Ronald Reagan overleed op 5 juni. Zijn erfenis is niet te onderschatten, veel van wat we nu gewoon vinden, werd tijdens zijn achtjarige presidentschap ontworpen. Een portret van de 40e president van de Verenigde Staten.

De feiten van zijn leven zijn bekend. Ronald Reagan werd geboren in 1911 als zoon van een Ierse schoenverkoper. Hij groeide op in de grote depressie, maar vond een baan als sportjournalist bij de radio. In 1937 verkaste hij naar Hollywood, waar hij 53 films zou draaien, waarvan geen enkele bekend werd over de oceaan. Zijn eerste huwelijk mislukte. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij voorzitter van de vakbond voor acteurs en hielp ijverig mee aan de opsporing en verdrijving van acteurs met communistische sympathieën. Hij trouwde een tweede keer, met Nancy Davis. Toen zijn filmcarrière ten einde liep en zijn televisieprogramma moest wijken voor Bonanza, schakelde hij over op de politiek. In 1966 werd hij gouverneur van de staat Californië. Hij bleek een uiterst conservatief en bekwaam politicus. Eind de jaren zeventig deed hij voor de derde keer een gooi naar het presidentschap van zijn land. Het lukte, van 1981 tot 1989 resideerde Ronald Reagan in het Witte Huis.

Een terugblik op die acht jaar presidentschap levert een dubbel beeld op. Reagan was de populairste president die de Verenigde Staten ooit hadden. Na vier jaar regeren won hij een tweede mandaat met de hoogste score ooit, hij kreeg 49 van de 50 staten achter zich. Sindsdien wordt aangenomen dat elke president een tweede termijn moet halen. Reagan was tegelijk de meest bekritiseerde president. Hij werd algemeen beschouwd als dom, lui en niets meer dan de stroman van de wapenlobby. Zijn versprekingen waren legendarisch: op staatsbezoek in Israël verwarde hij tot ieders ontzetting zelfs Tel Aviv en Tenerife.

Dat dubbele beeld duikt overal op. Reagan predikte gezinswaarden, maar was gescheiden en maakte openlijk ruzie met zijn kinderen. Hij praatte over zorgen voor elkaar, maar creëerde een samenleving waarin hebzucht en egoïsme domineerden. En terwijl zijn ministers en adviseurs ontslag moesten nemen, bleef hij de witte ridder, de échte teflonpresident. Dat was maar één van zijn bijnamen. The Gipper verwees naar een film uit 1940 waarin de held – gespeeld door Reagan – symbool stond voor de man die de strijd niet opgeeft, zelfs al gaat alles verkeerd. Maar zijn eretitel werd The Great Communicator, de man die een horde kritische journalisten kon doen lachen en een stadion vol wantrouwige tegenstanders deed smelten.

Een simpele droom

Het was de basis van zijn succes. Reagan begreep als geen ander wat de meeste Amerikanen dachten en zei wat ze wilden horen. Toen hij campagne voerde voor het presidentschap, liepen de jaren zeventig op hun einde. De Verenigde Staten kampten nog met de littekens van Vietnam, ze waren geschokt door Watergate en de leugens van president Richard Nixon. God leek de kant van de ánderen te hebben gekozen: de Sovjet-Unie was binnengevallen in Afghanistan en ayatollah Khomeiny liet in Iran Amerikaanse vlaggen verbranden en Amerikaanse diplomaten gijzelen. Cuba was nog altijd communistisch en Centraal-Amerika leek op het punt te staan Moskou te omhelzen.

