het wat meezit – na enkele seizoenen met fikse winst worden doorverkocht. De meeste Belgische clubs houden het doorgaans bescheidener. Transfersommen van meer dan één miljoen euro zijn slechts voor een handvol topclubs weggelegd. Sugar daddies bestaan in België eigenlijk niet. Maged Samy, de Egyptische geldschieter van SK Lierse, is zowat de enige die aan dat profiel voldoet, en die houdt dan nog eens de knip op de beugel. Grote transfersommen spenderen de Pallieters niet meer: technisch directeur Tomasz Radzinski speurt naar vrije spelers of spelers die gehuurd kunnen worden.

Bovendien hangt het Belgische voetbal sinds begin mei een nieuw zwaard van Damocles boven het hoofd. Toen deed het arbeidshof van Hasselt een verrassende uitspraak in de rechtszaak tussen Racing Genk en zijn ex-speler Mohamed Dahmane. De Algerijnse spits had na enkele maanden in de B-kern zijn contract met Racing Genk verbroken en moest daarvoor een vergoeding van 880.000 euro betalen. Het arbeidshof oordeelde echter dat een speler zichzelf kan vrijkopen tegen maximum zes maandlonen. Concreet hoefde Dahmane slechts 220.000 euro te betalen.

Op die manier dreigen Belgische clubs het nog moeilijker te krijgen om hun spelers te behouden. Het Dahmane-arrest zou best kunnen uitgroeien tot een tweede Bosman-arrest. Toch vermoedt Peeters dat het zover niet zal komen. ‘De spelers zouden inderdaad iets meer onderhandelingsmacht kunnen krijgen, maar ik zou dat niet overdrijven. Voetballers denken niet echt op de lange termijn. Een jonge speler die voor een eersteklasseclub tekent, is vooral blij dat hij een kans krijgt. Die is heus niet bezig met de transfersom waarvoor hij enkele jaren later zou kunnen vertrekken.’

Economen zijn het erover eens dat er in theorie geen bovengrens bestaat voor transfersommen. Hoe meer geld het voetbal genereert, des te meer geld zullen clubs aan spelers spenderen. Schuchtere pogingen van de Wereldvoetbalbond om orde op zaken te stellen, zetten voorlopig weinig zoden aan de dijk. Het probleem ligt veel fundamenteler, vindt Stefan Kesenne, emeritus professor sporteconomie aan de Universiteit Antwerpen. ‘Het huidige transfersysteem heeft geen enkele bestaansreden. Als ik als professor van de Universiteit Antwerpen naar de KU Leuven verhuis, hoeft Leuven ook geen transfersom te betalen. Transfersommen zijn volstrekt zinloos, compleet onnodig en trekken de verhoudingen tussen kleine en grote clubs nog meer scheef.’

Toch lijkt die verhouding vandaag schever dan ooit. In een schamele poging om de kleinere clubs toch enigszins een vergoeding voor hun inspanningen te bieden, werkte FIFA een systeem uit waardoor clubs voor spelers jonger dan 24 jaar toch een (kleine) som moeten betalen, die via een ingewikkelde verdeelsleutel over alle opleidende clubs wordt verdeeld. Wanneer Real Madrid dus een speler koopt die in zijn jeugdjaren bij Eendracht Peizegem heeft gevoetbald, heeft Peizegem recht op een (geringe) vergoeding. ‘Op zich is een opleidingsvergoeding geen slecht idee’, vindt Kesenne. ‘Alleen is die van FIFA hopeloos complex, waardoor nagenoeg geen enkele club eraan gehoorzaamt. Bovendien is het systeem in strijd met het Bosman-arrest, omdat het in theorie een speler kan beperken in zijn bewegingsvrijheid. Ik vrees dat het systeem het niet uithoudt voor de rechtbank.’

Er staat wel degelijk iets te veranderen. Met de zogenaamde Financial Fair Play die dit jaar van kracht wordt, bindt FIFA de strijd aan met de sugar daddies. Voortaan mogen clubs niet méér aan spelerslonen en transfergelden uitgeven dan wat ze jaarlijks binnenhalen aan voetbalinkomsten. Als ze die regel overtreden, volgen er monsterboetes en schorsingen. Toch gelooft Peeters niet dat het initiatief de verhoudingen eerlijker kan maken. ‘Het is een misvatting dat de Financial Fair Play er komt om de kleinere clubs te beschermen’, waarschuwt hij. ‘Clubs als Real Madrid en FC Barcelona halen meer dan genoeg inkomsten uit hun voetbalactiviteiten om hun aankoopbeleid gewoon voort te zetten. De kloof tussen de traditionele grote clubs en de rest zal alleen maar groter worden.’

Willie Groves had het eens moeten weten. Net als zoveel dure spitsen kon hij de hoge verwachtingen van zijn transfersom niet inlossen. Na één seizoen bij Aston Villa keerde hij terug naar Schotland. Vijftien jaar na zijn spraakmakende transfer stierf hij in diepe armoede aan tuberculose. Hij werd nauwelijks 39 jaar.

DOOR JEROEN ZUALLAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content