Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Amper 64 procent van de Vlamingen zijn hun huisarts trouw. Dat blijkt uit de nieuwe website van de Socialistische Mutualiteiten. Voor het eerst krijgen de Vlaamse huisartsen een duidelijk beeld van hun prestaties.

Hoe trouw zijn mijn patiënten? Schrijf ik niet te veel elektrocardiogrammen voor? Leg ik niet aanzienlijk meer huisbezoeken af dan mijn collega’s? Op de nieuwe website van de Socialistische Mutualiteiten kunnen de huisartsen aflezen hoe ze in 1998 op een twaalftal punten gemiddeld hebben gepresteerd. Individuele scores kunnen ze bij de Socialistische Mutualiteiten aanvragen. Hiermee kunnen ze de eigen prestaties vergelijken met de gemiddelden van collega’s in hun streek.

De grafieken zijn niet alleen voor de huisartsen interessant, maar ook voor het voeren van een overkoepelend gezondheidsbeleid. De cijfers wijzen bijvoorbeeld opmerkelijke regionale verschillen aan die nader onderzoek verdienen. Zo liggen de doktersrekeningen van Brugse patiënten bijna dubbel zo hoog als die van patiënten in Maaseik (figuur 1). Ieperse huisartsen leggen opvallend meer huisbezoeken af dan hun Hasseltse collega’s (figuur 2). En in Roeselare wordt er bijna dubbel zo veel ‘gemasseerd’ als in Turnhout (figuur 3). Totnogtoe slaagt het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), dat zo’n beleid moet helpen ontwikkelen, er niet in zulke recente gegevens op tafel te leggen. Maar daar komt volgens minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke verandering in.

Zijn mijn patiënten trouw? Voor de huisarts is dit misschien wel de belangrijkste vraag van het hele onderzoek. Het antwoord geeft namelijk aan hoe tevreden zijn patiënten zijn. Met een gemiddeld cijfer van 64 procent scoren de Vlaamse huisartsen eerder aan de lage kant. De huisartsen in Halle/Vilvoorde scoren het hoogst, met een getrouwheid van 71 procent. De Hasseltse collega’s bengelen aan de staart, met 56 procent. ‘De vraag naar de patiëntentrouw hebben we op verzoek van de huisartsen zelf toegevoegd’, zegt geneesheer-directeur Patrick Galloo die bij de Socialistische Mutualiteiten het project heeft geleid.

‘De huisartsen waren zeer geïnteresseerd in dit onderzoek. Dat is logisch. Totnogtoe hadden ze maar weinig gegevens om de eigen prestaties te vergelijken met die van collega’s in hun regio. Als je als huisarts weet waar je staat, kun je bijsturen. Als je ontdekt dat amper 27 procent van je patiënten trouw zijn, tegenover een gemiddelde van 64 procent, dan kan je uit die ‘wetenschap’ conclusies trekken (figuur 4). Als in jouw regio huisartsen gemiddeld 48 procent huisbezoeken afleggen en jij scoort merkbaar hoger, dan is die informatie verhelderend (figuur 5). Het is ook interessant een beeld te krijgen op de gemiddelde dokterskosten van jouw patiënten. Zitten die lager (figuur 6) of hoger (figuur 7)? Uit dit onderzoek blijkt dat individuele prestaties van huisartsen heel erg kunnen verschillen.’

BEPERKINGEN

‘Natuurlijk is dit onderzoek beperkt’, geeft dr. Galloo toe. ‘Onze database bevat alleen informatie van aangesloten leden. In de ene regio staan we sterker dan in de andere. Ons ledenbestand is niet volledig identiek met dat van andere ziekenfondsen. Ook voor het aanvragen van de individuele grafieken zijn er beperkingen. Huisartsen moeten jaarlijks minstens 100 contacten hebben met aangesloten leden. Anders kunnen wij hen geen relevante statistische informatie aanbieden. Huisartsen met een beperkte praktijk vallen dus uit de boot. Maar al met al kan gemiddeld toch 90 procent van de huisartsen de individuele scores opvragen.’

Welke gegevens zitten op het net? Per Vlaams arrondissement bieden 12 grafieken gegevens over een aantal patiëntenkenmerken en huisartspraktijken. Informatie over de patiënten is nuttig omdat dit soort kenmerken bepalend is voor het gebruik van de gezondheidszorg. Per arrondissement informeren grafieken over: leeftijd, geslacht, sociale franchise, totale uitgaven voor gezondheidszorg, zorg- en/of incontinentieforfaits en verzekeringsstatuut. Daarnaast kunnen ook grafieken met praktijkgegevens worden aangeklikt. Die bieden een beeld van het getrouwheidspercentage, het percentage huisbezoeken, het percentage avond-, weekend- en nachtbezoeken, de technische prestaties en het voorschrijfgedrag op het vlak van klinische biologie, medische beeldvorming, thuisverpleging en kinesitherapie.

