De geheimzinnige oogst
Meer dan honderd recent ontdekte werken maakten een extra boekdeel nodig van de oeuvrecatalogus van René Magritte. Een aantal stukken is deze zomer te gast in het Magritte Museum in Brussel, voor ze zoals de rest weer aan particulieren verkocht zullen worden.
Door een raampje in de lift is een gevierendeelde vrouw te zien. Per verdieping defileert een ingelijste afbeelding van een afgerukt lichaamsdeel. ‘Het eerste schilderij: Georgette Magritte’, zegt de wachter wanneer de lift boven is. De etages met tentoonstellingszalen worden vervolgens te voet afgedaald. Alleen in de brede traphal dringt daglicht door. In de zalen zelf haalt kunstlicht de fantastische werken uit het donker, met respect voor hun intimiteit en mysterie. Kernachtige uitspraken van de kunstenaar op de muren, groot in het Frans, klein in het Nederlands: ‘Geschreven poëzie is onzichtbaar, geschilderde poëzie heeft een zichtbare verschijningsvorm.’ Een bewaker zegt met uitgestoken vinger dat een pen vasthouden enkel mag mits je een speciale toelating hebt, veertien dagen voor het bezoek aan te vragen. ‘Maar doet u gerust verder.’ Op de glazen deur van de allerlaatste zaal staat 18 +, jongeren niet toegelaten. Welkom in het Magritte Museum in Brussel, dat onlangs zijn derde verjaardag vierde met de kleine presentatie Magritte herontdekt.
Dat toegangsverbod heeft te maken met de aanwezigheid van zes pornografische tekeningen. Tieners die dat zouden willen, kunnen ze op het internet bekijken (op plusmagazine.be, bijvoorbeeld), maar niet op de plaats waar ze echt hangen. Je zou dat surrealisme kunnen noemen. Dan is het woord niet eens zo foutief gebruikt, want ook voor René Magritte (1898-1967) betekende surrealisme ‘de invraagstelling van de werkelijkheid door de werkelijkheid zelf’. Drie van zijn zes gore pentekeningen uit 1946 voor George Batailles roman Madame Edwarda waren al eerder getraceerd en voor echt verklaard. De andere kreeg het Comité Magritte pas in oktober 2010 ter verificatie voorgelegd. Ze dienen nu als blikvangers voor een presentatie van zo’n twee dozijn schilderijen, gouaches en tekeningen. Dat is een vijfde van de recente ontdekkingen.
De volledige oogst staat in een nieuw boekdeel dat de vijfdelige oeuvrecatalogus uit 1997 aanvult. Dat was het levenswerk van de betreurde Britse kunstcriticus David Silvester. Van zijn twee toenmalige mederedacteurs, Michael Raeburn en Sarah Whitfield, nam die laatste de redactie van de Newly Discovered Works voor haar rekening. Zij maakt ook deel uit van het Comité Magritte, opgericht om de vloed te keren van dubieuze werken die na de publicatie van de oeuvrecatalogus op de markt verschenen. Tussen september 2000 en oktober 2010 verklaarde het comité 13 schilderijen en 30 gouaches als authentiek. Een aantal stond al vermeld bij de 1852 werken uit de oeuvrecatalogus, maar waren tot dan onvindbaar of te vaag gedocumenteerd en verstoken van een adequate reproductie. Voor het eerst werden nu ook tekeningen opgenomen. Het comité schreef 84 bladen met tekeningen (en schetsen) toe aan Magritte, en bekent ootmoedig dat de grondige studie van het getekende oeuvre nog moet gebeuren.
Het oudste onder de nieuw ontdekte schilderijen, een christushoofd, dateert van 1918, het jongste is van 1966, La recherche/ de l’absolu. De andere elf zijn mooi gespreid over de decennia. Niet dat ze een nieuw licht op de kunstenaar werpen, al zijn sommige wel exemplarisch voor een belangrijke stap in zijn ontwikkeling. La récolte des nuages (1927) realiseert de idee van de metamorfose: achter een theatergordijn gaat een hemel open waarin de wolken in hout aan het veranderen zijn. Magritte uitte zijn enthousiasme daarover in een brief aan zijn kompaan Paul Nougé. Tot nu toe kon hij objecten alleen mysterieus maken door ongelijksoortige dingen bij elkaar te brengen, of ze in een ongewone context te plaatsen, maar nu had hij na onderzoek een nieuwe mogelijkheid van het object ontdekt: ‘geleidelijk iets anders worden, het object versmelt in een ander object dan zichzelf’.
