Oudenaarde viert het Keizer Karel-jaar met het exportproduct van weleer: wandtapijten.

Een van de vele Karel V-legenden vertelt hoe de vorst ooit met zijn gevolg voor de gesloten poorten van Oudenaarde stond. De poortwachter had de groep wel zien aankomen, maar hij had Karel niet herkend. Woedend verordende deze dat in het stadswapen voortaan een bril zou staan. Dat “brilletje” is eigenlijk een gestileerde A van Aldenardia, maar het verhaal heeft ook zijn rechten.

Dat Karel wel eens in Oudenaarde kwam, kan evenwel niet worden ontkend, want hij heeft er sporen nagelaten. Uit een relatie met Janneke van der Gheynste, de dochter van een wever uit Nukerke, werd in 1522 een kind geboren, de latere landvoogdes Margareta van Parma.

Oudenaarde kon dus niet achterblijven in het koor van steden die het Keizer Karel-jaar voorbereiden. Waarmee kon de stad beter uitpakken dan met haar vroegere exportproduct bij uitstek: wandtapijten. Tot zijn ontzetting stelde het stadsbestuur in 1980 vast dat het nog maar tien van die beroemde wandtapijten in eigen bezit had. Een spaarpotje werd aangelegd om toe te slaan wanneer een Oudenaards wandtapijt op de markt kwam. Die politiek heeft succes gehad, want de stad bezit opnieuw 23 wandtapijten van eigen makelij. Enkele ervan werden intussen gerestaureerd in het precies daartoe opgerichte atelier in het Huis de Lalaing, op de rechteroever van de Schelde.

In 1995 werd dan beslist om wandtapijtenspecialiste Ingrid de Meûter onder de arm te nemen om een status quaestionis van het Oudenaards wandtapijt op te maken. De kunsthistorica concentreerde zich op de wandtapijten zelf en werd voor het archiefonderzoek bijgestaan door Martine Vanwelden. Dat onderzoek is intussen afgesloten, een knap geïllustreerd boek ligt in de boekhandel en de overzichtstentoonstelling van de Oudenaardse wandtapijten moet deze zomer veel publiek naar de stad lokken.

Niet minder dan 95 tapijten van over heel de wereld werden bij elkaar gebracht, waarvan 45 uit privé-collecties en 30 uit de reserves van enkele musea, stukken die het grote publiek nooit te zien krijgt. Omdat de oogst zo omvangrijk is, werd gekozen voor vier locaties: in het stadhuis zijn de wandtapijten verspreid over vier verdiepingen tot vlak onder het imposante dakgebinte; de aanpalende Lakenhalle is het mooist denkbare decor voor deze grandioze luxeproducten; in de Sint-Walburgakerk werd gekozen voor een ophanging in de middenbeuk van de kerk, zoals dat eeuwen geleden gebruikelijk was bij een Blijde Inkomst en in het Huis de Lalaing werden enkele kamers gereconstrueerd in achttiende-eeuwse stijl, met de wandtapijten geïntegreerd in het decor. Daar is ook het restauratie-atelier te bezichtigen en kan de bezoeker met de computer een eigen wandtapijt samenstellen.

EEN GENERALE ORDONNANTIE

De geschiedenis van de Oudenaardse wandtapijten is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de stad en de streek. De oudste vermelding van een tapijtwever in Oudenaarde dateert van 1368, maar de oudste als Oudenaards geïdentificeerde wandtapijten dateren van halfweg de zestiende eeuw. In 1544 had keizer Karel namelijk een generale ordonnantie uitgevaardigd, die de tapijtweverij in de Nederlanden reglementeerde. Elk wandtapijt moest voortaan een stadsmerk – in Oudenaarde het “brilletje” – en een weversmerk dragen. In de loop van de volgende eeuwen zou het reglement evenwel in onbruik geraken, zodat de tapijten minder gemakkelijk te identificeren waren. De meest bekende Oudenaardse wandtapijten zijn de “verdures” met veel bomen, struiken en grote groene bladeren. Maar zoals de titel van de tentoonstelling “Meer dan groen” aangeeft, werden er ook “andere” wandtapijten in het Oudenaardse vervaardigd. Dit gebeurde soms in reeksen en bepaalde ontwerpen (cartons) werden verschillende malen gebruikt. In de expositie zijn daarvan mooie voorbeelden te zien.

Tapijtwevers en -handelaars waren lieden die vele, ook buitenlandse, contacten onderhielden. Zo kregen zij gemakkelijk toegang tot nieuwe ideeën, zoals die van de hervorming. De tapijtweverij was echter ook zwaar conjunctuurgebonden en sociale onrust was nooit veraf. Het is dan ook geen toeval dat de baas van de Oudenaardse Bosgeuzen in de zestiende eeuw, Jacob Blommaert, tapijthandelaar was. Het verhaal van de verstrengeling van de artistieke aspecten van de Oudenaardse wandtapijten met de socio-economische context wordt uitgebreid uiteengezet in het bijbehorende boek.

“Meer dan groen. Oudenaardse wandtapijten van de 16de-18de eeuw”, op vier locaties in Oudenaarde. Tot 3 oktober.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content