Een aantal grafieken legt opmerkelijke regionale verschillen bloot die nader zouden moeten worden onderzocht. Zo liggen de gemiddelde ziektekosten per patiënt in Brugge (72.650 frank per patiënt per jaar) veel hoger dan die in, bijvoorbeeld, Maaseik (39.031 frank per patiënt per jaar) (figuur 1). ‘West-Vlaanderen heeft een oudere, Limburg een jongere bevolking. Ons ziekenfonds heeft in West-Vlaanderen een relatief oud ledenbestand. Maar hiermee kan je zulke grote verschillen toch niet verklaren’, vindt dr.Galloo. De grafieken over de ziektekosten tonen naast de totale kosten, het aandeel van de ambulante en de ziekenhuiskosten voor de patiënt en het RIZIV. De gegevens geven een idee van de gezondheidstoestand van de patiënten.

In sommige regio’s schrijven huisartsen opvallend veel kinesitherapie voor (figuur 3). Roeselare is zo’n uitschieter met een gemiddelde RIZIV-uitgave per huisarts van 16.349 frank, tegenover amper 8566 frank in Turnhout. ‘Ook dit fenomeen kunnen wij niet verklaren’, zegt dr. Galloo. ‘We weten al een tijd dat er in het arrondissement Roeselare zeer veel kinesitherapie wordt voorgeschreven. Waaraan dat te wijten is, zou verder moeten worden onderzocht.’ Andere frappante verschillen zijn er op het vlak van de huisbezoeken (figuur 2).

Zo bedraagt het gemiddeld aantal huisbezoeken in het arrondissement Ieper 53 procent. Dat steekt schril af tegen de cijfers in bijvoorbeeld Hasselt (32 procent).

HET RIZIV WORDT HERVORMD

Ook al is het project in de eerste plaats bedoeld als een dienstverlening voor de huisartsen, de grafieken bevatten een hoop gegevens die interessant zijn voor het beleid. Nu het concept van de vaste huisarts en het globaal medisch dossier veld wint, is bijvoorbeeld informatie over de patiëntentrouw meer dan welkom. Ook de gezondheidswerkers zelf – artsen, tandartsen, verpleegkundigen, paramedisch personeel – zijn gebaat met recent statistisch materiaal. Dat komt omdat zij, meer dan vroeger, nauw bij beleidsbeslissingen betrokken zijn. Hierbij zijn harde cijfers nuttig.

Waar blijft het RIZIV in dit verhaal? Waarom zorgt het RIZIV niet voor zo’n informatiestroom naar de huisartsen? ‘Het RIZIV beschikt over heel wat beleidsrelevante informatie. Niet alleen over de Vlaamse huisartsen, maar over alle Belgische gezondheidswerkers. Alleen is die informatie in het verleden niet tot bruikbaar statistisch materiaal verwerkt’, antwoordt minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke. ‘In de komende jaren zal dat veranderen, voornamelijk op het vlak van het voorschrijven van medicijnen en de medische praktijk in ziekenhuizen. Voor mij is dit een absolute topprioriteit.’

‘Het RIZIV werkt goed, maar een en ander kan op bepaalde domeinen toch verbeterd worden’, stelt de minister. ‘Door met het RIZIV bestuursovereenkomsten af te sluiten, willen wij een aantal mankementen verhelpen, zoals dat in het kader van de responsabilisering ook met de andere sociale semi-overheidsinstellingen gebeurt. Op dit moment lopen de onderhandelingen hierover. Op 1 januari 2001 gaat de bestuursovereenkomst met het RIZIV in voor een periode van 3 jaar.’

In de overeenkomst is de verbeterde communicatie een van de doelstellingen. Minister Vandenbroucke: ‘Het RIZIV moet veel beter communiceren met bijvoorbeeld artsen, tandartsen, verpleegkundigen en paramedisch personeel. De verstrekte informatie zal een stuk adequater en recenter moeten zijn. Het RIZIV moet daarvoor voldoende personeel krijgen.’

‘We willen de artsen en artsenkringen recente informatie ter beschikking stellen, bijvoorbeeld via de databank Pharmanet (gegevens over het voorschrijven van geneesmiddelen). Op basis van die informatie is echte ‘peer review’ mogelijk, kunnen zorgverleners medische praktijken wederzijds toetsen, onder collega’s. Dat is essentieel als we tot een rationeel voorschrijven van medicijnen willen komen.’

De werking van het RIZIV moet op nogal wat vlakken worden opgeblonken. Ingewikkelde procedures en structuren moeten worden vereenvoudigd, de procedures voor de registratie en terugbetaling van geneesmiddelen moeten versneld worden, de gegevens van Pharmanet moeten gedetailleerder aan de artsen worden meegedeeld. Wat met het RIZIV als overlegmodel? Waarin machtige lobby’s al te vaak de eigen belangen verdedigen, in plaats van die van de patiënt? ‘Het overlegmodel is belangrijk, maar het mag het voeren van een beleid natuurlijk niet in de weg staan’, besluit de minister.

(Website: www.socmut.be)

Marleen Teugels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content