What’s in a name?
De notie van onderzoek valt niet te onderschatten bij Magritte. Een in 2005 aan het comité gepresenteerde tekening uit 1937 is uit een schetsboek gerukt dat hij gegeven had aan Marcel Mariën, een nieuwe ‘medeplichtige’. Beiden praatten over schilderijen als over problemen die opgelost moesten worden. Het paard dat op de tekening te zien is, hield de schilder een half jaar bezig voordat hij Mariën de oplossing meldde: het paard moest worden bereden door drie ruiters die de gedenkwaardigste periodes uit de geschiedenis voorstellen: de oudheid met korte tuniek en krullen, de riddertijd als een musketier, en de moderniteit opgedirkt met bolhoed, stropdas en maatpak. Zo ontstond het doek La chaîne sans fin, in 1940 vernield tijdens het Duitse bombardement van Londen.
De merkwaardigste ontdekking is meteen het belangrijkste onderzoeksdocument van Magritte: een beknopte handleiding voor zijn beeldgebruik. Het gaat om een geïllustreerd manuscript van Les Mots et les Images (1928-’29) met de opsomming van de mogelijke relaties tussen een object, zijn beeld en zijn benaming. Het inzicht dat die relaties louter accidenteel zijn, gaf de kunstenaar carte blanche om de gangbare verhoudingen te verstoren en er puur poëtische voor in de plaats te geven. Het is de basis van Magrittes surrealisme.
Sarah Whitfield keek niet op van een raadsel minder of meer, getraind als ze is in de omgang met een meester in het jongleren, het variëren, het verbergen en het misleiden. De ontdekking van een van de acht (of meer) vrijwel identieke ‘objectschilderijen’ met als titel La Malédiction (1936 of 1937) geeft een klein idee van de vreemde dingen die onder de ogen van de onderzoekster gebeurden. Ironisch genoeg begon voor een keer niet het beeld zelf te spoken. Het stelt gewoon een blauwe hemel met witte wolken voor. De combinatie met de titel, ‘De vervloeking’, klinkt wel als een waarschuwing. Dat zit zo. In de oeuvrecatalogus van 1997 stond het vermeld als gestolen uit een Belgische privéverzameling. De verzekeraar van de collectioneur had een foto gestuurd van het werk, dat niet gesigneerd bleek. Toen het in januari 2005 aan het comité werd voorgelegd, droeg het plots parmantig het signatuur van Magritte. Aangebracht door onbekenden. Het werd niettemin authentiek bevonden.
Whitfield, het comité en de Fondation Magritte die alles beheert, laten nooit het achterste van hun tong zien. Dat is deels begrijpelijk. In ruil voor het voorleggen van hun werken aan het comité, wordt de eigenaars confidentialiteit beloofd. Vaak wordt verificatie alleen aangevraagd om een werk geloofwaardig op de markt te kunnen brengen. Dat bleek alvast het geval voor het leeuwendeel van de newly discovered works. Geen enkel ervan is bestemd voor een publieke collectie, de meeste zijn al particulier doorverkocht. Een vijfde kon nog net worden gestrikt voor de kleine museumpresentatie voor achttienplussers.
EXPO: MAGRITTE HERONTDEKT, TOT 16/09 IN HET MAGRITTEMUSEUM, KONINGSPLEIN 1, 1000 BRUSSEL.
BOEK: SARAH WHITFIELD, RENÉ MAGRITTE, NEWLY DISCOVERED WORKS, CATALOGUE RAISONNÉ VI, MENIL FOUNDATION, MERCATORFONDS, MAGRITTE FOUNDATION, 160 BLZ., 49,95 EURO.
DOOR JAN BRAET
Een toegangsverbod voor -18-jarigen, die de seksprenten wel op het internet kunnen bekijken? Je zou dat surrealisme kunnen noemen.