In dat verwarde land verwoordde Reagan plots de angsten van de gewone mensen. Van de ouders die met ontzetting zagen dat hun kinderen aan de drugs zaten, ongetrouwd samenleefden en geen baan vonden; van hen die geconfronteerd werden met de eerste aidsslachtoffers; van de bange blanke mensen die de opmars van zwarten en hispanics vreesden en de permissieve maatschappij van de jaren zestig van alles de schuld gaven. Reagan hield hen een droom voor, een simpele droom van een shining city, van een land waar ‘elk huis een zwembad had en elk echtpaar een tweede auto’. Een land waar de mensen geloofden en waar geloof iets betekende. Een land van ondernemers, waar de regering zich niet met alles bemoeide. ‘De regering is niet de oplossing, ze is het probleem’ hield hij zijn kiezers voor. Hij legde geen ingewikkelde dingen uit, maar kondigde zijn besparingen aan met het wijdverbreide beeld van de luie werklozen, die met hun auto hun dopgeld ophalen. Politiek, zei hij, is eenvoudig. Je moet je maar twee vragen stellen: ‘Hebben we het vandaag beter dan vier jaar geleden? Wordt ons land in de wereld gerespecteerd?’

Een voodoo-economie

De Verenigde Staten wilden respect en Reagan had een eenvoudige oplossing. Een sterk land krijgt dat vanzelf. Dat is de basis van wat vandaag unilateralisme wordt genoemd. De Verenigde Staten wilden zich een voelen en dus gaf hij hen opnieuw een duidelijke vijand: de Sovjet-Unie, die hij onbekommerd het ‘Rijk van het Kwaad’ noemde. Dat gevaarlijke kwaad moest bestreden worden: in Grenada, waar hij binnenviel; in Nicaragua, waar hij illegaal de contra’s steunde; in Afghanistan, waar Amerikaanse adviseurs de lokale warlords hielpen en in Polen, waar hij samen met paus Johannes Paulus II de vakbond Solidarnosc op de kaart zette. Ondertussen onderhandelde hij met sovjetleider Mikhaïl Gorbatsjov en bouwde de nucleaire wapenarsenalen af. Tegelijk werkte hij aan een machtig leger en een ruimteschild waaronder elke Amerikaan veilig was. Ook bij een invasie van marsmannetjes, waarin Reagan vast geloofde.

Dat de uitbouw van het leger geld kostte, was duidelijk. Maar geld was er dankzij de Reaganomics, later door George Bush beschreven als voodoo-economie. Het recept was eenvoudig: belastingverlaging voor de rijken zou de ondernemers aanzetten banen te creëren, zeker als de vrije markt helemaal kon spelen. Afschaffing en inkrimping van werklozensteun en andere sociale voorzieningen leverden niet alleen forse besparingen op, maar zouden de werklozen uit hun ‘hangmat’ jagen. De som van die maatregelen was dat iedereen aan het werk ging, waardoor het terugbetaaleffect de staatskas zou vullen. Dat klopte niet, Reagan liet een begrotingstekort na dat twaalf jaar besparingen vereiste, een handelsbalans die totaal uit evenwicht was, en een overbeschermde Amerikaanse markt. Maar hij liet ook een land na dat zelfvertrouwen had, en waar de inflatie en de werkloosheid zeer laag waren. Zijn recept waarin de staat zich terugtrekt en de vrije markt ongereguleerd kan spelen, bestaat tot vandaag.

De teflonpresident was en bleef acteur, hij besefte maar al te goed dat perceptie het won van de realiteit. Ook dát is zijn politieke erfenis. En hij speelde het perfect: de Verenigde Staten hadden een held nodig, en Reagan gaf hen er een. Een man van 70 die er jong en vitaal uitzag, een jongen die van nergens kwam en president werd. Een man die overal en altijd hetzelfde was, die de oneliner in de politiek introduceerde en ermee scoorde. Een president die zei dat politiek niet om Washington draaide, maar om de Main Street.

Zijn erfenis is groot, al moet hij ze delen met anderen. Het is een eigenaardige speling van het lot dat de jaren tachtig beheerst werden door politici die elkaar zo aanvoelden: Reagan, de Britse premier Margaret Thatcher en Gorbatsjov. Samen deden ze de Sovjet-Unie imploderen, samen beëindigden ze de Koude Oorlog. En alledrie verdwenen ze begin de jaren negentig. Thatcher werd weggestemd, Gorbatsjov werd afgezet en Reagan verdween in de mist van Alzheimer. Op zijn manier: hij deelde het zijn land mee.

Misjoe Verleyen

Reagan besefte maar al te goed dat de perceptie het won van de realiteit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content